De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. NRC Handelsblad opende onlangs terecht de discussie over de wijze waarop het nieuws gemaakt en gebracht wordt. Maar: practice what you preach, stelt Yoren Lausberg aan de hand van een twijfelachtig artikel over IS-bruiden.
Na de meerderheidsstemming voor een Brexit en de verkiezing van Trump ‘zitten veel media in een fase van openlijke zelfreflectie’. Dat stelt de NRC in een artikel over constructieve journalistiek, waarin de krant zich onder andere lovend uitlaat over de eigen bijdragen die zij in 2016 aan dit type journalistiek hebben geleverd. Hiermee opent de NRC een belangrijke discussie: we moeten eens goed nadenken over de wijze waarop nieuws gemaakt en gebracht wordt.
Maar terwijl de NRC zich hier positief uitlaat over constructieve journalistiek, laten ze elders een goede mogelijkheid ervoor lopen. Onder de sensatiekop “Zuster Aicha: cyberjihadist en wetenschapper” bespreekt de NRC een onderzoek over IS-bruiden. In het onderzoek gebruiken de onderzoekers WhatsApp om te praten met vrouwen die naar Syrië zijn gegaan, om te achterhalen wat hen daartoe dreef. Het artikel behandelt heersende theorieën over het onderwerp, waar dit soort vrouwen ofwel als slachtoffer worden afgeschilderd, ofwel als actieve Jihad-strijder. Ze laten zien dat in de app-gesprekjes naar voren komt dat de vrouwen zichzelf als geen van beide zien. Ze willen enkel een leven onder de Sharia – of ze dit vrijpleit van medeplichtigheid aan gewelddadige strijd is natuurlijk iets waar we nog over kunnen discussiëren.
De onderzoeksassistente van dit onderzoek zou echter op een online forum gesympathiseerd hebben met IS-strijders en de Jihad. Om deze reden, en omdat de data verzameld werden via WhatsApp, werd het onderzoek gediskwalificeerd. Om dit nog even te onderbouwen werden andere academici gevraagd om hun mening, academici waarvan de NRC eerder stelde dat ze in alles diametraal tegenover de UvA-onderzoekers staan. Of ze eventjes hun academische tegenstanders publiekelijk zwart wilden maken? – Tuurlijk.
Deze discussie wordt echter met gemak gepasseerd, en het onderzoek wordt bij het vuil gezet.
Er wordt niet verder gekeken dan het feit dat de onderzoekster een mening heeft over haar onderzoeksgroep – iets waar binnen deze tak van wetenschap veel interne discussie over is. Deze discussie wordt echter met gemak gepasseerd, en het onderzoek wordt bij het vuil gezet. De inzichten die zo’n onderzoek ons zouden kunnen brengen worden volledig genegeerd en de mogelijkheid tot constructieve journalistiek daarmee opzijgezet. De NRC stelt dat dit onderzoek ‘gebruikt kan worden in de verdediging van deze vrouwen’, terwijl de onderzoekers nergens gesteld hebben dat hun onderzoek generaliseerbaar is en dus gebruikt kan worden voor juridische onderbouwing. Het is enkel een verkennend onderzoek met een publicatie van twee pagina’s. Ook het feit dat vrouwen die naar Syrië gaan nogal een lastige groep is om te onderzoeken, dus dat WhatsApp en internetfora gebruiken daar misschien wel pragmatische oplossing voor zijn, wordt voor het gemak even vergeten.
Hier laat de NRC een grote kans om ‘constructieve’ journalistiek te bedrijven liggen. Ze konden er voor kiezen om de drijfveren van deze vrouwen te bespreken, en of passieve deelname aan Jihad je niet net zo medeplichtig maakt aan het geweld. In plaats daarvan greep de krant de kans om flink sensationeel uit te pakken. Een laatste toevoeging: in de reactie aan de NRC van de auteurs (die niet werd gepubliceerd – wel te lezen op de site van de UvA) laten zij weten dat een eerdere versie van het artikel niet door de NRC gepubliceerd was omdat het ‘te positief’ was over het onderzoek. Pas toen men ‘cyberjihadisme’ erbij kon halen werd het nieuwswaardig. Hiermee is het nu wel duidelijk wat de NRC eigenlijk wil met ‘constructieve’ journalistiek; af en toe zichzelf op de borst kloppen, en verder maken ze zich er makkelijk van af.
Afbeelding: Paint & printscreen NRC.