Michael Chabon maakt tijdens het schrijven van zijn romans hele tijdperken van onzekerheid door, periodes waarin hij niet begrijpt wat hij eigenlijk doet, en waarom hij het doet. Frank Heinen sprak met hem over het schrijven van romans en scenario's, nostalgie en tijdreizen, en het altijd maar beginnen aan 'het beste boek ooit'.
Net twintig was Michael Chabon – in 2001 winnaar van de Pulitzer Prize voor zijn roman The Amazing Adventures of Kavalier & Clay – toen hij als student Creatief Schrijven op de University of Pennsylvania een appartement betrok dat hij moest delen met een tien jaar oudere studiegenoot. De man met wie Chabon samenleefde had al vijf romans geschreven, maar er was er nog nooit een gepubliceerd. Er waren avonden dat ze bij elkaar zaten, bier dronken en wiet rookten tot diep in de nacht. Maar hoe lang die nachten ook duurden en hoe groot de kater ook was, altijd drong vanaf een uur of zeven de volgende ochtend het geluid van vingers die op de toetsen ratelden door tot in Chabons kamer. Op die ochtenden werd de ambitie van de ander hoorbaar. De wil om te slagen rook naar de sigaretten van zijn voortploeterende huisgenoot. En Michael Chabon begreep dat dit het was, schrijven. Iedere dag opstaan en beginnen.
Hij komt net uit Kopenhagen, zijn vliegtuig is een paar uur eerder geland. De promotietour voor zijn nieuwe roman, Telegraph Avenue, is in de Verenigde Staten net achter de rug, die in Europa is nog in volle gang. Het zijn korte periodes van afleiding in een leven dat gedicteerd wordt door een ijzeren regelmaat – en door een huishouden met vier opgroeiende kinderen. De schrijver van onder meer Wonderboys, De geheimen van Pittsburgh en De jiddische politiebond draagt een geruit pak met bijpassend hoedje. Hij heeft iets van Sherlock Holmes, alleen de pijp ontbreekt.
Momenteel werkt hij niet aan een roman, maar aan een tv-serie.
"Mijn vrouw (schrijfster Ayelet Waldman, FH) en ik doen dat samen, we hebben een proefaflevering geschreven en die vonden ze leuk, bij HBO. Dus nu zijn we bezig aan nummer twee."
Wanneer zien we de serie op televisie?
"Geen idee. Misschien wel nooit."
Chabon weet waar hij over praat. Hij is gefascineerd door film en televisie en schreef talloze scripts, pilotafleveringen en programma-ideeën. Slechts een klein deel daarvan werd ooit gerealiseerd. Ook Telegraph Avenue, de roman over een klein winkeltje in tweedehands platen en zijn eigenaars, de joodse Nat en de donkere Archie, is het residu van een afgewezen televisiereeks.
"Er zijn twee redenen waarom ik ooit voor televisie ging schrijven, twee vrij banale redenen eigenlijk. De eerste is dat ik vermoedde dat je er bakken met geld mee kon verdienen. De tweede is een verzekeringskwestie."
Een verzekeringskwestie?
"Het schrijven van romans wordt in de VS niet beschouwd als een echte baan, scenarioschrijven wel. Dus wanneer je scripts schrijft, ben je onderdeel van een organisatie. Die organisatie regelt dan dingen als zorgverzekeringen voor je."
Romanschrijvers gelden in Amerika als werklozen?
"In zekere zin wel. Dat van dat geld bleek trouwens te kloppen; je kunt inderdaad veel geld verdienen met het schrijven van scripts, maar het is frustrerend werk, vol afwijzingen en valse hoop."
Waarom gaat u er dan toch mee door? U, met uw succes, hoeft toch niet op de zegen van een of andere studiobaas te gaan zitten wachten?
"Misschien, maar een serie schrijven is ook een geweldige kans om iets nieuws te doen. Series, en zeker series op HBO, geven je de mogelijkheid om een uitgebreid, gelaagd verhaal te vertellen en allerlei mogelijkheden aan te boren die een romanschrijver niet tot z’n beschikking heeft.
Er zijn mensen die denken dat kwaliteitstelevisieseries bezig zijn de rol van de literatuur over te nemen. Mensen dachten dat muziekopnames de live muziek zou vervangen, dat film theater zou vervangen, dat internet de plek van televisie zou innemen, dat radio in plaats zou komen van… nou ja, dat wat er voor radio was…. Dat is allemaal nooit gebeurd. Dingen kunnen naast elkaar bestaan. En bovendien: tijden veranderen. Vroeger gingen mensen iedere dag naar de film. Het kan best naast elkaar bestaan."
U maakt zich geen zorgen over de toekomst van de literatuur, van het boek?
"What’s the point? Wat gebeurt, gebeurt. Ik hoop trouwens wel dat ik dood ben als het misgaat. Ach, ik haat voorspellingen. Voorspellingen zijn het domste wat er bestaat."
Telegraph Avenue, Chabons laatste roman, speelt zich af in een wereld die eigenlijk niet meer bestaat: die van de 75-toerenplaatjes, van zwarte muziek en vechtfilms met Bruce Lee. Nat en Archie beschermen die wereld, de wereld waarin zij gelukkig zijn, met hand en tand tegen de oprukkende megastores van het cynisme van de moderniteit.
Het nostalgisch teruggrijpen naar vroeger tijden lijkt een thema dat vaak terugkeert in uw werk?
"Mijn personages zijn lang niet zo nostalgisch als mensen soms denken. Neem Nat, hij houdt gewoon van mooie dingen, van mooie platen, mooie platenhoezen, mooi geluid. Hij wil mooie dingen beschermen tegen dingen die nieuwer zijn, maar niet per se beter. Dat is geen nostalgie, volgens mij.
De nostalgie die mij interesseert is de nostalgie van dat korte moment waarin je even het verleden kunt aanraken. Sommige geluiden, sommige spullen kunnen je van het ene moment op het andere naar een andere tijd transporteren."
Tijdreizen is voor veel mensen de ultieme fantasie.
"Het kan onmogelijk alleen maar prettig zijn. Wie in een tijdmachine stapt, weet niet precies hoe het er aan de andere kant uitziet. Ik kan me wel verheugen om te zien hoe het was in het Amsterdam van de zeventiende eeuw, maar je weet nooit wat er gebeurt. Misschien loop ik het volgende moment inderdaad wel door een schilderij van Rembrandt, maar de kans is groter dat ik onmiddellijk de pest krijg en sterf."
Hoe lang duren die tijdreizen?
"Een seconde, misschien minder. Muziek is een geschikt medium om tijdreizen mee te maken. Wanneer ik radio luister en er komt plotseling een nummer van Glenn Miller langs, dan krijg ik een rilling, gewoon van het feit dat ik iets opnieuw meemaak, een soort minisensatie is dat."
Het lezen van uw werk heeft ook iets van een tijdreis. Uw boeken spelen zich in verschillende tijdvakken af en uw stijl is, met zijn eindeloze zinnen en zijn rijke metaforiek, bijna archaïsch.
"Toen ik in de jaren tachtig begon met schrijven en publiceren, was het mode om kort en zakelijk te schrijven. De school van Raymond Carver, zeg maar. Daar probeerde ik me aan te onttrekken. Ik heb het wel geprobeerd hoor, schrijven als Carver. Maar ik kon het gewoon niet. Tegenwoordig is er volgens mij geen leidende stijl meer. Het verschil tussen Junot Diaz en Ben Marcus is stilistisch gezien een verschil van dag en nacht, maar ze worden beiden als belangrijke, jonge stemmen beschouwd."
Iedere schrijver begint ermee zijn voorbeelden te imiteren. U ook?
"Ja! Ik kan me het moment herinneren dat ik dacht dat ik niemand meer imiteerde, dat was vlak voor de publicatie van mijn debuut De geheimen van Pittsburgh. Ondanks dat ik dat boek al jaren niet meer herlezen heb, weet ik zeker dat ik voortdurend invloeden van Scott Fitzgerald en Roth zou ontdekken.
Ik las ook veel Proust in die tijd en kan me herinneren dat ik af en toe passages schreef waarvan ik dacht: dat is misschien wel erg Proustiaans, maar dat valt vast niemand op. Mijn tweede boek, Wonderboys, is geschreven met de stem van een andere verteller dan ikzelf, namelijk Grady Tripp, de schrijver om wie het verhaal draait. Ik denk dat het pas in Cavalier & Klay was dat ik mijn eigen stem, mijn eigen stijl vond. Dat heeft dus al met al twaalf jaar geduurd."
Heeft uw studie Creatief Schrijven (aan de Universiteit van Pennsylvania, waar Chabon afstudeerde met de roman die later zijn debuut zou worden, FH) iets bijgedragen aan het vinden van die stem? Waren er tips & tricks waar u het zonder die opleiding zonder had moeten stellen?
"Zeker, ik denk dat het extreem zinvol is om een schrijfopleiding te volgen. Er zijn zo veel sluiproutes en slimmigheidjes die je gewoon kunt leren, bijvoorbeeld als het gaat om perspectief, jonge schrijvers maken zoveel fouten met het perspectief. Een van de belangrijkste dingen die ik geleerd heb, is te leren lezen als een schrijver. Leraren Engels geven je over het algemeen de saaiste boeken ooit te lezen, en ze vertellen er ook nog eens saaie dingen bij. Daarna komen de literatuurdocenten. Zij leren je te letten op symbolen, historische context en weet ik veel wat. Op een schrijfopleiding leren ze je te lezen als een schrijver. En dat wordt je ook nog eens geleerd door een schrijver die zelf ook geen goede lezer is. Maar het allerbelangrijkste is tijd. Tijd om dingen te proberen, tijd om meters te maken, terwijl om je heen voortdurend mensen zeggen: waar is het, laat me zien wat je geschreven hebt, laat me je helpen. Zo ontwikkel je een gewoonte, een routine. Schrijven is routine. Van de drie factoren die eraan bijdragen of je schrijver wordt of niet – Talent, Geluk en Discipline – heb je alleen invloed op de laatste. Dus je zorgt dat het daar niet aan kan liggen, je vertrouwt op je talent en je hoopt op een beetje geluk."
En dan volgt de onvermijdelijke vraag.
Na zijn glorieuze debuut en alle lof waar dat debuut mee gepaard ging, begon Chabon eind jaren tachtig te werken aan een opvolger. Het moest een ambitieuze roman worden over een architect met slechts een doel: het ontwerpen van het ultieme honkbalstadion. De werktitel was Fountain City, de roman kwam er nooit. Na vijf jaar en 1.500 bladzijden gooide Chabon de handdoek – het boek was uit de hand gelopen, zicht op een bevredigend einde was er nooit geweest. Vervolgens zette hij zich aan het schrijven van een satirische roman over een schrijver die jaren vruchteloos werkt aan een meesterwerk. Nauwelijks een jaar later verscheen Wonderboys.
Heeft u nog vaak momenten van onzekerheid?
"Man, hele tijdperken van onzekerheid! Sinds mijn tweede roman is er altijd een periode geweest waarin ik niet begreep wat ik eigenlijk doe, en waarom ik doe wat ik doe.
De aankondiging van zo’n periode is dat ik op een dag begin te flippen. Dan wil ik alleen nog maar weg, weg van mijn werk, weg van alles. Gelukkig duurt die fase niet zo lang, hij wordt altijd gevolgd door de gedachte: op welke elementen werd ik ooit zo verliefd dat ik er een roman over wilde schrijven? Die elementen blijven, de rest moet weg, vroeg of laat. Het duurt even voor ik dat aankan, maar als het eenmaal zover is, als het deleten eenmaal begonnen is, ben ik opgelucht. Bevrijd. Met Telegraph Avenue gebeurde het ook. Ik ben compleet opnieuw begonnen. Andere invalshoeken, andere personages, alles. Alleen de platenzaak mocht blijven."
Neemt u dat soort rigide beslissingen alleen of heeft u hulp?
"Mijn vrouw helpt me. Ik vertrouw haar, zij is een van die schrijvers die ook heel goede lezers zijn. Eens in de zoveel maanden laat ik haar stukken lezen."
Het lijkt me niet eenvoudig om zo kritisch mogelijk te zijn op je eigen man.
"Ik doe hetzelfde bij haar. We zijn er om elkaar te helpen, niet om elkaar beter te laten voelen. Wie zoals wij al zo lang getrouwd is, weet dat je met beleefdheid niet zover komt."
Ondanks uw periodes van onzekerheid zijn uw boeken altijd ambitieus, u doet niet aan tussendoortjes.
"Als ik begin, begin ik te schrijven aan het beste boek ooit. Het moet niet het beste boek ooit worden, het wordt het gewoon, dat weet ik. Die gedachte houd ik vast tot ik de eerste zin geschreven heb. Dan begint het twijfelen. Mijn ambitie is het schrijven van boeken die zich kunnen meten met de boeken die ik zelf bewonder. Mijn lezers moeten van mijn boeken het gevoel krijgen dat ik krijg van de schrijvers van wie ik houd."
Denkt u aan de toekomstige reacties van uw lezers als u schrijft?
"Dat probeer ik te allen tijde te vermijden. Het is zinloos, even zinloos als filosoferen over de toekomst van de literatuur. Mensen vinden wat ze vinden, ik heb er geen invloed op. Na publicatie van De jiddische politiebond schreef een recensent dat het een antisemitisch boek was, omdat ik zou wensen dat er geen Israël was. Een week later, andere recensent: dit boek is zionistisch, Chabon toont ons hoe vreselijk de wereld voor de joden zou zijn als er geen Israël was. Dat ik zo weinig mogelijk aan mijn lezers denk, wil niet zeggen dat ik geen beeld heb voor wie ik schrijf. Ik schrijf voor aandachtige, intelligente lezers. Mijn ideale lezer is iemand die aandachtig leest, van een goed verhaal houdt, gek is op lange zinnen, van sciencefiction houdt, maar ook van onderwerpen als de diaspora, dol is op schaken en in Alaska is geweest."
Dat klinkt als u.
"Ja. Eigenlijk ben ik mijn eigen ideale lezer."
-
Frank Heinen (1985) is neerlandicus en journalist. In 2009 won hij de Hard Gras Prijs.