Autisme wordt vaak gezien als een ingewikkelde afwijking. Sofie Hees vraagt zich af wie bepaalt wat normaal is. Het is tijd voor meer neurodiversiteit.
K., die mij zeer dierbaar is, heeft een ‘milde autisme-spectrumstoornis’ en is hoogbegaafd. Hij heeft humor en meer zelfreflectie dan menig persoon die ik ken. Hij is eerlijk maar houdt ook rekening met de gevoelens van anderen. Hij heeft net cum laude zijn bachelordiploma Kunstmatige Intelligentie gehaald aan de universiteit, waar hij ook een werkgroep begeleidde. Maar ook vindt hij het spannend om iemand diep in de ogen aan te kijken, geeft hij weinig om small talk en lijkt hij geen bioritme te hebben dat is afgestemd op een etmaal.
Vanwege zijn ijzeren zelfbeheersing verschijnt hij als het moet ’s ochtends vroeg voor dingen als tentamens, of hij nou geslapen heeft of niet. Dan is hij fysiek ontregeld en voelt hij zich beroerd. Als hij naar zijn lichaam luistert, gaat hij nu rond 6:00 uur slapen en staat hij rond 15:00 uur op.
Sommige mensen vinden dat onwenselijk. Ze vinden dat je eerst je ritme op orde moet hebben als je verder wil komen. Dat je eerst moet oplossen wat niet normaal aan jou is omdat de meesten van ons dat anders doen. Dan kun je pas echt meedoen. Maar waar K. mee worstelt is voor een groot deel genetisch bepaald. Het gaat niet over wil of discipline, maar over biologie. Misschien lukt het hem om zich aan te passen, ik weet dat hij heel erg zijn best doet. Hij kan en wil zo veel, maar aarzelt om een volgende stap te zetten, het werkende leven in.
Hij is niet de enige. 53% van de respondenten van het Nederlands Autismeregister (NAR), waarvan twee derde gemiddeld tot hoog intelligent, heeft geen inkomen uit betaald werk. Meer dan de helft van die groep heeft wel een diploma van een vervolgopleiding. NAR-deelnemers die betaald werken of willen werken, doen dat vaak in de zorg, het onderwijs en de ICT: de bekende sectoren waar meer arbeidskrachten hard nodig zijn.
Als iemand veel te brengen heeft, is het dan echt zo onoverkomelijk als diegene niet kan functioneren in een kantoortuin?
Zonder de moeilijkheden en het leed dat autisme met zich mee kan brengen te willen bagatelliseren, is autisme in bepaalde opzichten een aanwinst voor onze maatschappij. Het is een spectrum met veel diversiteit en de een is de ander niet, maar relatief veelvoorkomende kwaliteiten zijn loyaliteit, eerlijkheid, resultaatgerichtheid, analytisch en technisch inzicht en het vermogen om lange tijd geconcentreerd met één onderwerp bezig zijn. Eigenschappen waar ik soms een beetje jaloers op ben en die vast veel managers in hun team willen zien.
Greta Thunberg, nu waarschijnlijk een van de bekendste mensen met autisme, noemt haar autisme haar superkracht. ‘Ik denk dat wij autisten in veel opzichten de normale mensen zijn en de rest nogal vreemd,’ zei ze in 2018. ‘De rest blijft immers zeggen dat klimaatverandering een existentiële bedreiging is, en toch blijven ze gewoon doen wat ze al deden. Als uitstoot moet stoppen, dan moeten we stoppen met uitstoten. Voor mij is dat zwart-wit.’
Juist doordat Thunberg de wereld met een bepaalde rigiditeit, helderheid en simpelheid bekijkt, kan zij op haar zestiende tegen wereldleiders zeggen dat ze nú moeten ingrijpen om de aarde van klimaatcatastrofen te redden, zonder zich af te laten leiden door politieke of andere sociale conventies.
Natuurlijk is niet iedereen zo, en ook niet alle mensen met autisme. Dat hoeft ook niet. Er zijn meer rollen te vervullen in de samenleving. Maar als iemand veel te brengen heeft, is het dan echt zo onoverkomelijk als diegene niet kan functioneren in een kantoortuin, niet uit de verf komt in een brainstormsessie of niet mee wil met het teamuitje?
Of een stuk dag overslaat, zoals K.? In de kalmte van de nacht houdt hij ruimte over voor belangrijke zaken, zoals robots ontwerpen. Daar liggen zijn interesses, talenten en ambities. Hij zou er bovendien zijn eigen geld mee kunnen verdienen, in plaats van een uitkering. Laat hem. Het is ten slotte altijd ergens op de wereld kantoortijd.
Beeld: Chris Clogg via Flickr