In deze politieke tijden zou meer ruimte moeten zijn voor dubbelzinnigheid. Helaas is veel van de huidige popmuziek eenduidig en gezapig, terwijl dit juist het ideale middel zou kunnen zijn om de boel op te schudden. Gelukkig is er Grinderman, de grommende, wilde en multifunctionele band van voorman Nick Cave.
Hoe graag sommige mensen dat ook zouden willen, kunst kan zich nooit geheel ontrekken aan het politieke domein. Het Romantische kunst-voor-de-kunst (‘L’art pour l’art’) ideaal mag dan wel een utopische horizon zijn waar menig kunstenaar zich graag aan spiegelt, het blijft een idée fixe. Niets in de wereld ontstijgt het niveau van de alledaagse realiteit volledig en ook de kunst bevindt zich dus altijd in de wereld en in het heden. In mijn artikel van 21 september 2010 schreef ik over het nieuwe album van The Arcade Fire: als je het oeuvre van die band eens goed onder de loep neemt, ontvouwt zich een hardnekkige afkeer van vooruitgang, gevoed door een enigszins reactionaire houding. Deze is latent aanwezig in de ogenschijnlijk progressieve politiek die ze uitdragen in de media. Hoe het ook kan bewijst Grinderman: momenteel het meest efficiënte tegengif tegen de algehele malaise van de heersende naargeestige, kleinburgerlijke cultuur van de middelmaat. Grinderman is politiek zonder expliciet politiek te zijn en daarmee doeltreffender dan The Arcade Fire, zoals ook filosoof Jacques Rancière ons leert.
Kunstpolitiek
De politiek van de kunst is een andere dan het spel dat men in Den Haag, Brussel en Washington speelt. Goede kunst is nooit ondubbelzinnig. Het geval van The Arcade Fire laat zien dat de positie die op het eerste gezicht lijkt te worden ingenomen (links, pacifistisch, progressief), tegelijkertijd tegengesproken wordt door woordkeus, muzikale en andere stijlverwijzingen, zodat het ineens ook een reactionaire antivooruitgangsideologie wordt. Zoals de meest donkere, zware, mystieke kanten van de Duitse Romantiek niet geheel gespeend waren van tendensen die later in het Nazisme terechtkwamen. Maar waar de politiek van alledag vaak een schouwspel is van schijnbaar onverenigbare tegenstellingen en zouteloze compromissen, is de kunst als geen ander in staat conflicterende tegenstellingen in zich te verenigen. Zij doet dit meestal zonder oplossingen te bieden, maar dat is dan ook niet haar taak.
Het huidige politiek-economische tijdsgewricht zou zeer gebaat zijn bij deze dubbelzinnigheid en vragen zonder antwoorden, maar er is er bar weinig (pop)muziek die de urgentie, zeggingskracht en compromisloosheid uitstraalt die hiervoor nodig is. Aan de rafelranden van verschillende subculturen wordt uiteraard onverminderd geëxperimenteerd, maar een paar stappen hoger op de ladder van het publieksbereik heerst over het algemeen gesproken dezelfde gezapigheid die er voor de economische crisis ook heerste. The Strokes en The Arctic Monkeys zijn nog steeds de meest opwindende ‘rock’-sensaties van het afgelopen decennium, om van Kings of Leon maar niet te spreken. Deze bands hebben een ding gemeen: ze kleuren allemaal zo akelig keurig binnen de lijntjes.
Grindermans politiek
Wat dat betreft mogen we blij zijn dat er nog mensen zijn die zich de jaren tachtig herinneren, die deze periode zelfs hebben (mee)gemaakt, en die niet te beroerd zijn om de knuppel nog eens in het hoenderhok te gooien. Grinderman is het niet-meer-hobbybandje van Australiër Nick Cave, die in de jaren tachtig met het oorverdovend smerige lawaai van The Birthday Party de burgerschrik zelve was. In 2007 ruilde Cave de piano in voor de gitaar en nam met drie leden van zijn begeleidingsband The Bad Seeds in pakweg een week het eerste Grinderman-album op. Elf heftig rockende en ongemakkelijk swingende nummers, veelal over seks; weinig pretenties, maar erg veel energie. Dat was al een fijne plaat, maar drie jaar en één economische crisis later verscheen het droog getitelde Grinderman II: een frontale aanval op alles wat suf, truttig, ingedut of gevestigd is. Sex, drugs en rock & roll in zijn meest pure vorm.
Grinderman II is nergens expliciet politiek: vier mannen van middelbare leeftijd spelen hun midlifecrisis van zich af, met Nick Cave als geperverteerd opperhoofd. Vunzig, gefrustreerd en extatisch zingt hij teksten vol verscholen geweld, verboden seks en allerhande culturele verwijzingen. Hij braakt zijn hele onderbewuste ongefilterd in één keer voor je voeten. Maar je hebt de teksten helemaal niet nodig om te snappen waar het over gaat, de muziek vertelt meer dan genoeg. Hard, schurend, pompend. Gitaren die nergens akkoordjes jassen, maar alleen maar janken en scheuren. Jakkerende ritmes en grooves die nooit lijken op te houden. Klanken waarvan je niet wist dat ze bestonden. Het knappe is echter dat het nergens onsamenhangende chaos wordt; de trein blijft steeds op stoom.
Het feit dat deze duivelse mix wordt opgediend met een overtuiging en zelfverzekerdheid die je helaas zelden hoort, maakt Grinderman II opwindend, maar ook uiterst urgent. Hun houding, de spreekwoordelijke opgestoken middelvinger, maakt het een veelzeggender statement tegen de bekrompen tijdgeest dan menig expliciet politiek manifest. Geen ondubbelzinnige aanklacht, maar wel een met esthetische middelen uitgevoerde provocatie van de status quo. Filosoof Jacques Rancière schreef dat kunst niet politiek is vanwege zijn inhoud, of boodschap, maar omdat het andere, nieuwe mogelijkheden laat zien om de wereld en samenleving in te richten. Omdat het met esthetische middelen laat zien wat er mis is en hoe het ook kan. Er worden alternatieven geboden die bevrijdend en emancipatoir kunnen werken. Anders dan de verkapte reactionaire cultuurkritiek van The Arcade Fire – vol dodelijke ernst en vooral met opgeheven vingertje – steekt Grinderman een hart onder de riem van iedereen die behoefte heeft aan vitaliteit en zeggingkracht, gespeend van drogredenen en moraliteit.
Het is, aldus Rancière, in eerste instantie aan de toeschouwer om betekenis toe te kennen, niet aan de auteur. Dubbelzinnigheid en ambiguïteit zijn daarvoor essentieel. De kracht van een dergelijke dubbelzinnigheid wordt misschien wel het best geïllustreerd met de videoclip van het nummer Heathen Child: de broeierige, geladen, grommende muziek wordt gecombineerd met een in razend tempo afgevuurde reeks beelden. Ze balanceren constant op de grens tussen kunst en kitsch, tussen zin en onzin, ogenschijnlijk zonder logische betekenis, maar met zoveel culturele connotaties en mogelijke ingangen dat het een blijvende indruk achterlaat, en vaker kijken vereist is.
Grinderman biedt daarmee een beter antwoord op de situatie in de wereld dan The Arcade Fire: een overdaad aan beelden en klanken, opgevoerd tot aan de grens van een meltdown, die steeds lijkt te zeggen: zwicht nooit voor makkelijke oneliners, zet altijd vraagtekens bij wat zojuist gesteld is, want niets heeft een eenduidige betekenis. Geloof niet in de overzichtelijke oplossingen van politici, maar geef de wereld steeds opnieuw kleur en vorm, klank en ritme. Laat alles dat waardevol is met de meest stellige overtuiging op de wereld los, om het vervolgens al dan niet kapot te slaan en opnieuw te beginnen.