Het is donderdagmiddag, en ik maak een kop thee in de kantine van mijn werkplek als collega A. naar binnen loopt. Vorig jaar werkten we even samen in hetzelfde team, net voordat ik overstapte naar een andere afdeling verderop in de gang. We begroeten elkaar hartelijk, zoals altijd. Op haar gezicht blijft een lach hangen die ik niet gelijk kan plaatsen. ‘Ik heb je iets juicy’s te vertellen’, zegt ze. Mijn ogen sperren zich iets open, zoals meestal wanneer ik op het punt sta een goede roddel te horen. ‘Je hebt namelijk ooit mijn vriend geghost’. Uit de waterkoker komt stoom, en het knopje schiet uit.
Ik kijk A. vertwijfeld aan. Het was niet helemaal de juice die ik had verwacht, en ik wist niet over wie ze het precies had. ‘Ja, jullie zouden een keer afspreken via Hinge, maar toen heb je nooit meer iets gezegd’. Lachend beschrijft ze haar vriend, J., waar ik blijkbaar ooit mee had gematcht op een datingapp. ‘Hij werkt hier in de buurt’, zegt A., ‘en jullie zouden een keer in je lunchpauze koffie gaan drinken’. Langzaam begint me iets te dagen. We hadden inderdaad een keer zoiets bedacht, maar hij heeft denk ik niet veel indruk gemaakt. Ik was het gesprek destijds vergeten en verwijderde niet veel later al mijn datingapps.
Ik ben niet trots op hoe ik mijn contact met A.’s vriend heb afgebroken, maar als ze met sprankelende ogen vertelt hoe verliefd ze beiden zijn, ebt mijn schaamte wat weg. Wat overblijft is een lichte verwondering. Ik heb altijd een fascinatie gehad voor hoe paden elkaar kunnen kruisen, en hoe die ontmoetingen markeringen achterlaten in ons leven. Hoe onromantisch het digitale tijdperk ook mag zijn, toch besef ik me door A.’s verhaal dat ik het bijzonder en zelfs bevredigend vind dat de toegang tot die markeringen makkelijker is. Als een soort geest uit het verleden, die terugkomt en je herinnert aan wie je was toen je die persoon tegenkwam, en hoe de ander was. En hoe het pad zich na de kruising opsplitste, naar wie je beiden nu bent.
Ik heb altijd een fascinatie gehad voor hoe paden elkaar kunnen kruisen, en hoe die ontmoetingen markeringen achterlaten in ons leven.
Want als ik terugkijk, kan ik de mannen die ik datete bijna altijd linken aan de ontwikkelingen die ik doormaakte. Ik datete veel in de tijd tussen mijn laatste relatie en het begin van mijn huidige. Soms waren dat kortstondige avonturen, maar ik zat soms ook in maandenlange ‘bijna-relaties’ of ‘situationships’: emotionele connecties met iemand die wat langer duurden, zonder dat er per se een toekomstperspectief aanwezig was. R. bijvoorbeeld, die ik via een datingapp ontmoette toen ik drie jaar single was. Ik was net terug uit Melbourne, waar ik anderhalf jaar had gewoond en in een ‘bijna-relatie’ met een Australiër had gezeten. Terug in Amsterdam, blut en in de war, zocht ik naar warmte, aandacht en een soort doel. R. zocht dat ook, vertelde hij me op ons eerste date. We dronken een biertje in een literair café in het centrum van Amsterdam en hadden net naar live poëzie voordrachten geluisterd. ‘Eigenlijk haat ik datingapps’, zei hij, een donkerblonde jongen met een rechtopstaande kruin, een zwart t-shirt en een subtiel, zilver ringetje in zijn oor. ‘Maar als ik ze verwijder, mis ik na een tijdje toch de aandacht’.
Ik vond hem leuk - hij was dol op mijn kat en hield van kunst, muziek en bordspellen - maar merkte dat hij meer wilde dan ik. Na een aantal weken appte hij: ‘Zouden we elkaar niet de hele dag romantische liedjes moeten sturen?’ Ik wist toen dat het me te serieus werd.
Als ik jong en single was geweest voor het digitale tijdperk, had ik misschien nooit meer aan R. gedacht. Simpelweg omdat ik hem zou zijn vergeten: een geest die altijd in de fles zou blijven. Nu hadden we elkaar op Instagram toegevoegd, en zag ik zijn stories regelmatig voorbijkomen. R. op zijn werk, bij de redactie van een kinderprogramma, en dansend op een Afrikaans popnummer op zijn tuinfeestje. Een paar maanden later op reis naar Japan, en dan, na twee jaar, het (enigszins schokkende) bericht dat hij ongepland vader wordt.
Terug in Amsterdam, blut en in de war, zocht ik naar warmte, aandacht en een soort doel.
Op social media komen bij vlagen levensupdates van andere ex-dates voorbij. Sommigen vragen tips voor een appartement waarin ze kunnen samenwonen. Sommigen in een net pak, naast een stralende jonge vrouw in het wit, op hun huwelijksdag. Sommigen op vakantie in Parijs met hun nieuwe geliefde, of selfies op een berg in Nepal. Een pasgeboren zoon, een nieuwe puppy. Het zijn allemaal geesten, of schimmen uit het verleden, van nonchalante mannen met donkere ogen, een guitige blik en een olijke lach.
Vaak is hun aanwezigheid in mijn feed – vooral bij een sportschoolselfie of ordinaire party pic – een goede reminder van waarom het niet werkte. Maar toen ik zelf nog single was voelde ik bij feestelijke levensupdates soms ook lichte, lelijke steken van jaloezie en onzekerheid. Omdat mijn ex-dates partners leken te hebben gevonden die wel bij hen pasten, en ik niet. Omdat ze al over mij heen leken te zijn, terwijl ik het had afgebroken. En, in een enkel geval, riepen de posts de vraag op: hoe zou mijn leven eruitzien als ik wel met hen samen was gebleven?
Terug in de kantine op mijn werk. ‘Ik ben erg blij voor jullie’, zeg ik tegen A., gemeend en opgelucht. Haar geluk verlost me van een vleugje schuldgevoel. ‘Kan hij trouwens goed met je katten overweg?’, vraag ik nog. Ze aarzelt: ‘Dat is nog iets dat moet groeien, denk ik’. Ik had al zo’n vermoeden. Het was toch nooit wat tussen mij en haar vriend geworden.
Aisha Mansaray (zij/haar, 1988) studeerde Engelse taalwetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Is o.a. columnist van Hard//hoofd en OneWorld, en hoopt ooit zo goed te worden als Amerikaans schrijfster Vivian Gornick.
Anna June (1994) is een illustrator uit Leiden en werkt voor verschillende opdrachtgevers. Haar tekeningen gaan vaak over ‘hoe mensen doen’, dieren, identiteit en ongemak. Ze is oprichter van het Leidse makerscollectief ROEM, een stichting die jonge makers ondersteunt en samenbrengt.