Asset 14

Poëzie op ware grootte

Jan zag in het Stedelijk Museum in Amsterdam de gigantische foto's van Jeff Wall. Hij ging er een klein beetje van hallucineren.

Wie wil weten hoe de Onzichtbare Man eruitziet, doet er goed aan dit voorjaar het Amsterdamse Stedelijk Museum te bezoeken. Je kunt hem zien zitten in de kelder van een gebouw waar verder slechts blanken wonen; een kelder die wordt verlicht door een deel van de 1369 gloeilampen die als een klimop het plafond bezetten, terwijl een fonograaf de rest van de ruimte vult met de klanken van Louis Armstrongs '(What Did I Do to Be So) Black and Blue'. De Onzichtbare Man is de donkere verteller uit Ralph Ellisons gelijknamige roman uit 1952; we kunnen hem zien omdat het Stedelijk werk van Jeff Wall toont, en we hoeven niet te twijfelen wie we zien omdat Wall deze ‘herschepping’ de titel After ‘Invisible Man’ by Ralph Ellison, the Prologue 1999-2001 gaf.

Maar misschien is dit nodeloos ingewikkeld. Iedereen zou er goed aan doen dit voorjaar het Stedelijk te bezoeken. Het museum stelde onder de titel Tableaux Pictures Photographs 1996-2013 een selectie samen uit het werk van de Canadees Wall (1946) en dat werk, vaak groter dan je je goed kunt voorstellen, is het waard voor te gaan staan.

Je kunt je overigens afvragen in hoeverre er sprake is geweest van een selectieproces — het museum heeft waarschijnlijk gewoon alle beschikbare werken opgehangen — maar er is geen fotograaf bij wie die willekeurigheid er minder toe doet dan Wall. Hij werkt niet in reeksen, zijn projecten omvatten bijna nooit meer dan een enkel beeld. Wat al die enkele beelden verbindt, is dat wat het Franse woord tableaux moet vangen: het zijn stuk voor stuk ijzersterke en volledig autonome composities.

In de tentoonstellingscatalogus is onder de titel ‘Een lange roman in afbeeldingen’ een interview met Wall opgenomen. Hoewel die woorden van de fotograaf afkomstig zijn, krijgt de frase door de uitverkiezing tot kop toch wat te veel gewicht. Uit zijn eigen mond is het een overpeinzing, een karakterisering die hij op zijn tong neemt en proeft. Niets meer, niets minder. En terecht: de roman is niet de meest voor de hand liggende metafoor voor wie Walls werk wil begrijpen.

De kunstcriticus Arthur Danto noemde sommige van Walls werken "stills uit ongemaakte films, of uit films die men zou laten maken enkel en alleen voor de stills". Het is een mooie omschrijving die je dichter bij een inzicht in het werk brengt, maar ook een die nogal wat ruimte open laat. Wall heeft nooit een geheim gemaakt van zijn schatplichtigheid aan de cinema, hij noemt zijn eigen werk bij voorkeur ‘cinematografisch’. Maar ondertussen zijn er wel meer fotografen die eigenlijk halve filmregisseurs zijn: ze sturen een crew aan, bouwen sets, huren acteurs. Gregory Crewdson is waarschijnlijk het bekendste voorbeeld, maar zeker het beste om duidelijk te maken waarom dat ‘cinematografisch’ niet genoeg is om Walls werk te begrijpen. Waar Crewdsons beelden vol drama zitten, met dikwijls een lichtval die alleen uit de koker van een Hollywood-testpubliek lijkt te kunnen komen, is Walls werk ingetogen. Anders dan bij de fotografie van Crewdson en soort­genoten lijkt het bijna of zijn werk niet is opgebouwd en opgevoerd, niet ‘gestaged’, maar dat het juist het resultaat is van weglaten: alsof alles is weggehaald tot alleen de still overbleef. Alsof een overijverige filmeditor in de geest van ­Gordon Lish — de legendarische redacteur die Raymond ­Carver tot minimalist redigeerde — dacht te moeten handelen en maar bleef snijden, ook nadat alleen het meest noodzakelijke nog was overgebleven. Net zo lang totdat het dichte cinematografische proza was veranderd in poëzie vol witregels.

Gedichten, zo noemde Wall zijn foto’s ooit, en een selectie van zijn werk zien als een poëzie­bloemlezing is verstandiger dan dat beeld van die roman in je achterhoofd houden. Hij zei het in een documentaire van Alexander Oey die de vpro eind januari 1999 uitzond (nu weer te zien via de website van Holland Doc). "Mijn foto’s hebben niet meer reden van bestaan dan een gedicht", vervolgde hij, "ik kan ze niet ver­klaren. Ze komen uit mijn ervaring, iets dat ik heb gehoord of gelezen, iets dat iemand me vertelde. Een combinatie."

Oeys film biedt een zeldzaam heldere inkijk in Walls werkwijze, en in zijn hoofd. Hij is even ontspannen als zelfverzekerd — ook wanneer het gaat over wat hij niet helemaal begrijpt aan zijn eigen werk. De documentaire toont hem onder meer terwijl hij werkt aan The Flooded Grave (1998-2000, hoe fijn is de paradox van een drie jaar durende momentopname?). Hij maakt foto’s van stenen onder een wateroppervlak en het is niet geheel duidelijk of dit studie­materiaal is of dat de beelden later digitaal in het uiteindelijke werk zullen worden ingepast. Van alle werken die in het Stedelijk hangen, is The Flooded Grave het enige dat expliciet een hallucinatoir effect nastreeft. De foto toont een nog niet volledig gedolven graf op een weidse, door regen geteisterde begraafplaats. In de verte lopen enkele mensen in regenpakken, maar op de voorgrond is het toch echt dat gat dat de aandacht trekt. Waar je zou verwachten een modderige poel te treffen, is het water in het graf helder en net onder het oppervlak wemelt het van de zeesterren en zeeanemonen: een getijdenpoel. Het resultaat is een synthese van het magisch-realisme en een zeeklimaat.

Eerder in de film volgt Oey de fotograaf terwijl hij het werk Office Hallway, Spring Street, Los Angeles maakt. Dit is een beter voorbeeld voor wie wil snappen waarom Walls fotografie vaak wordt omschreven als ‘near documentary’. Om te werken op het formaat waarop hij wil werken, moet hij een technische camera gebruiken. En met zo’n apparaat is het domweg onmogelijk snapshots te maken, het alledaagse effect dat hij in zekere zin telkens probeert te bereiken. "Om het te zien moet je het herscheppen", zegt hij, maar dat is niet erg: "Soms is het beter als het door je geheugen gaat en een klein beetje verandert. Dan krijgt het iets persoonlijks. Dan kan ik het vormgeven volgens dingen die ik ook niet helemaal duidelijk heb. Soms weet ik niet waarom ik het zo of zo wil. Maar dat geeft niet."

Hij staat met zijn camera en een flitser in een smalle gang, het tafereel dat hij vastlegt is een moment dat eigenlijk geen foto rechtvaardigt: een man in onopvallende kledij staat met zijn sleutels in zijn hand voor de deur van een kantoor. Wat juist wél opvalt zijn de krijtwitte sportschoenen die hij draagt. Wall vertelt Oey hoe hij ooit een man tegenkwam op een soortgelijke plek en hoe de schoenen van de man contrasteerden met alles om hem heen: "Alles volgde uit de witheid van de schoenen. (…) Ze lichtten op in de gang."

Wall heeft trouwens iets met sportschoenen. In het Stedelijk blijkt dat toekomstige historici de evolutie van de witte sportschoen zouden kunnen traceren puur op basis van zijn werk. Het opvallendste paar staat op de voorgrond van Search of Premises, uit 2009. Het is een van de nieuwere ink- en lightjet-prints, en hoewel Wall volhoudt dat verschillende methoden genoeg mogelijkheden bieden, lijken deze nieuwste druktechnieken toch vaak kleuren op te leveren die iets missen — alsof er net onder het oppervlak een soort flauwte, een vorm van desinteresse heerst. De helderheid van de oude lichtbakfoto’s geeft ze de schijn van het eeuwige leven. Hoe dan ook, dit beeld toont drie of vier mensen. Een van hen is slechts een stukje groene stof.

Walls foto’s bevatten vaak meer mensen dan je in eerste instantie beseft, en de vele manieren waarop ze van het beeld vallen is een belangrijke reden voor de ongekunsteldheid van zijn composities. De mannen zijn agenten (dea of fbi? Vast iets met een drieletterafkorting), ze dragen kogelwerende vesten en bekijken papierwerk van een afwezige verdachte. Die laatste wordt vertegenwoordigd door een hoopje kleren op de vloer. Een riem, een blauwe broek, twee witte sportsokken en een paar enorme Nike Air Jordans. Spierwit.

Zo kijken loont bij Wall. Het klinkt flauw, maar je gaat meer zien naarmate je langer kijkt. Je laat je verleiden tot het verzinnen van een verhaal, je afvragend of dat wat jij bedenkt ook is wat Wall dacht toen hij de compositie maakte. Je ziet een film voor je: een van de agenten lijkt verdacht veel op de onlangs overleden Philip Seymour Hoffman. Deze hallucinatie is ook een gevolg van het formaat van de werken: het is poëzie op ware grootte. Wall houdt vol dat hij zijn foto’s altijd zo klein mogelijk maakt.

En dan lekt die ervaring van de kunst zomaar de werkelijkheid in. Van Hoffman op de foto is het maar een kleine stap naar Robin Williams die, begroeid met zijn Good Will Hunting-baard, in de zaal een van de lichtbakken repareert. Het is twee dagen voor de opening en een tiental mensen is druk in de weer met het gladstrijken van plooien. Wall zelf dwarrelt van de ene naar de andere ruimte, overleggend met assistenten en opbouwers, zich zo nu en dan buigend over een scherm of een op een tafel neergelegde foto. Hij is de rust zelve en glijdt meer dan hij loopt. Zijn haar is lang maar heel secuur achter zijn oren gevouwen, als een meisje dat in een film onder de douche vandaan komt. Zijn wenkbrauwen zijn permanent heel lichtjes opgetrokken boven het witgrijze montuur van zijn bril. Hij staat in de buurt van het enorme zwartwitwerk Rear, 304 E 25th Ave., May 20, 1997, 1.14 1.17 p.m., 1997. Een sjofele vrouw wacht bij een achterdeur onder de veranda van een huis; een junk, ongetwijfeld. Net onder het midden van de compositie, helemaal tegen de rechterzijkant, zit op de foto een ander beeld geplakt. Een uitsnede van dezelfde scène, maar op een ander tijdstip: drie handen gevangen in een transactie door een gat in de deur.

Als ik beken dat ik nooit had beseft dat het werk een collage was, en dat ik nooit had stil­gestaan bij die titel die twee tijdstippen telt, zegt hij op een half opgewonden, half beheerste toon die perfect bij zijn gezicht lijkt te passen: "Yes! People see the reproductions, and think they see the work!" Wat voor reproducties geldt, geldt ook voor metaforen. Ze halen het niet bij the real thing.

Dit artikel verscheen eerder in weekblad De Groene Amsterdammer. Het werk van Jeff Wall is nog tot 3 augustus te zien in het Stedelijk Museum in Amsterdam.

Mail

Jan Postma Jan Postma (Delft, 1985) is politicoloog, fotograaf, journalist, parttime einzelgänger en meer. Maar, voordat u zich een beeld denkt te kunnen vormen, toch vooral dat laatste.

Hard//hoofd is gratis en
heeft geen advertenties

Steun Hard//hoofd

Ontvang persoonlijke brieven
van redacteuren

Inschrijven
test
het laatste
Oproep: Stouten Stift en het Rode Oor 2025 1

De Stoute Stift en Het Rode Oor 2025

De jaarlijkse erotische schrijfwedstrijd Het Rode Oor en de daaraan gekoppelde illustratiewedstrijd De Stoute Stift staat weer open! We zijn op zoek naar de beste erotische verhalen om naar te luisteren en vier Nederlandse en vier Vlaamse illustratoren die een beeld willen maken bij de beste verhalen van de erotische schrijfwedstrijd. Lees meer

Composthoop

Een symfonie van het kleine leven

Jesse Van den Eynden neemt je mee in de symfonie van het kleine leven dat zich afspeelt in de duisternis van de composthoop. In dit liefdevolle essay beschrijft hij hoe zijn leven steeds meer overgenomen wordt door de rottende en levende massa in zijn tuin, en hoe het slurpen, klikken en kraken van de aarde en haar bewoners een meditatieve ervaring worden. Lees meer

Auto Draft 5

Verpopping

Wanneer een rups zich in de sombere wintermaanden in haar keukenraam nestelt, koestert de hoofdpersoon in dit verhaal van Esther De Soomer voor het eerst weer gevoelens van liefde en tederheid. Lees meer

Begraaf me, alsjeblieft! Een ode aan het beestje

Begraaf me, alsjeblieft! Een ode aan het beestje

Juul Kruse introduceert de Beestjesweken. Van 16 tot 29 maart zullen alle artikelen die we op Hard//hoofd publiceren gaan over kleine kruipers, slijmerige sluipers en gladde glibberaars. Juul vertelt waar diens fascinatie met beestjes begon en waarom die begraven wil worden na diens dood. Lees meer

Eiland zonder eilandjes

Eiland zonder eilandjes

Bram de Ridder is vervangend psychiater op Bonaire. Maar hoe moet hij zich als witte zorgprofessional verhouden tot de mensen van het eiland? Lees meer

De rode draad 1

De rode draad? Dat zijn wij, voor elkaar

Jihane Chaara is geen determinist, maar vraagt zich toch af of sommige ontmoetingen in het leven wel echt toeval zijn. Wat als we allemaal volgens een rode draad met elkaar verbonden zijn, zowel in ons huidige netwerk, als ook met degenen die op magische wijze ons leven in komen? Lees meer

Huizen, omhulsels

Huizen, omhulsels

Anne Schepers had nooit gedacht dat ze een huis kon kopen. Tijdens de verbouwing denkt ze na over huizen als politiek middel, hoe het is om als sociale klimmer ruimte in te nemen en waarom dromen over een fantasiehuis een privilege is. Lees meer

Huizen, omhulsels 1

richtingen, ruimtes, rijping

Anne Ballon schreef drie gedichten over een innerlijk dialoog. Met zachte, precieze en lichamelijke beelden neemt Anne ons mee in een conflict tussen een ‘jij’ die naar geborgenheid in seksuele ervaringen zoekt en een ‘ik’ die aan dit zoeken probeert te ontsnappen. Lees meer

:Consent als verzet: brieven over consent in een koloniale wereld

Consent als verzet: brieven over consent in een koloniale wereld

Consent is complex in een wereld gevormd door koloniaal geweld. Yousra Benfquih vraagt zich in haar eerste brief aan Alara Adilow af hoe consent een instrument kan worden van verzet. Lees meer

:Oproep: Hard//hoofd Biechtlijn

Luister de collectieve biecht uit 'Ssst'!

Voor Hard//hoofd magazine 'Ssst' verzamelden we biechten; de collectieve audiobiecht luister je hier! Lees meer

Met deze column kan ik de wereldvernietigen

Met deze column kan ik de wereld vernietigen

‘Maar als ik die column nu verder schrijf’ zegt Marthe van Bronkhorst, ‘dan komt deze informatie online, en kan ik die AI op ideeën brengen.' Lees meer

Iemand die in je gelooft

Iemand die in je gelooft

Jam van der Aa ontdekte pas laat dat ze autisme heeft. Toen ze jong was herkende jeugdzorg bovendien niet de rol van autisme in de onveilige situatie bij haar thuis. Ze was gedreven en nieuwsgierig, maar lange tijd op zichzelf aangewezen. Dit essay is een pleidooi voor betere jeugdzorg en gaat over veerkracht en jezelf leren begrijpen en vertrouwen. Lees meer

Stilte

Stilte

Haren wassen bij de kapper, of een ochtendkoffie in een treincoupé. Angelika Geronymaki neemt je in dit gedicht mee langs vormen van stilte. Lees meer

Automatische concepten 87

Van mijn spreekkamer tot aan Afghanistan

In haar behandelkamer zit Jihane Chaara als forensisch psycholoog niet alleen tegenover slachtoffers, maar ook tegenover daders van dwingende controle, een vorm van huiselijk geweld. Wat is het verband tussen deze psychologische, onderdrukkende machtstructuur van een individidu als meneer X in haar spreekkamer, en het regime van de Taliban in Afghanistan? Een essay over de verbinding tussen daderschap, ontkenning, grotere structuren van vrouwenonderdrukking en verzet. Lees meer

Lieve Yas 1

Lieve Yas

'Ik ben langzamerhand gaan inzien dat voor mij de scheidslijn tussen absolute vrijheid en eenzaamheid vaag is.' Mischa Daanen schrijft een brief aan zijn ex-date, die na een lange relatie vooral toe was aan vrijblijvendheid. Kan iets wel echte liefde zijn, als je beide andere voorwaarden stelt aan een relatie? Lees meer

Schieten op de maan

Schieten op de maan

'I shot the moon, and I’ll do it again if I have to.' Julien Staartjes vindt het moeilijk te bevatten hoe de wereld letterlijk in brand staat, maar er toch vooral ogen zijn gericht op wie de grootste raket kan bouwen. Daar kan geen fictie tegenop, maar je moet het toch proberen. Lees meer

Einde Schooldag

Einde Schooldag

Leerlingen zijn als tijdelijke passanten van wie je een hoop weet, maar nooit hoe het met ze af zal lopen. 'Ze zijn open eindes', zo schrijft Engels docente Charlotte Knoors in dit persoonlijke essay over de raadselachtige verhouding tussen docent en student. Lees meer

Zo rood als een kreeft

Zo rood als een kreeft

Wanneer twee Spaanse vrienden Ferenz Jacobs uitnodigen voor een protestmars tegen toerisme in Barcelona, voelt hij zich voor het eerst weer een 'outsider'. In dit essay richt hij zich op de gevolgen van massatoerisme op de permanente bewoners. Is er een ander soort toerisme mogelijk, buiten de logica van onderdanigheid, kolonialisme en uitbuiting om? Lees meer

Ik was elf

Ik was elf

In dit verhaal onderzoekt Jochum Veenstra waar de grens tussen fictie en werkelijkheid ligt voor kinderen. En tot welk punt kan je als ouder je zoon beschermen? Lees meer

Ze willen niet dat je dit weet over ons voedselsysteem 1

Kun je liefde delen?

Marthe van Bronkhorst onderzoekt polyamorie: 'Als ik mijn hart versplinterd heb, kan ik het dan minder hard breken?' Lees meer

Lees Hard//hoofd op papier!

Hard//hoofd verschijnt vanaf nu twee keer per jaar op papier! Dankzij de hulp van onze lezers kunnen we nog vaker een podium bieden aan aanstormend talent. Schrijf je nu in voor slechts €2,50 per maand en ontvang in september je eerste papieren tijdschrift. Veel leesplezier!

Word trouwe lezer