De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Mensenlevens redden met varkensorganen lijkt vooruitgang, maar is vooral een nog monsterlijkere manier om dieren uit te buiten. Noem het gewoon orgaanroof, aldus Ron Vaessen.
Nu chimaeren, mens-dier hybriden, steevaste werkelijkheid lijken te worden, vroeg de overheid aan drie wetenschappers of we dit moeten willen. Hoogleraar biomedische ethiek Guido de Wert vindt van wel en legt uit in Het Financieele Dagblad. Hij wijst op het grote tekort aan donororganen. Door menselijke cellen in dierenembryo’s te brengen groeien uiteindelijk deels menselijke organen en daarmee redden we mensenlevens.
In deze halve mensachtigen kunnen ook menselijke hersencellen groeien. Dat is omstreden, maar de hoogleraar lijkt het wel handig, voor onderzoek naar hersenziektes. Hij trekt één grens: er mogen geen menselijke cognitieve eigenschappen in dieren tot ontwikkeling komen.
De grens tussen mens en dier is ‘niet zo helder,’ zegt hij. ‘Ook een mens is een dier.’ Gaan we organen kweken, dan vervaagt de grens volgens De Wert nog verder. Maar omdat we anders ‘wellicht grote voordelen’ mislopen, wil De Wert die grens (deels) oversteken. Zo wil hij wel varkens gaan gebruiken, maar geen dolfijnen, olifanten of mensapen. ‘Mensapen staan qua cognitieve vermogens zo dichtbij ons dat het moeilijk is uit te leggen dat je die dieren wel instrumenteel mag gebruiken en mensen niet.’
Zo moeilijk is dat niet uit te leggen. Het is willekeur. Dieren gaan zwaar gebukt onder de terreur van de mens, slechts een handjevol cultureel bevoorrechte diersoorten laten we een beetje met rust.
Ik vermoed dat we oprecht denken anders te zijn dan de andere dieren. Ik vermoed ook dat we eigenlijk niet achter de gevolgen staan van dit idee. We gebruiken de producten die we uit de dieren persen gortig, maar zodra we iets zien van gangbare bedrijfspraktijken zoals bij de het varkensslachthuis in Tielt, ontstaat felle maatschappelijke ophef: dit nooit meer!
Ondertussen gaat het allemaal gewoon door, vaak zelfs nog erger. Mijn derde vermoeden is dat we af moeten van deze zogenaamde scheiding tussen mens en dier. De filosoof Peter Singer schreef in 1975 al: ‘Wanneer we onderscheid maken tussen dieren en menselijke wezens, op welke grond kunnen we dat dan anders doen dan op een onbeschaamde (…) voorkeur voor de leden van onze eigen soort?’
Wat daar mis mee is? Waar we iemand of iets tot een andere ‘soort’ rekenen, begint de ellende. Zo is (en wordt) er sinds de oerknal onnoemelijk veel leed aangericht. Het is niet oncontroversieel, maar Singer redeneert als volgt: vrouwen en Afrikaanse slaven werden lange tijd óók niet gezien als wezens om serieus rekening mee te houden en nu goddank wel. Als we andere mensensoorten willen bevrijden, moeten we ook de bevrijding van andere diersoorten steunen. Dat is wel zo consequent in onze wens om zo min mogelijk lijden aan te richten.