Foto's: Privécollectie Ava Mees List
Ik ben zo iemand zonder televisie geworden. Ik kan niet meepraten over So You Think You Can Dance en ik weet niet wie er bij Matthijs aan tafel zat gisteravond. Het zit zo. Iedereen jubelde zo over het leven zonder, dat ik dacht: goh ja, goeie, als ik nou dat ding laat afsluiten dan kom ik ook nog eens aan wat nuttigs toe. Voor die tijd kwam het namelijk nogal eens voor dat ik tot in de kleine uurtjes van de nacht AT5 herhalingen zat te kijken, of ontwikkelde ik wat ongezonde verslavingen aan onzinnige programma’s op SBS6.
Maar nu het zover is moet ik zeggen dat ik niet lekker vroeg in bed stap met de nieuwste Kafka. Ik spendeer gewoon de resterende tijd op deze klotecomputer. Alsof het een verlengstuk van mijn lijf is geworden sleep ik hem door het hele huis mee, van de tafel naar de bank naar de slaapkamer en zelfs, ik geef het gewoon toe, naar het toilet. Zodat ik al plassend nog mijn Facebook kan checken, of door kan gaan met gedownloade Mad Men afleveringen kijken. En als ik niet op het internet dezelfde vijf sites aan het bekijken ben dan wordt er wel muziek vanaf dit ding geluisterd, of moet er op gewerkt worden.
De Facebookverslaving is een wijdverspreid fenomeen waar men zich over het algemeen lichtelijk voor schaamt. Vrijwel iedereen voelt zich licht voyeuristisch, maar toch is de drang om andermans foto’s, updates en relatiestatus te bekijken sterker dan wij. En dat dan zo ongeveer dertig keer op een dag. Wat zeg ik, dertig keer per uur. Ik denk dat ik tijdens het schrijven van dit stuk toch wel flink wat keren het tikken heb onderbroken om te kijken of er al iemand zijn virtuele duim had opgestoken over mijn nieuwe foto. De tijden zijn veranderd. Wanneer ik nu een goede foto van mezelf tegenkom, is mijn eerste gedachte niet: “Inlijsten, ophangen!” maar: “Yes, een goeie profielfoto!” Hoe is het mogelijk. En als ik niet in spanning wacht tot iemand anders een geniale foto van me tagt dan maak ik wel een foto met Photobooth. Met als gevolg dat ik dus 400 foto’s van mezelf heb waarop ik zwoel in de camera kijk.
Maar niet alles aan Facebook is gluurderige onzinnigheid. Sowieso kan men zichzelf profileren zoals hij of zij wilt. Alles wat men online zet wil men kenbaar maken, en zo ben je dus niet echt aan het spioneren. Bovendien is het echt een goede manier om spelenderwijs in contact te blijven met een groot aantal mensen. Zo weet ik wat mijn vrienden over de hele wereld uitspoken, en wanneer ik een veredelde kennis tegen kom kan ik saaie gesprekken van ‘wat doe jij nu’ vermijden en direct vragen hoe de zelfgebakken appeltaart nu eigenlijk smaakte of waarom diegene weer als ‘single’ door het leven gaat. Het is alsof je een online triviabestand hebt staan, met instant feiten over deze en gene.
Deze week had ik hooggeëerd bezoek uit Canada, mijn goeie makker Kyle. Ik had hem al een tijd niet gezien en we waren dolblij met ons weerzien. We konden eindelijk bijkletsen, samen de stad onveilig maken en wat al niet meer. Gisteravond zaten we samen in de woonkamer. Ik achter mijn computer, hij achter de zijne. “Wat ben je aan het doen,” vroeg ik hem. Hij was aan het chatten. Ik ook. Ik stond stil bij de belachelijke situatie. Daar zaten we dan, stilzwijgend in elkaars aanwezigheid met anderen te communiceren door middel van slordig geschreven zinnen zonder hoofdletters of interpunctie. En het is niet de eerste keer dat het me overkomt. Vaak genoeg zit ik onder het mom van werk achter een laptop in een café (zoals nu, trouwens) een half gesprek te voeren met mijn gezelschap. Vreselijk ongezellig, als je er over nadenkt. Want je zit niet lekker knus met zijn allen achter de computer, tenzij er weer een flauw YouTube filmpje is dat iedereen móet zien.
Nee, dan liever een televisie. Dat was pas ouderwets vermaak, waar je gewoon vierkante ogen van kreeg en kon zeiken over de kapotte afstandsbediening. Ik ga toch maar weer eens met UPC bellen.