Twee weken nadat de coronamaatregelen werden versoepeld, is het te verwachten dat het aantal coronabesmettingen weer zal toenemen. Wie daarvan de schuld krijgen, laat zich raden, zegt Julius Koetsier: de antiracismedemonstranten op de Dam.
Als de antiracismedemonstranten die begin deze maand op de Dam stonden de schuld krijgen van een tweede coronagolf, is dat niet omdat ze een risico namen. We hebben namelijk geen problemen met risico’s, wel met risico’s die geen economisch belang met zich meebrengen.
In mijn buurt zie ik terrasjes waar geen moeite gedaan wordt om anderhalve meter afstand te houden. Misschien dat er op de bankjes om de anderhalve meter een streep is getekend; als dat zo is, dan wordt die door personeel en de meeste bezoekers genegeerd. Een paar minuten voor de vorm afstand houden, daarna nootjes bestellen om met je gedesinfecteerde vingers te eten uit een gemeenschappelijk bakje… We accepteren het, want de economie moet door.
We accepteren het allemaal, want: economie
Supermarkten schuiven de verantwoordelijkheid naar de consument. Vakkenvullers dragen hesjes die ons oproepen: houd 1,5 meter afstand! Werknemers en klanten krijgen zo een regel opgelegd die praktisch onmogelijk te gehoorzamen is, en niet wordt gehandhaafd. Maar nogmaals, we accepteren het, want: economie.
Dagelijks komen mensen uit het vliegtuig het land in; acht uur lang hebben ze in een kleine ruimte op elkaar gepakt gezeten. Jaap van Dissel vindt dat oké: “Ik kan me voorstellen dat het ingewikkeld is om [de anderhalve meter] in vliegtuigen aan te kunnen houden, om toch nog tegen een redelijke prijs te kunnen vliegen.” Economie.
Selectieve verontwaardiging
Maar antiracisme heeft geen direct economisch belang. Daarom kan een demonstratie – nota bene op de dag dat overal in het land weer cafés en restaurants opengingen – op meer afkeur rekenen dan het bovenstaande. “Hoe leg je die demonstratie uit aan ál die Nederlanders die zich de afgelopen maanden aan de regels hebben gehouden?” klonk het. Als een van al die honderden Nederlanders die zich aan de regels heeft gehouden en een van de tientallen die dat nog steeds doet, kan ik zeggen: ik snap best dat verzet tegen onderdrukking belangrijker is dan een dagje naar het strand.
Is er sprake van selectieve verontwaardiging? Elma Drayer schrijft in de Volkskrant van niet: “[N]iets leidde tijdens de lockdown tot zoveel commotie als landgenoten die de coronaregels negeerden.” Blijkbaar slaat Drayer de krant waarvoor ze schrijft nooit open. De dag na de demonstratie stond er een artikel in over de onveilige demonstratie. Maar niets over de duizenden mensen die dezelfde dag in Scheveningen naar het strand gingen. Daar liepen ze, in de woorden van Ruud Kuin, voorzitter van de Nederlandse Boa Bond, “hutjemutje”. De drukte was onmogelijk te handhaven, zegt Kuin.
Toen iedereen in het Pinksterweekend naar het strand ging, in de trein zonder mondkapje, noemden we dat nog gewoon laksheid
Ook het Parool besteedde geen aandacht aan Scheveningen op de dag dat de voorpagina geheel in beslag werd genomen door een anti-demonstratie-artikel. Daarin beweert Michiel Couzy dat de anderhalve meter afstand tijdens de demonstratie “massaal genegeerd werd”. Als de foto's van dichtbij zijn ongelijk niet zouden bewijzen, is een simpele rekensom is genoeg: er stonden 5000 mensen op de Dam, en hij was helemaal vol. Bij andere evenementen hebben er met gemak 20.000 gestaan. De regel werd dus niet genegeerd, maar het werd op veel plekken onmogelijk hem te volgen. Zoals wel vaker gebeurt. Couzy sluit zijn stuk af met een vileine beschuldiging: “Welke gevolgen heeft dit voor de motivatie van de rest van de Nederlanders om de coronaregels in acht te nemen?”
Toen iedereen in het Pinksterweekend naar het strand ging, in de trein zonder mondkapje, noemden we dat nog gewoon laksheid: we moesten nog even ‘wennen’ aan het idee een mondkapje te dragen. Maar als het ons straks nog steeds niet lukt om gepaste afstand te houden, is dat vanaf nu óók de schuld van de demonstranten. Ze zijn een prachtige zondebok, helemaal klaar voor de slacht als we straks weer in lockdown moeten.
Drayer noemt wijzen op selectieve verontwaardiging “een erbarmelijke jij-bak”. Maar het is nooit bedoeld geweest als argument ter verdediging van de demonstratie. De onevenredige ophef wordt benoemd, omdat die een belangrijke vraag oproept: waaróm maakt Nederland zich over het een kwader dan over het ander? Waaróm hebben we sommige risico’s altijd geaccepteerd, en leiden andere tot de eis dat een burgemeester aftreedt?
In dit geval: omdat we economie belangrijker vinden dan mensenrechten.