Maatschappelijke ongelijkheid begint in de buurt waarin je opgroeit laat Milio van de Kamp zien in zijn debuut Misschien moet je iets lager mikken, dat op 16 mei verschijnt. Een voorpublicatie.
2007 was een roerig jaar rondom mijn middelbare school. Er hing al een paar maanden een bijna tastbare spanning in de wijk. Ik zag meer ruzies, meer dreigementen en vooral meer politie. Die leek zich, als reactie op de stijgende criminaliteitscijfers in de wijk, harder op te stellen. We werden vaker aangesproken en de agenten duldden minder tegenspraak. Je hoefde maar één verkeerde opmerking te maken of je kreeg de strenge waarschuwing dat ze je ‘ook wel even op het bureau konden spreken’.
Ergens eind oktober escaleerde het volledig. Een jongen uit de buurt, begin twintig, vond dat hij onterecht was aangesproken door een agent en wilde aangifte doen op het politiebureau, op een steenworp afstand van mijn school. De jongen leed aan schizofrenie en had vlak daarvoor in een psychiatrisch ziekenhuis gezeten. Hij was twee dagen onder toezicht op verlof en op de tweede dag ontsnapte hij aan het oog van zijn begeleider. De jongen liep het politiebureau binnen, sprong over de balie en viel twee agenten aan met een mes. Een agente werd daarbij in haar rug en nek gestoken. De jongen werd ter plekke doodgeschoten.
Na jaren van verwaarlozing van de wijk, groeiende armoede als gevolg van neoliberaal beleid en etnisch profileren door de politie, was dit de druppel voor veel mensen, met name jongeren.
Na jaren van verwaarlozing van de wijk, groeiende armoede als gevolg van neoliberaal beleid en etnisch profileren door de politie, was dit de druppel voor veel mensen, met name jongeren. Eerst gingen er vragen rond onder buurtbewoners. Waarom werd die jongen doodgeschoten? Hoe kon het dat hij had weten te ontsnappen aan zijn begeleider? De antwoorden bleven uit. Een paar dagen later kwamen jongeren in opstand.
Geïnspireerd door jongeren uit de Parijse banlieues, die het jarenlange onrecht en de dood van een aantal jongeren door politiegeweld een paar maanden eerder hadden beantwoord met rellen, werden in de wijk dagenlang auto’s in de fik gestoken, agenten bekogeld met stenen en de ramen van het politiebureau ingegooid. Als reactie hierop ging de buurt op slot. Op elke hoek van de straat stonden ME-busjes.
Dagenlang keek ik verbijsterd uit het raam van het klaslokaal. Geschreeuw van politieagenten en jongeren en een uitgebrande auto vulden de straat. Het was een van de weinige keren dat ik me echt onveilig voelde in de buurt. Niet door de rellende jongeren, maar door de politie, die je zonder blikken of blozen wilde fouilleren of tegen je schreeuwde dat je een andere kant op moest lopen.
Toch weerhielden de spanningen en ME-busjes mij en mijn vrienden er niet van om ons dagelijkse pauze-ritueel uit te voeren. We hadden inmiddels een vaste vriendengroep, bestaande uit ongeveer zes jongens. Geen van ons was onderdeel van de middenklasse en al deden we ons voor als rijk door van onze maandelijkse Albert Heijn-bijbaansalarissen een nieuwe merktrui te kopen, thuis hadden we allemaal moeite met rondkomen en waren schulden ons referentiekader.
Een paar deuren van onze school zat een Turkse bakkerij, die broodjes döner verkocht voor 2 euro 50. Mijn vrienden en ik konden dit niet betalen en dus hadden wij een paar weken eerder een deal gesloten. We vroegen de bakker hoeveel we moesten betalen voor een broodje döner zonder vlees. Voor 1 euro kregen we een wit bolletje met ijsbergsla, knoflooksaus en sambal. Dit aten we maandenlang tijdens elke pauze. Onze blikjes b-merk frisdrank kochten we bij de Lidl op het plein omdat de Turkse bakker 1,50 vroeg voor een blikje Coca-Cola.
Hoezo maken ze zich druk om teksten in een rapnummer in plaats van om armoede?
Al wandelend naar het plein luisterden we op onze telefoons naar ‘Ik Heb Schijt’ van Appa en Sjaak: ‘Ik heb schijt, Appa heeft schijt, de staat heeft schijt dus de straat heeft schijt.’ We luisterden dagelijks tientallen keren naar het nummer. Het was ons levenslied, een smartlap van de straat. In tegenstelling tot veel andere artiesten en politici wisten we dat Appa en Sjaak ons begrepen. We spraken dezelfde taal en deelden dezelfde mentaliteit. Het feit dat er zelfs Kamervragen werden gesteld over het nummer bewees voor ons des te meer dat de overheid werkelijk niets om ons gaf. Hoezo maken ze zich druk om teksten in een rapnummer in plaats van om armoede? Appa was, zoals de titel van zijn album dat in hetzelfde jaar uitkwam, een straatfilosoof. Wij hadden nog nooit van Plato of Socrates gehoord. Alhoewel, ik kende wel een Socrates, maar dat was de Braziliaanse voetballer die furore maakte in de jaren 70 en 80. De grote filosofen waar onze leeftijdsgenoten op het gymnasium inmiddels druk over aan het discussiëren waren, gingen aan ons voorbij. Wij hadden niet de luxe om te filosoferen, we moesten overleven. Artiesten als Appa en Sjaak gaven ons de woorden voor onze gevoelens en lieten ons zien dat we hier niet alleen in stonden.
Vlak voor het plein liepen we langs een ME-busje met agenten. Ik wierp een blik naar binnen en keek per ongeluk een agent recht in de ogen. Hij keek terug met een boze, neerbuigende blik, een die zei dat ik niets verkeerds moest uithalen en dat hij er geen probleem mee zou hebben om ons allemaal neer te knuppelen als het moest. Ik kreeg een knoop in mijn maag en keek snel weg. Voor veel mensen dient de politie als bescherming, een instantie die ze kunnen vertrouwen en die gerechtigheid biedt. Voor mij en mijn vrienden was en is dit niet zo. Van talloze keren onnodig gefouilleerd worden tot de agenten die mijn vader oppakten tijdens ons zeldzame dagje uit, ik zal nooit een positief beeld hebben bij de politie.
We kwamen aan op het plein. Het was oud, lelijk en grijs, niet zoals de pleintjes in Zuid met hun mooie bankjes en groene perkjes. Hier werd het grootste gedeelte van de ruimte gevuld door een parkeerplaats. De rest was kaal beton.
We hadden net onze blikjes gekocht toen we werden aangesproken door een cameraman, vergezeld door een journalist met een microfoon in zijn hand. Vriendelijk vroegen ze of ze ons even mochten interviewen over de recente gebeurtenissen in de wijk. Normaal zouden we nooit toestemmen, we wisten immers hoe de media te werk gingen. Het enige wat ze doen is wijken zoals de onze in een kwaad daglicht stellen, neerkijken op mensen uit de lagere en arbeidersklasse en rechtse politici de ruimte geven om racistische uitspraken te doen. Toch voelden wij als groep een kans, een kans om de wijk in een positief daglicht te stellen en nuance aan te brengen in de manier waarop de media de rellen in de wijk portretteerden.
Een van mijn vrienden nam het woord. Ruim vijftien minuten lang stonden we met de journalist te praten. Het was een kwartier vol sturende vragen als: ‘Maar vind je ook niet dat de rellen te ver gaan?’ en ‘Hoe moeilijk is het om te wonen in deze wijk?’ Mijn vriend liet zich niet uit de tent lokken. Hij pareerde de vragen en reageerde genuanceerd door te stellen dat het kleine groepen jongeren waren, dat ze niet echt typerend waren voor de wijk, en dat ook de politie een rol speelde in het laten oplaaien van de rellen, door jongeren die niets te maken hadden met de onrust onnodig hard aan te pakken.
Gedurende het interview viel het ons op dat de cameraman constant zenuwachtig om zich heen keek.
Gedurende het interview viel het ons op dat de cameraman constant zenuwachtig om zich heen keek. Hij had de zware, dure camera op zijn ene schouder en een laptoptas over zijn andere schouder hangen. Ons vermoeden was dat hij bang was om beroofd te worden. Aan het eind van het interview maakte een van mijn vrienden een grapje door ‘Hou je laptop wel dicht bij je, hè!’ te roepen naar de cameraman.
Tevreden liepen we terug naar school. Inmiddels waren we te laat voor de les maar dat kon ons niets schelen. We hadden iets goeds gedaan voor de wijk en iedereen mocht trots op ons zijn. De rest van de dag vertelden we aan iedereen die het wilde horen over onze goede daad, van medeleerlingen tot docenten en de conciërge. We gingen met een goed gevoel naar huis en voor het eerst in ons leven waren we van plan om naar de uitzending te kijken.
Eenmaal thuis voor de tv wachtten we met spanning op het nieuwsitem over de wijk. Het trotse gevoel zakte in mijn schoenen toen ik zag dat het enige fragment uit het interview dat getoond werd, de grap van mijn vriend was: ‘Hou je laptop wel dicht bij je, hè!’
Dit is het exacte moment waarop ik leerde wat framing was.
Dit is het exacte moment waarop ik leerde wat framing was. De manier waarop media een fragment dusdanig knippen en uitvergroten dat ze de interpretatie van kijkers sturen. De journalisten vonden het niet interessant om nuances aan te horen over de wijk, ze kwamen niet om ons verhaal vast te leggen, ze kwamen hun eigen vooringenomen verhaal bevestigen.
De volgende dag waren we niet erg populair. Mensen in de buurt en schoolgenoten hadden, aangespoord door ons, massaal naar de uitzending gekeken en waren teleurgesteld dat we niet beter op onze uitspraken hadden gelet. We hadden moeten weten dat framing dagelijkse kost was in dit soort wijken. We waren naïef geweest.
Achteraf vind ik de reacties veelzeggend. Het is moeilijk te omschrijven hoeveel mentale energie het elke dag kost om in een kansarme wijk te wonen. Los van alle stress en zorgen die je dagelijks ervaart, moet je elk woord dat je uitspreekt tegen mensen met autoriteit, hetzij de politie, hetzij de Belastingdienst of de media, zorgvuldig wegen. Er is geen ruimte voor fouten. Een grapje over een laptoptas draagt bij aan het valse narratief dat je in kansarme wijken op elk moment van de dag beroofd kan worden, wat weer bijdraagt aan de legitimatie van zaken als etnisch profileren en politiegeweld.
Die drang tot verzet was juist de reden dat we in eerste instantie met de journalist in gesprek gingen.
Volgens de invloedrijker wetenschapper Loïc Wacquant komt dit gevoel deels voort uit wat hij noemt ‘territoriale stigmatisering’. De wijk heeft een lage positie binnen de stedelijke hiërarchie en daar komt een slechte reputatie uit voort. Er ontstaat een stereotiep beeld van de wijk, bijvoorbeeld dat het er gevaarlijk is. Alle inwoners zijn zich bewust van de reputatie van de wijk en volgens de theorie wordt het beeld vervolgens geïnternaliseerd, met een lager zelfbeeld als gevolg.
Het is echter belangrijk om nuance aan te brengen als we kijken naar de internalisering van stereotyperingen. Veel mensen in kansarme buurten verzetten zich namelijk tegen het stereotiep beeld dat bestaat over hun wijk. Die drang tot verzet was juist de reden dat we in eerste instantie met de journalist in gesprek gingen. We waren het niet eens met het narratief dat werd geschetst en wilden daar verandering in brengen.
Veel wetenschappers die schrijven over sociale cohesie, de sociale samenhang, in kansarme wijken gaan hier dan ook de mist in. Kansarme wijken worden vaak geportretteerd als plekken waar mensen een laag zelfbeeld hebben en waar weinig sociale cohesie is als gevolg van de stigma’s. Onze ervaring laat echter zien dat er in veel van dit soort wijken juist een grote sociale cohesie bestaat. De buurtbewoners waren zich bewust van het stigma van de buurt en wilden dat beeld aanpassen. Dit werd verder geïllustreerd door oudere buurtbewoners, buurtvaders en -moeders die in navolging van de rellen vreedzame protesten organiseerden en dagenlang op de straten patrouilleerden om te voorkomen dat de jongeren opnieuw zouden gaan rellen. De buurt stond op om de sociale orde terug te brengen. Als je het mij vraagt zijn er weinig betere voorbeelden van sociale cohesie dan dit.
Dit treffen met de journalisten heeft ervoor gezorgd dat ik altijd sceptisch ben en moeite heb met de media. Door dit soort ervaringen zal ik me altijd meer verbonden voelen met mensen zoals Appa en Sjaak. Ook zij zijn niet altijd even genuanceerd, maar ze staan tenminste wel voor me.
Milio van de Kamp: Misschien moet je iets lager mikken. Atlas Contact; 176 pagina’s; €20,00.

Milio van de Kamp (hij/hem) is socioloog en werkzaam als universitair docent aan de UvA. In 2022 werd hij verkozen tot FMG Docent van het Jaar. Opgegroeid in armoede geeft hij een unieke, persoonlijke blik op maatschappelijke ongelijkheid. Eerdere stukken over kansenongelijkheid en armoede zijn onder andere verschenen in de Volkskrant en Het Parool.

Bo Yuan is een illustrator uit Rotterdam die gespecialiseerd is in digitale kunst. Met gebruik van dit medium creëert hij werelden en karakters om een verhaal te vertellen. Deze verhalen spelen zich uit in de vorm van visuele metaforen. Herkenbaar maar toch vervreemdend, en altijd een uitnodiging voor de kijker om zijn eigen interpretaties in te vinden.