Het zwerfhondje Daggoe zoekt naar zijn baasje, terwijl Jezus zijn verjaardagsfeest viert in de hemel. Is Daggoe echt van God en mensen verlaten?
Een uitgemergeld zwerfhondje sjokt door een statige laan. Zo duur als de huizen zijn, zo guur is de wind.
Daggoe – dat is de naam van het hondje – probeert nog eenmaal de pijnlijke ijstroep weg te bijten, die zich tussen de nagels van zijn poot heeft samengeklonterd. Verloren moeite, weet het hondje als het ineenzakt.
Daggoe steekt zijn neus in de lucht. Hij ruikt fazanten, hazen, herten, puddinkjes, taartjes, honden die wel een warm mandje hebben, prijzige sigaren, dennentakken en het angstzweet van Timo, die voor het eerst bij zijn schoonfamilie op bezoek is en wiens vriendin van hem eiste dat hij normaal zou doen.
Dan sluit Daggoe zijn bruine kraalogen en droomt hij van een overnachting in de armen van zijn baas. Weldra dekken sneeuwvlokken zijn kwispelstaart toe. Dat beest heeft de ganse stad uitgekamd. Zijn baasje was niet op het station en niet in het park. Ook de hoeren en dealers hadden geen flauw idee waar de baas was en toen Daggoe bij het Leger des Heils kwam, kreeg hij een schop tegen zijn kop.
Is Daggoe daadwerkelijk van God en mensen verlaten?
Nee. In de hemel is het verjaarsfeest van Jezus bezig.
Vanaf onze planeet bezien zijn Zijn teennagels de helderste sterren aan het firmament, maar zelf ziet Jezus het op dit moment niet zo.
De hemelbewoners waren op Kerstavond begonnen, en het is nu Tweede Kerstdag, dus de sfeer begint erin te komen. Zelfs de Vredevorst zelf is voor zijn doen aardig aangeschoten.
Al Jarreau zingt prachtig ‘We’re in this love together’ en Hugh Hefner schuifelt met alle hemelho's.
God ziet het aan, met lede ogen, en schudt zijn hoofd. Hij wil lekker op Zijn gouden troon naar Al Jarreau gaan zitten luisteren, maar krijgt Eberhard van der Laan er met geen mogelijkheid van af. Als Roger Moore en Albert Moses het vuur openen op de ongenodigde Slobodan Praljak, die natuurlijk in de hel woont en stiekem kaliumcyanide in de drankjes der genodigden stopt, verlost Jezus zich even van het feestgedruis.
De Verlosser ploft op een wolk en tovert sigaret en aansteker tevoorschijn.
‘Jeetje,’ mompelt Jezus, ‘wel jammer dat ze dit jaar weer vergaten een cadeautje voor me te kopen.’
Hij kijkt naar beneden, naar Zijn voeten die maar een beetje in de lucht bungelen. Vanaf onze planeet
bezien zijn Zijn teennagels de helderste sterren aan het firmament, maar zelf ziet Jezus het op dit moment niet zo.
De linkersandaal van Jezus glijdt van Zijn voet en valt honderden meters naar beneden.
Na een minuut landt de sandaal in een hoopje sneeuw op aarde, precies onder Jezus' wolk.
‘Woef!’ zegt het hoopje sneeuw, en dan is het weer stil.
De Heer herkent de blaf van Daggoe.
Hij laat een traan en fluistert: ‘jou laat ik heus niet doodvriezen, domme Daggoe.’
En zie, Timo verlaat het huis van zijn suffe schoonouders om een luchtje te scheppen.
Hij probeert te bedenken waarom hij zijn vriendin zo leuk vindt, en komt tot de conclusie dat hij nu eenmaal valt op vervelende vrouwen.
‘Allemachtig,’ denkt Timo, ‘een sneeuwhoop met twee oortjes?’
Hij hurkt bij Daggoe neer en klopt voorzichtig de sneeuw van het hondje af.
Daggoe ontwaakt en drukt zijn neus tegen die van Timo.
‘Ben jij misschien een lief kersthondje?’ zegt Timo tegen Daggoe.
‘Waf!’ zegt Daggoe tegen Timo.
De jongeman neemt het hondje in zijn armen, loopt naar zijn auto en rijdt zonder zijn vriendin gedag te zeggen de straat uit, precies zoals Jezus het voor ogen had.