December, het is weer die tijd dat vriend en vijand zijn Spotify-jaaroverzicht deelt, of – de generatie van pre 2000 – zijn Top 2000. Vrienden blinken uit in een acquired taste met voor mij onbekende podcasts en bands met namen als voedingssupplementen (NCT127, BTS?) of smeerkaasmerken (Goldband, Måneskin). Mijn Spotifyminuten waren dit jaar te laag om een overzicht te maken, peperde Spotify me in per email, omdat ik in plaats daarvan etmalen op obscuur Youtube doorbracht (vraag een generatie van vòòr 2000 wat dat is), met de Subnautica Orginal Soundtrack for Studying. Maar áls mijn luistersmaak wel samengevat had kunnen worden, had Spotify me waarschijnlijk het volgende verteld: ‘Hallo Marthe! Je zit in de top 0.2% van luisteraars waar onze algoritmes het hardst om hebben gelachen. We weten alles van je: ‘Crazy Car’ van The Naked Brothers band, die vergeten kinderserie op Nickelodeon, vond je nou echt een banger (hallo repeatknop!). Bij Justin Biebers ‘Sorry’ sprongen de tranen je in de ogen omdat het je oprecht spijt wat je iedereen hebt aangedaan. Je resoneerde als 20-something keihard met Taylor Swifts ‘22’ en ontdekte diepe gevoelslagen in jezelf bij de woorden “Now I’m lying on the cold hard ground, OH! OH! OH! Trouble, trouble.” Jouw unieke luistertype is: de onironische liefhebber van slechte muziek.
Ik geef het toe: ik ben een onironische wansmaakhebber. Een vriend zette ooit Toto’s ‘Africa’ aan bij mij thuis. Dat was in de tijd dat het nummer in elke club bij wijze van meme werd gedraaid en het – ironisch – opnieuw een hit was geworden. Zenuwachtig peilde hij wat mijn reactie werd. In plaats van een sarcastisch lachje, zette ik aarzelend Toto’s ‘I Just Can’t Stop Loving You’ in de wachtrij. Een anonieme schenker had hem een cd van Toto door de brievenbus gedaan, vertelde hij, en hij was er echt, onironisch, blij mee.
‘Dankjewel,’ zei hij toen tegen me, ‘ik heb altijd geweten dat jij dat was.’ Ik was het niet, maar dat maakte niet uit. We hadden elkaar gevonden in iets wat we allebei mooi vonden zonder spotternij. Daar kickte de beat in: doenk-de-doenkdoenk de-doenkdoenkdoenk, tiedeldiedeldiedeldiedel. Kippenvel.
Het lijkt wel of mijn generatie dingen alleen nog ironisch doet: alles is een meme. Het begon allemaal met die jampotglazenbrillen, die iedereen oma chic ging dragen, vooral mensen zonder oogafwijking. Of neem ironisch influencen: mensen plaatsen hun mooiste, full make-up foto, met een downplayend onderschriftje zoals ‘Woke up like this’. Ironisch mooi is niet lelijk: de sandalenlijn van de Zeeman en Febo draag je gewoon in het openbaar, net als een matje, veel te baggy kleding, of de tabakspijp van je opa. Zelfs smileys zijn geïroniseerd, mijn ouders zijn de enige mensen die ik ken die de :-D smiley non-sarcastisch gebruiken. Onironisch iets leuk vinden of iets delen, dat kan stuiten op kritiek. Je bent een opschepper, naïef of hebt slechte smaak. Met een ironisch onderschrift maak je het allemaal immuun voor kritiek en je laat zien dat je edgy bent. De ironie wil: ik doe het zelf ook.
December was de maand dat ik een eerste versie van mijn boek afmaakte, een heuglijk feit dat ik besloot te delen op de sociale kanalen. Niet seriéús natuurlijk: ik schreef ‘dit moment waarop ik mijn levensdoel verloor en krankzinnig werd wilde ik graag met jullie delen.’ Maar wacht: deelde ik het niet ook gewoon omdat ik er, ik noem maar wat, trots op was? Tuurlijk niet. Ik niet. Daarom meteen ook maar de hatemail gedeeld die ik in reactie op het berichtje ontving, van een kennis: ‘Jij wordt zeker alleen uitgegeven omdat je een lekker wijf bent.’ Ondertussen wel buikpijn van die opmerking. De lieve reacties van vrienden en bekenden overheersten gelukkig de nare en dat stemde me onironisch vrolijk. Waarna toch de twijfels volgden: had ik niet ironischer moeten zijn in het onderschrift van deze mededeling? Minder opschepperig, meer de draak steken met mezelf, wat slagen om de arm, niet zo veel persoonlijks delen? Straks denken mensen nog dat ik dat boek écht ga schrijven (haha!) en dat het geen uit de hand gelopen grap is waarbij mijn redacteur ieder moment tegen me kan zeggen: ‘Het was leuk om het uit te proberen met je maar hier stopt de samenwerking.’
Stel je voor dat ik het allemaal meende, haha.
Stel je voor dat ik het allemaal meende. Dat hier mijn goede voornemen begint. Dat ik nu ter plekke aan iemand die ik wil leren kennen een bericht stuur met ‘zullen we elkaar leren kennen, zonder spelletjes?’ Ik sta op mijn boot, kijk uit op masten in de haven versierd met kerstverlichting. De wereld is onmetelijk groot, ik dobber zachtjes, de regen maakt snoekduiken het water in en ik leef helemaal. En ik wil alles alleen nog maar helemaal en voluit doen: ik wil mezelf overal instorten als die regen die zich in de waterlijn boort, ik meen het.
Killing irony with an iron sword
Ik wil mensen aanbidden als goden en goden vergeven als mensen
maar het is moeilijk.
Vandaag noem ik mezelf een orgel,
een opgevouwen lichaam met hoogtevrees en diepte.
Vandaag ga ik de woorden breeduit,
schalks, epibreren en bravoure gebruiken.
Jij: steekt alle lonten in het slapen op je achtertong aan
en het vuur zal ons uit moeten zitten.
Hij: scheurt een zwarte berg uit een lucht, collagemaker.
Iederen: juicht als een kind bij de F-jes als Bebeto als Tshapalala.
Ik wil dat geesten ook in ons geloven
en dat vissen ons niet kunnen vangen omdat we altijd net naast onszelf staan.
Vandaag gewoon weer vrede.
Ik wil aarde eten met poedersneeuw omsuikerd is zelden alleen zoet slapen masseren in een rite leren ik wil alles tegelijk.
En als het in de voortuin dan sneeuwt, dan kijk ik of dat hierachter ook het geval is
want je weet maar nooit.
Marthe van Bronkhorst (zij/haar) is schrijver, theatermaker en psycholoog en studeerde aan de VU Amsterdam en Harvard Medical School. Ze schreef voor onder meer Theater Ins Blau, Sonnevanck, Over het IJ festival, Kluger Hans, Meander, De Revisor en werkt aan een roman over duikers bij uitgeverij De Geus.
Jill Heesbeen is een illustrator die graag werk maakt over de relaties tussen personen op maatschappelijk en op persoonlijk niveau. Zo laat ze je nadenken over de omgang met je medemens. Ook de relatie met jezelf (en de mentale problematiek die daarmee gepaard kan gaan) is een onderwerp dat ze graag verbeeldt.