In Het cadavre staren schrijvers nooit naar een leeg vel papier. Ze gebruiken de laatste zin van hun voorganger als begin voor iets nieuws. Zo spelen ze een woordspelletje dat al jaren geliefd is bij verveelde kinderen en Parijse surrealisten.
Vandaag schrijft David van den Bosch verder.
Soms plaats ik hem in een winkelstraat, dan hang ik een vrouw aan zijn arm. Zet hem een hoed op. Een hoed en een vrouw staan gedistingeerd.
Ik neem afstand voordat ik hem aankleed.
Een zwarte boxershort, puur en simpel; geen hemd, ondanks de kou. Grijze sokken, want zwarte zijn zo vreselijk niet wit. Een T-shirt, om de kosten te drukken. De kleur zal paars zijn of oranje of roze. Geen paniek, van het T-shirt zal niks te zien zijn.
Een warme trui, tegen de kou. Geen overhemd of jasje. De trui staat niet gedistingeerd, maar geen paniek: van de trui zal niks te zien zijn.
Een pantalon, een zwarte, naadloos aansluitend op even zwarte schoenen, met van die punten. Die staan bijzonder gedistingeerd.
Dan de jas. De lange grijze jas. Op maat gemaakt, het mag wat kosten. Maar geen paniek, voor de jas is jarenlang gespaard.
De jas gaat dicht. Hij bedekt de trui en het grootste gedeelte van de pantalon. De jas staat erg gedistingeerd.
Ik neem afstand voordat ik afscheid neem.
Hij zet zich in beweging. De vrouw aan zijn arm volgt als vanzelfsprekend. Er is nog maar weinig bewogen voordat hij aanspraak heeft.
Twee heren bewegen zijn kant op. Ze dragen velerlei kledingstukken waarvan weinig tot niks is te zien, doordat ze lange, gesloten jassen dragen. Behalve de jassen zijn alleen hun pantalons, schoenen en hoeden zichtbaar. Ze ogen gedistingeerd.
De heren benaderen hem. Hij stopt. Als vanzelfsprekend stopt de vrouw aan zijn arm ook.
Eén van de heren spreekt hem aan. Hij kijkt de heer aan en tikt tegen zijn hoed. De heren tikken tegen hun hoeden. De vrouw glimlacht naar de heren. De heren glimlachen terug.
Eén van de heren doet hem een voorstel. Het voorstel is overweldigend, maar geen paniek: van enige nervositeit zal niks te zien zijn.
Hij reageert niet meteen, maar kijkt naar de vrouw aan zijn arm. De vrouw glimlacht naar hem. Hij glimlacht terug. Dan wendt hij zijn blik naar de heren en aanvaardt het voorstel.
De heren steken beiden hun rechterhand uit. Hij schudt hun handen één voor één. Dan zegt hij iets tegen de vrouw. De vrouw laat zijn arm los. De heren steken beiden hun hand op en vertrekken in de richting vanwaar zij zijn gekomen.
Maar wat gebeurt er nu? De vrouw volgt de beide heren. Hij blijft staan. De beide heren hangen haar allebei aan één arm. Hij blijft nog altijd staan. De heren en de vrouw lopen gearmd door. Hij blijft staan. Hij steekt zijn hand op en glimlacht. De heren en de vrouw kijken niet meer om en lopen door.
Ik raak onderhevig aan een lichte paniek. Ik had niet de bedoeling de vrouw permanent aan hem over te dragen. Er was meer sprake van bruikleen. Alleen de kleren mocht hij houden. Die staan hem zo gedistingeerd.
Hoe kom ik nu op korte termijn aan een nieuwe vrouw? Er is hier sprake van een verschrikkelijk misverstand.