Ik kan me niet veel herinneren van het kinderdagverblijf waar ik soms werd toevertrouwd aan de zorg van goedlachse kleuterleiders. Hopelijk deed ik daar niet meer dan kwijlen en met mijn bolle kinderogen rollen als de pakjes melk weer zuur waren. Ik kan me ook niet herinneren of er paarden en lieve opa’s, oma’s met bijbehorende hondjes werden geofferd terwijl ik werd onderworpen aan allerlei perverse satanistische rituelen. Ik zat dan ook niet op een crèche in Oude Pekela waar dit soort dingen in de jaren 80 schijnen te zijn gebeurd – het echtpaar Jonker, werkzaam als huisartsen in Oude Pekela, trok daar in 1987 aan de bel na een melding van ouders dat hun kind slachtoffer zou zijn van georganiseerd seksueel misbruik. De beschuldigingen zijn nooit bewezen. Ik had als kind wel een onoverkomelijke neiging om heksenbrouwsels te maken en glanzende steentjes te verzamelen om deze vervolgens in occulte patronen te leggen. Ook droeg ik soms een jurkje en had ik een Barbie-auto waarin een paar stuivers waren verdwenen die de auto zo hard deden ratelen dat mijn moeder er migraine van kreeg. Mijn heksenkrachten en neiging tot genderverraad waren dus reeds in ontwikkeling.
In de jaren 80 en het begin van de jaren 90 van de vorige eeuw heerste, voornamelijk in de Verenigde Staten en Canada, een wijdverspreide bezorgdheid over het idee dat satanische sekten allerlei onkuisheden begingen met en in het bijzijn van kinderen en dat zij zich schuldig maakten aan ritueel misbruik en moord. Zij die beschuldigd werden van betrokkenheid (vaak door middel van suggestieve therapieën waarbij herinneringen in zekere mate gefabriceerd werden door zogenaamde slachtoffers), konden erop rekenen dat hun levens verwoest werden. Daarnaast heerste er een vermoeden onder handhavers, maatschappelijk werkers en anderen dat satanische sekten een ernstige bedreiging vormden voor de samenleving en dat er vlug actie moest worden ondernomen om ze te bestrijden. Als het om kinderen gaat, wordt ’t iedereen rood voor de ogen en wil men best geloven dat mevrouw Jannie van de plaatselijke crèche een geiten offerende kannibaal is en een gigantische tattoo van een pentagram verbergt onder haar Miss Etam-bolero. Dit is tot op zekere hoogte begrijpelijk, zeker gezien de ouderlijke drang om kinderen te beschermen en in de context van het idee dat kinderen een representatie zijn van de toekomst en derhalve nogal wat hoop op hun schouders dragen, maar het nam hier wel zeer ernstige vormen aan.
Ik gooi graag mijn eigen autisme in de strijd om bij te dragen aan een weldoordachte morele paniek
De Jongerenorganisatie Forum voor Democratie (JFVD) postte in april 2023 een geestdriftig in elkaar geflanst kunstwerkje op hun Instagram-feed. Het betrof een foto van een dragqueen-voorleesuurtje waarop te zien is hoe de dragqueen – de nieuwe volksduivel bij uitstek – met een crimineel balkje voor de ogen een verhaal voorleest aan enkele kinderen. Een van de kinderen lijkt in extase. Ze klampt een houten bankje vast met gesloten ogen. Is het angst? Sluit ze haar ogen voor haar naderende transitie? Hoort ze reeds het gekraak van haastige Crocs op de gang? Van de dokters die kakelend komen aansnellen om haar van haar geslacht te beroven? Scalpels in de aanslag! ‘JFVD staat voor de bescherming van kinderen zodat zij zelf hun identiteit kunnen ontwikkelen, los van indoctrinatie door perverse volwassenen die hun ontaarde sexualiteit proberen op te dringen aan kinderen,’ valt te lezen in de bijbehorende caption. ‘Wij regelen spandoeken, vlaggen en borden.’ Let hier vooral op de erotiserende ‘x’ in ‘sexualiteit’. Hoe moet een toekomst vol met dergelijk seksueel ontheemde kinderen er wel niet uitzien?
Verzamel de toortsen
Het is wel jammer dat JFVD niet zelf een histrionische morele paniek kon opkoken, maar er eentje moest lenen uit het verre Amerika. Zonde! Ik kan er zó eentje bedenken. Wist je dat lijm in kleuterscholen niet gebruikt wordt om papier-maché te maken, maar om kinderhandjes aan tafels vast te plakken zodat de kinderen zich niet kunnen verweren als de plaatselijke autist wordt uitgenodigd om in hun gezichtjes te niezen en hen zo te besmetten met zijn ontwikkelingsstoornis? Mag ik zeggen! Ik gooi graag mijn eigen autisme in de strijd om bij te dragen aan een weldoordachte morele paniek. (Die diagnose is overigens pas gesteld nadat ik mijn Covid-19-vaccinatie ontving. Toeval?) Ik moet dit essay trouwens snel afschrijven met mijn geurstift, want ik moet zo meteen op mijn driewieler naar de dichtstbijzijnde OBS rollen. Voilà! Een kind kan de was doen. Oh, wacht, daar heb je handjes voor nodig.
De academica en activist Silvia Federici (Italië, 1942) oppert in haar meesterwerk Caliban and the Witch dat een ingrijpende analyse van de heksenjachten met betrekking tot ontwikkeling van onze huidige kapitalistische maatschappij academisch gezien een ondergeschoven kindje is geweest. De heksenjachten tussen de 15e en de 18e eeuw – een ‘campaign of terror against women’ – ondergroeven de pogingen van de reeds verzwakte Europese boerenstand (immers reeds onderworpen aan het privatiseren van land, enorme belastingen en een als een schimmel uitbreidende invloed van de staat op alle aspecten van het sociale leven). Ze veroorzaakten een steeds dieper wordend schisma tussen mannen en vrouwen en vervulden mannen van angst voor de kracht van vrouwen. Daarnaast vernietigde de heksenjacht een sterrenstelsel aan praktijken, overtuigingen en ‘sociale subjecten’ wier bestaan niet compatibel was met de ontluikende arbeidsdiscipline binnen het kapitalisme. Denk maar aan die vermaledijde vroedvrouwen die tijdens het baren staan te konkelen en aanstaande moeders allerlei duisters influisteren! Op de brandstapel ermee. De heksenjachten waren, aldus Federici, een elementair gegeven binnen de overgang naar kapitalisme. Een reorganisatie van machtsverhoudingen in de samenleving had als effect dat nieuwe vormen van uitbuiting en onderdrukking ontstonden waardoor traditionele vormen van sociale controle begonnen te eroderen. Uitgesloten van formeel werk, hielden vrouwen zich bezig met landbouw, handwerk en vroedkunde, activiteiten die aan alle kanten werden gedevalueerd en zelfs gecriminaliseerd met als gevolg dat vrouwen te pas en te onpas beschuldigd werden van hekserij.
De vraag is nu welke reorganisatie van machtsverhoudingen ons huidige tijdperk kenmerkt en als gevolg heeft dat voorlezende dragqueens, transgender mensen en immigranten spreekwoordelijk bedreigd moeten worden met spreekwoordelijke toortsen. Gezien we nu volgens Forum-raadslid Gino Luurssen ‘letterlijk [worden] doodgegooid’ met regenboogvlaggen en ‘genderideologie’ een snel woekerend ‘onkruid’ is, moet er natuurlijk actie ondernomen worden. En wel in de vorm van een protest bij een bibliotheek waar kinderen voorgelezen worden. Dat de leden van de JFVD niet kunnen klokkijken bleek overigens een uitkomst voor de dragqueens die stonden te popelen om kinderen te indoctrineren met obscene figuren als de kleine mol die wil weten wie er op zijn kop heeft gepoept (scat-ideologie!) en misbaksels als het Nijntje-voelboek (pervers!).
Een van de belangrijkste aspecten van deze politiek is een afwijzing van de toekomst als leidende kracht voor ons handelen
Verwerp de toekomst
Literair criticus Lee Edelman (Verenigde Staten, 1953) biedt een interessant perspectief op de morele paniek als concept in zijn werk No Future: Queer Theory and the Death Drive, een boek dat ik tijdens het schrijven van mijn scriptie meermaals door de kamer heb gesmeten omdat ik niet in staat was grote woorden in mijn krakende breintje te persen. Ik ga nu toch eens mijn best doen. De thesis van het boek is dat lollige dooddoeners met betrekking tot alles wat niet aan de status quo conformeert als ‘hoe leg ik dit dan aan mijn kinderen uit?’ voortvloeisels zijn uit de westerse obsessie met reproductive futurism. Dit concept dicteert dat de waarde van het (eventueel symbolische) kind en de familie ten grondslag liggen aan het goed functioneren van de samenleving en het bewaren van de sociale cohesie. In het verlengde hiervan zijn morele panieken te zien als een vorm van sociale controle, maar ook een weerspiegeling van het verlangen om de toekomst, gesymboliseerd door Het Kind, te waarborgen. Alles wat daar tegenin druist – vruchteloze anale seks, eventueel onvruchtbare transgender mensen, alles wat verder niet binnen het systeem van de heteronormatieve familie past – moet uitgesloten worden van deze toekomst. Deze imaginaire toekomst wordt vervolgens trots in de lucht gehouden als een excuus om iedereen die zich niet onder de toekomstvlag kan of mag scharen uit te sluiten en te onderdrukken.
Edelman is een voorstander van een politics of the present als een manier om de toekomstpolitiek een weerwoord te bieden. De death drive – niet het verlangen om te sterven, maar een afwijzing van toekomstmuziek en een nadruk op leven in het heden – ligt hieraan ten grondslag. Een van de manieren om deze politics of the present vorm te geven is door middel van artistieke expressie. Het fundamentele idee van een politiek van het heden heeft inspirerende implicaties voor hoe we ons leven en de samenleving als geheel benaderen en vormgeven. Een van de belangrijkste aspecten van deze politiek is een afwijzing van de toekomst als leidende kracht voor ons handelen. In plaats daarvan benadrukt deze het belang van het leven in het huidige moment, het omarmen van de godenzoon Kairos – de Griekse personificatie van de juiste gelegenheid – en een volledig betrokken zijn bij onze omgeving en ervaringen, alsook zinvolle verbindingen met anderen aangaan. Dit kan een ontzettend bevrijdend concept zijn, juist omdat het ons in staat stelt ons los te weken van de beperkingen van maatschappelijke verwachtingen en in het verlengde daarvan onze eigen individuele wegen te volgen.
Ik kan niet wachten op het eerste satanistische voorleesuurtje
Edelman draagt als voorbeeld het werk van David Wojnarowicz (Verenigde Staten, 1954-1992) aan. Deze aan aids overleden autodidact hield zich bezig met een veelvuldigheid aan uitdrukkingsvormen. Schijnend voorbeeld hiervan is een zeldzaam fotografisch project waarin hij de decadente Franse dichter Arthur Rimbaud – vanwege zijn obsessie met het verheerlijken van het stormachtige heden misschien wel de ultieme No Future-dichter – laat deelnemen aan allerlei No Future-activiteiten (condoomloze cruising, naalden vol heroïne, alles wat verder een ‘gezonde toekomst’ in de weg staat) in het queer New York van de late jaren 70. Het werk van David Wojnarowicz kan dan ook zeker gezien worden als een speelse afwijzing van de toekomst en een omarming van het heden: zijn kunst viert het wegglippende moment, grijpt het heden bij de lurven en moedigt ons verder aan om in dat heden te leven in plaats van ons te concentreren op een verre en onzekere toekomst. Dit komt op virtuoze wijze tot uiting in zijn afbeeldingen van het stadsleven, queercultuur en de aids-crisis. Een van de manieren waarop Wojnarowicz de toekomst in zekere zin verwierp, was door zijn gebruik van onwenselijke materialen in zijn kunst. Hij werkte vaak met allerlei gevonden voorwerpen, alsook materialen die als wegwerpartikelen werden beschouwd, zoals verworpen stukjes papier, afgedankte foto's en ander stadsafval. Door deze materialen in zijn kunstwerken te incorporeren, was Wojnarowicz in staat om een kunst te creëren die diep verankerd was in het huidige moment en in conversatie stond met de ervaringen van degenen die in het hier en nu leven, en dan juist ook zij wiens toekomst niet zeker is. Wojnarowicz trekt in zijn fotoserie Rimbaud het verleden uit om hem pontificaal in zijn eigen heden te plaatsen. Zowel Wojnarowicz als Rimbaud vierde het heden als een situs van opstandigheid en keerden de toekomst in zekere zin de rug toe. Een lichtend idee.
Laten we heksenbrouwsels maken, glanzende steentjes verzamelen, kinderen voorlezen, een brandende sigaret tegen de vlag van de toekomst houden opdat die smeulend in de goot moge liggen en samen rond de meiboom van het heden dansen. Ik kan niet wachten op het eerste satanistische voorleesuurtje.

Rijk Kistemaker (hij/hem, 1991) kijkt film, schrijft, denkt veel na over het internet en leest vaak allerlei boeken door elkaar. Hij studeerde kunstgeschiedenis en cultural analysis en houdt van memes en de recente restauratie van Het Lam Gods.

Sosse Serpenti (2001) is een illustrator en beeldmaker die zich bezighoudt met mensen en de diverse werelden waarin zij zich bevinden. Vanuit antropologisch, journalistiek en persoonlijk perspectief, benadert zij subculturen en legt haar ondervindingen daar vast. Momenteel is ze gefascineerd door het gesloten bestaan van de huisvrouw.