De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Ons AOW-stelsel maakt het mogelijk dat hoogopgeleiden eerder kunnen stoppen met werken dan laagopgeleiden. Volgens Anouk Kootstra is die ontwikkeling onrechtvaardig.
We wisten al dat lager (of: 'praktisch') opgeleiden doorgaans een stuk eerder beginnen met werken, en dat het werk dat ze doen over het algemeen fysiek zwaarder is dan dat van hoger (of: 'theoretisch') opgeleiden. Nieuw onderzoek toont aan dat hoger opgeleiden ook eerder met hun werk stoppen. De reden hiervoor is simpel: terwijl de AOW-leeftijd langzaamaan omhooggaat, kunnen zij het zich permitteren om eerder te stoppen met werken en het ontstane gat te dichten met bijvoorbeeld spaargeld of de verkoop van een huis. Lager opgeleiden hebben deze financiële ruimte vaak niet, en zien zich genoodzaakt om tot de pensioenleeftijd door te blijven werken.
De vraag rijst nu of dit wel rechtvaardig is. Ik ben geen econoom, dus het financiële aspect van deze vraag laat ik buiten beschouwing. Vanuit sociaal perspectief lijkt deze ontwikkeling me echter op geen enkele manier te rechtvaardigen. Dit wordt pijnlijk duidelijk wanneer je de statistieken voor (gezonde) levensverwachting erbij neemt. Mensen zonder vervolgopleiding sterven gemiddeld zeven jaar eerder dan hbo'ers en universitair geschoolden, en voelen zich gemiddeld negentien jaar korter gezond. Ze werken dus niet alleen langer door, maar hebben ook veel minder tijd om van hun arbeidsloze oude dag te genieten.
Laten we het concreet maken. Eddie, mijn vader, begon op zijn zestiende met werken, eerst in de bouw en sinds een jaar of dertig als conducteur. Hij is nu tweeënzestig. Door het schommelen van de treinen begint hij last te krijgen van zijn knieën, maar hij moet nog vijf jaar tot aan zijn pensioen. Ik krijg het soms niet uit mijn hoofd, wanneer ik de professoren zie met wie ik samenwerk: ze zijn net zo oud als mijn vader, maar ze zijn minstens tien jaar later begonnen met werken, en ze kunnen er – mochten ze willen – eerder mee stoppen, om vervolgens in betere gezondheid van hun langere pensioen te genieten.
Doorrekenen met de beschikbare cijfers leidt tot een bizarre conclusie. Mannen zonder vervolgopleiding beschouwen hun gezondheid gemiddeld tot hun 53e als goed. Rond hun 60e ervaren ze de eerste echte lichamelijke beperkingen. Ervan uitgaande dat hun werk vaak fysiek zwaarder is en dat zij zich doorgaans geen vervroegd pensioen kunnen veroorloven, betekent dit dat ze geacht worden om nog twaalf jaar door te werken terwijl ze hun gezondheid niet meer als goed beoordelen, waarvan vijf jaar waarin ze met lichamelijke beperkingen te kampen hebben.
Anderzijds beschouwen hbo'ers en universitair geschoolden hun gezondheid tot hun 72e als goed. Op hun 77e krijgen ze hun eerste lichamelijke klachten. (Ter vergelijking: mensen zonder vervolgopleiding halen deze leeftijd gemiddeld überhaupt niet.) Door een hoger salaris zijn zij vaker in staat om eerder te stoppen met een fysiek minder zware baan, zodat ze gemiddeld nog zo'n dertien jaar zonder lichamelijke klachten van hun pensioen kunnen genieten.
Mijn vader droomt al jaren van een rechtvaardiger AOW-systeem waarbij niet leeftijd, maar het aantal gewerkte jaren leidend is. Het probleem is wellicht dat ons pensioenstelsel niet ontworpen wordt door conducteurs, maar door mensen die laat beginnen en vroeg stoppen met werken.