Foto: privécollectie Ava Mees List
“He jongens, kunnen we nog even stoppen bij de coffeeshop? Ik wil een jointje halen.” Dude. Ik kijk haar aan. “Niet voor in de kerk hoor!” voegt Aisha dan toe. Oké dan. We wachten buiten. Amsterdam is bedekt door een dikke laag ijzel, er zijn weinig mensen op straat. Ik begin licht te stressen of we nog wel een plek kunnen veroveren. Het is Kerstavond en wij hebben met zijn drieën het briljante plan gevat om naar de mis te gaan. Voor alle kerken moest je kaartjes halen, om verzekerd te zijn van een plaats in Gods huis. Niet voor de Onze Lieve Vrouwenkerk op de Keizersgracht, daar is iedereen welkom.
Ik was er nog nooit geweest, maar eenmaal binnen is het moeilijk niet onder de indruk te zijn. We lopen naar de banken onder het enorme gewelf, langs prachtig beschilderde pilaren, een klassiek versierd koor en schilderijen van een bloederige Jezus aan de wand. Met het programmaboekje in de hand gaan we zitten. Ik zet mijn voeten op het knielplankje of hoe dat ook heet. Het orgel begint te spelen en het koor zet in. Ik probeer een glimp van ze op te vangen, maar ze zijn verstopt op het balkon. De priesters, gehuld in wit, lopen ceremonieel een rondje door de kerk. De achterste heeft een babypop in zijn hand, en ze leggen de kleine Jezus in zijn kribbe, links achterin. Zou die pop bij de Intertoys zijn gekocht? Of is er een speciale groothandel voor kerken waar alle benodigdheden voor een kerstviering kunnen worden aangeschaft?
De mirre prikt in mijn neus. Naast me is Nikki in slaap gevallen, Aisha zingt zachtjes mee. Ik moet niezen. Ik wil eigenlijk kijken hoe laat het is, maar heb mijn telefoon uitgezet. Al na een kwartier kreeg ik een houten kont. Ik stel me voor hoe het zou zijn om elke week naar de mis te moeten van je ouders. Stilzitten en luisteren naar psalmen, twee uur lang. Ik lees mee met de teksten. We hebben liederen gezongen in het Nederlands, Engels, Duits, Frans, en Latijn. Vooral het Latijn vind ik leuk. In het boekje staan ook vertalingen, en ik probeer zonder te spieken te kijken of ik nog genoeg weet van de dode taal die ik ooit zo aandachtig heb moeten studeren.
Avus
Avi
Avo
Avum
Avo
Avi
Avorum
Avis
Avos
Avis
Ja, die ken ik nog. Maar alle vervoegingen van die quo. Qui quae quod cuius cuius cuius cui cui cui quem quam quod qui quae quod quo qua quo quo quae quo, oh, we moeten weer opstaan. Iedereen spreekt mee met het Onze Vader. Ik zwijg. Ik vind het prachtig om de ceremonie mee te maken, maar ken de teksten niet. We mogen weer zitten. Nikki is wakker, en kijkt me vragend aan (om weg te gaan, denk ik). “Wacht, straks krijgen we wijn,” fluister ik haar bemoedigend toe. “Mees, ik ben katholiek opgevoed. Je mag geen hostie als je geen communie hebt gedaan.” Mijn ogen sperren zich wijd open, en ook Aisha kijkt verschrikt. Dit wisten we niet! Ik persoonlijk kon niet wachten tot dat ritueel begon, en ik wilde ook eens weten hoe dat proeft, het lichaam van Jezus. Bovendien kan ik wel een borrel gebruiken, het is niet bijzonder warm daar in die grote kerk.
Het moment is daar. Men mag opstaan, en naar voren lopen. De priesters hebben het brood veranderd in vlees, de wijn in bloed. Ik ben benieuwd hoeveel mensen hier communie hebben gedaan, en tot mijn verbazing staat een groot deel van de aanwezigen op. Toch gek, dat je verbaast bent over het aantal gelovigen in een kerk. Ik sta ook op. Ik durf niet naar voren te lopen, maar ik wil het toch kunnen zien. Het voelt alsof iedereen daar bij een vereniging hoort, en ik mag niet meedoen. Heel even ben ik teleurgesteld dat ik geen communie heb gedaan. Maar dan bedenk ik me weer dat vreemde ritueel, waar jonge meisjes in trouwjurken met God huwen, en ga ik weer zitten. Aisha pelt een mandarijntje, ik krijg de helft. Dan maar onze eigen hosties.
Na twee uur staan we buiten. De sneeuw is veranderd in stromende regen, en op de trappen van de kerk roken we een sigaret, onder wakend oog van het pasgeboren kindeke. Mensen komen ons een hand geven. Zalig Kerstfeest! Vrede met u! Ik kijk de meisjes aan. Dus. Naar de club? Ze knikken wellustig.