Verveling kreeg het afgelopen jaar duizend gezichten. Rijk Kistemaker vraagt zich af: zullen we ons die gezichten allemaal apart herinneren als deze crisis min of meer voorbij is? Verveling als een kamer vol zonneschijn waarin je het stof kan zien opstuiven, verveling als een stroopnagel, verveling als een bed nat van het zweet door een droom die net geen nachtmerrie was.
Enkele jaren geleden stelden onderzoekers W.A.P. van Tilburg en E.R. Igou dat verveling en de daaropvolgende zucht naar betekenis mogelijk tot meer extreme politieke standpunten kunnen leiden. Mijn verveling deed me het afgelopen jaar niet radicaliseren, maar leek wel van dag tot dag een andere textuur te hebben. Dat was ook ontluisterend. Soms alleen vlak en grijs, soms omkranst met schuldige stekels omdat ik voorzie dat mijn geld spoedig opraakt, omdat ik vrees dat mijn familieleden ziek worden en het me toch nog lukt om me helemaal dood te vervelen. Ik heb nu niet het idee dat er veel vruchtbaars schuilt achter mijn lethargie, geen geweld en ook geen creativiteit.
Politicoloog Erik Ringmar oppert in de prachtige Boredom Studies Reader dat verveling vooral het falen van onze aandacht is. Aandacht besteden (paying attention) was volgens Ringmar oorspronkelijk een geprezen burgerlijke waarde. Een waarde die we, denk ik, inmiddels hebben geïnternaliseerd. De aandachtige kan onmiddellijk instructies opvolgen - bijvoorbeeld: trek je portemonnee! - en is plooibaar en gedisciplineerd. Het “gepeupel” werd juist gedefinieerd door een gebrek aan aandacht. Het volk moest gedwongen worden de aandacht op allerlei te richten om mee te kunnen doen in een maatschappij die draait om en op aandachtig consumeren. Het moest gedisciplineerd worden.
Ik zou mijn verveling liever als een pan soep uit het raam smijten.
In het heden brengt het continue schenken van aandacht ons schijnbare controle over ons lichaam, over onze geest, over onze levens. Overspoeld door informatie en impulsen rekken we onze aandacht op tot het breekpunt. Overgave aan verveling kan een vorm van verzet zijn tegen de aandrang om continu onze aandacht erbij te houden en zo gehoorzame consumenten en arbeiders te zijn, aldus Ringmar. We moeten onze verveling dus omarmen. Ik zou mijn verveling liever als een pan soep uit het raam smijten.
De afgelopen maanden wordt verveling in het nieuws vaak aangewezen als de aanzwengelaar van allerlei gerel en andere onlusten. Het krijgt zo een zweem van zondigheid en transgressie, alsof deze verveelden makkelijker over de geweldsdrempel treden, zachtjes in hun rug gepord door hun overvloedige lusteloosheid. Dit is niet de verheven verveling die tot een prachtig gedicht, een schoon toilet of filosofische overpeinzingen leidt en dan oplost. Het is ook niet het duimendraaiende en muurstarende protest van Ringmar. Het is meer een vaag omschreven morele zwakte die blijkbaar alleen tot bloei kan komen als geweld, een verwerpelijke ondankbaarheid. Verwend! Zo lijkt er een driesplitsing te ontstaan in het verhaal dat we vertellen over verveling: verveling als een stille vorm van verzet tegen kapitalisme, verveling als vruchtbare aarde voor allerlei gebrei en geschrijf, gebak en gemijmer, en verveling als een lont die een omver getrapte DIXI in een rellerig Vondelpark doet ontploffen of het maakt dat je de kat een trap geeft. Het mistige aanwijzen van verveling als een bron van maatschappelijke onrust maakt het tot een conceptueel zwart gat waar je allerlei onverklaarbaars in kan smijten. Dat kan eng zijn. Je kunt er immers ook het een en ander aan spookbeelden op projecteren. Beelden die beantwoorden aan je meest onrustige onderbuikgevoelens.
Wiens verveling kan door de beugel? Hoe mag men er uiting aan geven? Wanneer moet deze vaag blijven en ten behoeve van welk sensationeel verhaal? Voor wie mag deze scherp in beeld gebracht en gepathologiseerd worden als angst of depressie? De antwoorden op deze vragen liggen verstopt, ergens onder een vochtige grijze deken, maar misschien kunnen we onze aandacht eens richten op het vinden. Het is zaak om een beetje stil te staan bij het verhaal dat we tevoorschijn toveren over onze eigen verveling en die van de ander. De ene verveling lijkt nu de andere niet te zijn, maar uiteindelijk ligt er misschien een zoektocht naar zingeving besloten in ieders lusteloosheid, ook al wordt deze bij de een weggezet als doodlopende straat en bij de ander als potentiële voedingsbodem.
Beeld: Jae via Wikimedia