Na dichtbundels en een novelle verscheen onlangs de eerste roman van Joost Oomen, Het Perenlied. Ik stopte de roman en twee mandarijnen in mijn tas en stapte in de trein naar Amsterdam om hem erover te spreken. Toen ik uitstapte, bleek een van de mandarijnen geplet: het boek zat onder het sap.
Toepasselijk, want Het Perenlied is een boek vol fruit. Het fruit zingt, net als allerlei andere kleine, alledaagse dingen, het Perenlied. Van het luisteren naar het Perenlied word je gelukkig, maar de meeste mensen horen het niet. De Bietenkoningin, de hoofdpersoon van de roman, hoort het Perenlied overal. Samen met haar geliefde probeert ze anderen, die afgeleid zijn door massa-vermaak, naar het Perenlied te laten luisteren.
Ik spreek Joost, die onlangs door de Volkskrant werd uitgeroepen tot het literaire talent van 2021, in zijn gloednieuwe atelier. Zó gloednieuw dat Joost de tweede stoel speciaal voor mij heeft aangeschaft (maar niet zo gloednieuw dat er nog kale muren zijn: die zijn volgeplakt met posters van watermeloenen en ezels met broeken aan).
Hoi Joost, in je boek komen zo ongeveer alle fruitsoorten voorbij, maar heb je zelf stiekem een favoriet?
‘Nu is het de lychee. Een lychee is zo'n waanzinnig raar ding. Je hebt die harde roze korst met stekels en je moet hem pellen als een eitje. Dan ontdek je daaronder iets dat lijkt op de oogbal van een geit. Als je die bal in je mond stopt, komt er een soort olijf uit. Er zitten drie totaal bizarre elementen in één lychee. Dat vind ik heel leuk, daarom ben ik er dol op. Ik geef toe dat het veel gedoe is voor de hoeveelheid vruchtvlees. Een appel is economischer, maar de lychee is een groter avontuur.’
Het Perenlied gaat over genieten van kleine dingen. De hoofdpersonages denken dat vermaak, kunst en literatuur ervoor zorgen dat mensen dat niet meer kunnen. Hoe kijk je hier zelf naar? Uiteindelijk heb je toch een boek geschreven.
‘Zo zwart-wit als het in het boek wordt gesteld is het natuurlijk niet, ik kan erg genieten van een voorstelling of gedicht. Wat ik vervelend vind, is dat er duidelijk wordt afgesproken wanneer je iets mooi mag vinden en ergens van mag genieten. Als dat moment is afgelopen, dan moet je weer hard werken. De afspraak is dat je alleen mag genieten als je naar de schouwburg gaat, of naar het museum of een pretpark. Ik vind dat genieten geïncorporeerd moet zijn in het dagelijks leven.’
Hoe doe je dat?
‘Een tijd geleden was ik met mijn beste vriend Willie Darktrousers in de kroeg. Achterin was een keukentje en daar hing een schuimspaan. En die schuimspaan was zo mooi dat wij daar echt jubelend en superblij in die kroeg zaten, omdat het zo'n prachtige schuimspaan was, die zo mooi twinkelde. Dat zou ik iedereen zo gunnen, om zo gelukkig door de wereld te gaan. Door een schuimspaan, of een balkonreling, of meeuwen.’
In een ander interview zeg je dat het boek 0% autobiografisch is, maar jouw eigen enthousiasme voor kleine dingen, en jouw missie om dat over te brengen, valt samen met dat van de hoofdpersonages uit Het Perenlied.
‘Ik wilde het boek niet op mijzelf gericht maken, maar dat betekent niet dat het niet over de wereld om mij heen gaat. Het moest geëngageerd zijn. Dat vind ik belangrijk aan een jonge schrijver zijn nu, dat je in ieder geval probeert om iets bij te dragen aan de wereld. In mijn geval is dat proberen de wereld vrolijker te maken en de mensen lyrischer naar de wereld om hen heen te laten kijken. Andere geëngageerde schrijvers kaarten problemen aan, dat is heel belangrijk en daar heb ik veel respect voor. Maar ik wilde een vrolijk boek schrijven, laten zien hoe het anders kan. Die taak heb ik dan maar op me genomen. Maar het is nog niet goed genoeg. Nee, dat moet ik niet zeggen, het is wél goed genoeg.’
Waarom twijfel je?
‘Omdat het nog heftiger lyrisch kan. Nu het boek een tijdje uit en af is, denk ik wel: misschien had ik nóg wat harder het gaspedaal in kunnen trappen, maar aan de andere kant verlies je dan misschien de lezer en dan komt je boodschap niet meer over.’
Dus voor jouw gevoel is het boek nu een beetje een compromis?
‘Nou ja, het is een best normaal boek geworden, toch? Misschien had het wel een heel raar boek moeten worden. Ik weet het niet. Ik twijfel. Het is niet dat ik niet tevreden ben over wat het geworden is, maar ik wil graag weten hoe ver dat pad gaat dat ik ingeslagen ben met Het Perenlied. Het Perenlied is een vrolijk boek geworden, en nu wil ik kijken of ik iets kan maken waar die vervoering en dat enthousiasme de hele tijd de boventoon voeren. Of ik dan alsnog de lezer vast kan houden. Ja, wil ik dat? Ik wil ook een boek over de maan maken.’
Je omschrijft Het Perenlied steevast als ‘een vrolijk boek’, ook op de cover. Ik vond het enthousiast en teder, maar niet per se vrolijk.
‘Godverdomme. Waarom niet?’
De hoofdpersonages waren best eenzaam.
‘Maar aan het eind zijn ze allemaal gelukkig! Als jij zegt dat het eenzaam is, heb ik het misschien toch wel een beetje verprutst. Nu moet ik weer helemaal opnieuw beginnen.’
Misschien hebben we alleen een andere definitie van het woord ‘vrolijk’, Wanneer vind jij dat een boek vrolijk is?
‘Vrolijke schrijvers hebben veel zin om iets origineels te maken, zonder dat ze zich verliezen in spierballenvertoon, in: 'zo, ik ga nu eens even experimenteren, ik ga de literatuur veranderen', want dat vind ik stom. Ik wilde wel iets origineels maken met Het Perenlied, maar ik wilde absoluut niet dat het macho zou overkomen. Ik denk dat daar ook die vrolijkheid in zit, want vrolijkheid is niet macho.’
Vrolijkheid is origineel, op een eigenzinnige en oprechte manier?
‘Wel in de literatuur. Dat is het pad dat in de literatuur nog te weinig bewandeld is. Ik wil weer iets toevoegen aan die hele lange rij schrijvers die er al is geweest. Als ik niet iets nieuws kan brengen, dan is het niet de moeite van het maken waard.’
Dat klinkt als best een grote opdracht aan jezelf. Werkt dat ooit verlammend, dat je je eigen werk gaat censureren?
‘Nee. Maar ik ben ook geprivilegieerd als de pest. Natuurlijk heb ik ook wel onzekerheden en denk ik soms: is het nou wel goed? Maar ik ben niet snel bang dat dingen niet gaan lukken. Wat ook helpt, is dat ik veel schrijvers ken. Ik heb geleerd dat schrijvers ook gewoon mensen zijn: knullig en onhandig en soms onhandelbaar. Laatst was ik aan het fietsen door Amsterdam en toen reed ik bijna Cees Nooteboom aan, en, nou ja, dat is Cees Nooteboom. Als je die gewoon kan aanrijden.’
Jij omringt je met andere schrijvers, veel van jouw vrienden schrijven ook. Is het moeilijk om je niet door hen te laten beïnvloeden, bij jezelf te blijven?
‘Toen ik met schrijven begon wel. Ik ging en ga veel om met Daniël Vis, die begon ook met schrijven. Ik dacht dat ik net als Daniël duistere gedichten moest schrijven. Op een gegeven moment kwam ik erachter dat dat helemaal niet bij mij paste. Pas op het moment dat ik daarmee brak, ben ik echt tevreden geworden met mijn werk. Er zijn bundels van mij verschenen waarvan ik nu denk: wat een kutpoëzie.’
Wat zijn je plannen nu je wel schrijft over dingen die bij jou passen? Net zei je dat je over de maan wil schrijven.
‘Ja, dat moet mijn volgende roman worden. Op de maan zijn die leuke Amerikaanse vlaggen neergezet, maar omdat er geen atmosfeer is komt de zonnestraling veel harder aan, en daarom zijn al die vlaggen nu wit. Dat vind ik zo'n leuk gegeven! Daar wil ik dan mee spelen.
De zon als hij valt en Het Perenlied hebben de bezieling van dingen als overkoepelende thematiek. Maar in die boeken gaat het over kleine, alledaagse dingen. Nu ik over de maan ga schrijven, wil ik hetzelfde bij iets heel groots proberen. Ik wil de maan bezielen. Ik wil weten hoe het voelt om met de maan te communiceren. In zekere zin is het wel een voortzetting, maar op een wat grotere schaal. Het moet ook een dikker boek worden.’
Afgelopen jaar was het voor veel mensen lastiger dan anders om vrolijk te zijn. Lukt het om naar het Perenlied te blijven luisteren?
‘Soms lukt het wel, soms lukt het niet. Net na de eerste lockdown ging ik buiten fietsen en toen hoorde ik het Perenlied overal, maar ik denk ook vaak fuck, hoe lang duurt dit nog?’
Zie je het luisteren naar het Perenlied ook nog steeds als een opdracht voor jezelf?
‘Ja. Ik schreef het boek in een dorpje vlakbij Sluis, in een schrijversresidentie. Ik had Franny en Zooey meegenomen, van J.D. Salinger. Zooey ziet nergens meer de zin van in, tot haar overleden broer haar uitlegt dat ze het moet doen voor ‘de dikke dame’: een vrouw die in het zuiden van de VS op haar veranda zit en die wil dat je je best doet en gelukkig bent. Je moet je visualiseren dat je het doet voor die lieve vrouw. Zoiets is ook de boodschap van Het Perenlied. Je bent het aan jezelf en aan de wereld verschuldigd om vrolijk te zijn, plezier te halen uit de dingen om je heen. Dat blijft ook voor mezelf een opdracht. Ik probeerde het in dat dorpje bij Sluis. Het was daar lelijk, maar het lukte mij blij te worden van de stoeptegels en de Aldi.’
Ik kan me voorstellen dat het schrijven van het boek een goede oefening was.
‘Ja, daarom is ook wel jammer dat het schrijven ervan een tijdje achter me ligt. Het was fijn om de hele tijd in die materie te zitten en te proberen om gelukkig zijn.’
Joost is even stil, dan verschijnt er een brutale glimlach op zijn gezicht.
‘Nu ben ik alleen nog maar interviews aan het doen.’
We hopen voor Joost dat hij zich snel weer volledig op het schrijven kan richten en aan de slag kan gaan met het bezielen van de maan. Benieuwd geworden naar zijn werk? Het Perenlied is momenteel in alle (online) boekhandels te krijgen.