De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. De diversificatie van het Nederlandse theater verloopt stroef en niet zonder kritiek. Julia de Dreu ziet een voorbeeld aan de andere kant van het Kanaal.
‘De Nederlandse samenleving is superdivers en het theater golfbal-wit,’ zo stond in het opiniestuk dat de directies van Likeminds en Podium Mozaïek in 2016 schreven. Ze reflecteerden hierin op de vorderingen binnen de Code Culturele Diversiteit, een richtlijn die de theatersector in 2011 meekreeg van de Raad voor Cultuur, en concludeerden dat de integratie in de podiumkunsten wel wat smeerolie kon gebruiken. De schrijvers wilden meer ruimte zien voor niet-westers theater in het overstemmend westerse repertoiretoneel. Echter, in het artikel wordt geen aandacht besteed aan de diversificatie bínnen die westerse canon. Dat illustreert de huidige stand van zaken in het Nederlandse theaterlandschap, waarin traditioneel witte rollen nog steeds nauwelijks etnisch divers worden gecast.
Inmiddels, drie jaar verder, blijft de diversificatie van het Nederlandse theater een stroef proces. Een aantal theatermakers met een migratieachtergrond heeft een plek in het persoonlijk verteltheater verworven, zoals Nasrdin Dchar, Jouman Fattal en Sadettin Kırmızıyüz. Toch schort er wel het een en ander aan deze vorm van integratie. Zo merkt Marcus Azzini, artistiek directeur van Toneelgroep Oostpool en Braziliaans migrant, terecht op dat het lijkt alsof je als migrant alleen het toneel op mag als de culturele verschillen groot zijn en tot thema kunnen worden gemaakt. Ook gaf actrice Jouman Fattal in een interview aan het beu te zijn om keer op keer over haar vluchtelingenverleden te moeten vertellen (Blendle).
Het bleek een enorme veraderming om een multiculturele cast in een voorstelling te zien die niets met multiculturalisme te maken heeft.
Natuurlijk is het een verrijking in het theateraanbod dat er meer ruimte is voor niet-westerse verhalen. Maar de migrant zou ook de mogelijkheid moeten hebben om niet als migrant op de planken te staan, maar ‘gewoon’ als personage in een repertoirevoorstelling. Het theater heeft beide uitingen van diversiteit hard nodig. Het lijkt er echter nog altijd op dat in Nederland het achterhaalde idee heerst dat de acteurs in een familiedrama er allemaal hetzelfde uit moeten zien.
Het Verenigd Koninkrijk loopt wat dat betreft op ons voor. In The Lyric, een theater in Londen, werd een tijd terug The Seagull van Tsjechov opgevoerd. Het drama over de Russische bovenklasse was in deze uitvoering etnisch divers gecast. Het bleek een enorme verademing om een multiculturele cast nu eens in een voorstelling te zien die niets met multiculturalisme te maken heeft. Het droeg zelfs bij aan de theatraliteit: de verschillende huidskleuren benadrukten dat de acteurs geen ‘echte’ familie waren. Dit voegt het denkbeeld toe dat het stuk uit 1895 een universele menselijke conditie afspiegelt die niets met huidskleur te maken heeft. Dat zou het Nederlandse theater eens bij de Britten moeten afkijken.