Hij goochelt. Hij woont met zijn vriend in een woonwagen. Zijn haar zit ook in de VPRO-studio in de bries. Hans Klok (1969), illusionist, schoof als laatste Zomergast aan. Hij was net terug van een matinee in Uden. Klok noemt zijn geboorteplaats Purmerend ‘de bakermat van het illusionisme’ en bedoelt dat niet ironisch (grote namen als Richard Ross en John Hedi komen er vandaan). Uiteraard maakt dat ons benieuwd hoe Hans Klok in nog meer onverwachte momenten de magie zou zien. Maar komt hij ons een mooie show geven of leren we hem echt kennen?
Er zijn twee groepen publiek, zegt Hans Klok: één die vermaakt wil worden en groep twee die wil weten hoe alles werkt. Ik denk dat ik als recensent tot groep twee behoor, net als Janine Abbring.
Direct belandde de kijker in een goochelles voor beginners. Dat is fijn, want als kijker snak je natuurlijk naar de goochelgeheimen en de kijkjes achter de schermen. ‘Er is dus een formule?’ vraagt Abbring gretig. Klok opent zijn avond met een fragment uit goochelaarsfilm The Prestige (Christopher Nolan, 2006). Dit toont het driestappenplan van het goochelen (belofte, wending, ontknoping). Ook komiek Fred Kamps laat dit zien: hij tovert zout uit zijn hand. Niet één keer, maar oneindig lang.
Kloks belangrijkste les: iets laten verdwijnen is niet genoeg; het laten terugkeren, dát is de ontknoping. Legt hij één van zijn goocheltrucs uit? Ja, hij gunt het ons, eentje. ‘Ik had vroeger een doekje, dat liet ik veranderen in een ei. Ik hield al die tijd een hol plastic ei verborgen in mijn hand, het doekje propte ik daar gewoon in. Dan laat ik dat ei van de niet-holle kant zien. Als je die truc nou góed wil doen, dan breek ik dat ei ook nog eens in een glas en is er een echt ei.’
Je kunt met een bonkend hoofd best een onderwaterontsnapping doen
Legt Hans nou écht een groot geheim uit? Nee. Want direct vertelt hij ‘Je moet één slechte truc doen, zei mijn vader altijd. Je moet de mensen het gunnen dat ze ook eens wat kunnen raden.’
Het is duidelijk: we zitten hier in Hans Klok zijn show en de onthullingen gaan alleen op zijn cues. Het moeilijkste publiek volgens Klok? Kinderen. Als een kind zeker weet dat ergens een touwtje zit, al is dat niet zo, dan is het klaar. Het makkelijkste publiek zijn ‘professoren, mensen die zwaar gestudeerd hebben want die denken vaak zo moeilijk’.
Andere goochellessen dan: spreek een noodteken af, bijvoorbeeld als je niet uit de watertank kan ontsnappen (voor wie het zich afvraagt: dan slaat zijn assistent het glas in met een bijl). Snelheid is belangrijk: elke halve seconde telt. Maar ook: met een kater optreden is prima mogelijk. Abbring: ‘De lijntjes coke lagen wel eens op tafel, toch?’
‘Ja,’ zegt Klok, ‘Maar je kunt met een bonkend hoofd best een onderwaterontsnapping doen.’ De laatste les: Nooit stoppen. En zeker niet: blut eindigen. Daar waakt Hans voor. ‘Wat laat ik na? Van mij blijven geen platen over.’
Een truc kopen is een gigantische investering, soms zo duur als een appartement in Amsterdam
Illusie lijkt voor Klok veel belangrijker dan de werkelijkheid, die ook in zijn leven vaak tegenvalt. Goochelen blijkt namelijk gewoon investeren. Nu wordt het spannend, want we krijgen een inzage in één van de grootste verdwijnpunten in Kloks carrière: zijn geld. Een truc kopen is een gigantische investering en de truc blijkt – bijvoorbeeld door coronamaatregelen – niet altijd bruikbaar. Dan is er veel geld kwijt. ‘Een bedrag waar je een appartement voor kunt kopen. In Amsterdam.’ geeft Hans schuchter toe. ‘Maar ja, met de corona is het ook lastig, je kunt het toch allemaal niet plannen. Voor corona stond ik in de Ellen DeGeneres show, nu in Uden.’ Want zijn successen ten spijt, met zijn ‘komen wat komen gaat’-houding heeft Hans Klok ook twee miljoen aan schuld (!) gehad en moest hij ontzettend vaak opnieuw beginnen.
Over dit gebrek aan planningsvaardigheden en de oorzaken van de schuld wordt snel heen gepraat, een gemiste kans voor Abbring. ‘Ik was hard op weg een household name te worden in Vegas. Ik stond bij Ellen.’ Alleen corona wierp een kleine schaduw op Kloks leven: lege billboards en het overlijden van een zakenpartner. Maar Klok is een onverbeterlijke optimist: ‘Alle aankondigingen waren weggehaald, bij Chers hoofd stond een leegte. Maar ze zeiden me: “Hans, je staat nog steeds op de taxi’s.”’
‘Maar Hans, sta je wel eens ergens bij STIL?’ roept Abbring halverwege uit. ‘Ja hoor’, en hij praat door. Klok spraakwatervalt alles aan elkaar. Abbring probeert vergeefs door Kloks vrolijke, licht egomane bubbel heen te breken. Eenzaam worden? Daar heeft hij nooit over nagedacht.
Vergane glorie bestaat niet voor Hans Klok
De eerste (korte) stilte valt als zijn vader ter sprake komt (vroeg overleden op diens 61e). Zijn ouders geloofden in hem, vertelt Hans. Moeder nam hem het spijbelen niet kwalijk: ‘Ah joh, dan ga je toch niet. Maar je moet dan wel een dansopleiding.’ Vader was manager, broer hielp met hand-en-spandiensten, en die liet Klok weer gaan toen hij met Joop van den Ende in zee te gaan. Mensen die hun familie als personeel behandelen, zoals Marlene Dietrich, wat vindt Klok daarvan, vraagt Abbring. Slim gedaan, knikt hij. De pragmatische kant van Hans komt naar boven.
Vergane glorie bestaat voor Klok niet. Hij eert vele vrouwelijke diva’s. En hij heeft bewondering voor Dietrich, noemt haar ‘de ultieme illusie’. Bonnie St Claire sluit af. Danseres Josephine Baker die haar eigen huis, waar ze al uitgezet was, probeerde te betrekken, noemt hij ‘extravert, prachtig.’ Een fragment van aan druk en anorexia overleden Olga de Haas maakt hem vrolijk. De illusie lijkt wederom belangrijker dan de werkelijkheid. Hilarisch is ook het fragment van Tina Turner dat Klok laat zien. ‘Een echt idool,’ zegt hij genoeglijk, ‘Ze kon dansen en zingen tegelijkertijd.’ Het fragment is volledig geplaybackt.
Siegfried en Roy en hun cheetah-act vindt Hans ‘Prachtig!’ Dat Roy daarbij zwaargewond raakte en drie jaar moest revalideren, vermeldt Klok niet. Abbring vraagt hoe deze mannen privé waren, Hans gaat er niet diep op in. Er is grote bewondering voor de stage persona. Een aanbod om een realityshow van zijn leven te maken, heeft Klok dan ook afgeslagen. ‘Mensen willen windmachines zien.’
Smetten, deukjes en donkere randen strijkt Klok glad als een wit overhemd
Smetten, deukjes en donkere randjes zijn er ook. Die worden door Klok keurig gladgestreken als een wit overhemd. Verhalen over Las Vegas geven een bizar inkijkje in de uitwassen van het kapitalisme. Over Vegas vertelt Klok dat de eerste rijen van zijn show vaak gevuld zijn met mensen die chagrijnig kijken. Het blijken mensen die al hun geld verloren hebben in casino’s. Om de wachttijd tot een vlucht te overbruggen kregen deze mensen gratis kaartjes voor goochelshows. De hotels helpen ze zo snel mogelijk een vlucht te boeken, want er is niets meer aan ze te verdienen: deze mensen zijn beland in het afvoerputje van de stad. Eén ander fragment is bijzonder ontroerend, uit de documentaire Ben Ali Libi – Goochelaar (Dirk Jan Roeleven, 2015), joods goochelaar. Dit fragment opent krachtig met lijst namen: variété-artiesten, vermoord in Sobibor. Acrobatenfamilie Accattans, humoristen, pierrotzangers, ‘two kids and a guitar’, en een goochelaar. Blijkbaar waren ze allemaal een bedreiging.
Joost Prinsen leest een gedicht over deze goochelaar voor:
Toen vonden de vrienden van de Weduwe Rost / dat Nederland nodig moest worden verlost
van het wereldwijd joods-bolsjewistisch gevaar. / Ze bedoelden natuurlijk die goochelaar.
Op de oude beelden zien we Ali Libi, keurig gekamd haar, glimlach, diep in gesprek met een kinderpubliek. Goochelaars waren vaak roma of joden, en vaak vervolgd als opgejaagd wild.
Abbring zoekt de melancholie en emotie, Klok blijft vrolijk
‘’t Blijft indrukwekkend toch’, zegt Klok met een flinke Noordhollandse tongval. Abbring zoekt naar de melancholie en de emotie, Klok blijft vrolijk. ‘Het was heel anti-Duits bij mij thuis.’ Klok heeft zich echter verzoend: mijn grootste publiek is Duits. Je kunt veel over hem zeggen, maar niet dat het plezier er niet van af spat.
Ik vrees dat ik te veel tot publiek categorie twee behoor – willen weten hoe alles zit – om helemaal te kunnen genieten van Kloks vrijblijvende entertainment. De grootste onthulling vind ik nog wel dat Klok gelovig is. ‘Ik bid altijd even of het goed mag gaan’ zegt hij. Dat een illusionist in een nóg hogere macht boven zijn trucs gelooft, dat vind ik dan weer magie.
Marthe van Bronkhorst (zij/haar) is schrijver, theatermaker en psycholoog en studeerde aan de VU Amsterdam en Harvard Medical School. Ze schreef voor onder meer Theater Ins Blau, Sonnevanck, Over het IJ festival, Kluger Hans, Meander, De Revisor en werkt aan een roman over duikers bij uitgeverij De Geus.
Hanneke Rozemuller (1998) is beeldedacteur bij Hard//Hoofd en illustrator. Met dromerige scenes met veel textuur en een beetje absurdisme wil ze een nieuw esthetisch laagje aan verhalen geven.