Onze redacteuren Jorne Vriens en Oscar Spaans en illustrator Friso Blankevoort bekeken de animatiefilm Ruben Brandt: Collector en zagen een verhaal dat niet in een andere vorm had kunnen worden verteld.
Oscar: Ik kijk eigenlijk vrijwel nooit animatie maar vond dit wel erg leuk om te zien - hoe zit dat met jullie?
Friso: Ik kijk wel vaker animatie. Films met de kinderen, en series. Toen alle Studio Ghibli-films op Netflix kwamen hebben wij daar ook een hoop van gekeken.
Jorne: Ghibli-films zijn geweldig! Deze film was wel echt een klasse apart, in de zin dat het niet anders had gekund dan in deze vorm, denk ik.
Oscar: Dat vind ik interessant, Jorne, en ik denk dat je gelijk hebt. Dit verhaal was niet geloofwaardig geweest als het gefilmd was met acteurs, denk ik.
Friso: Dat denk ik ook. De tekenstijl sprak mij niet erg aan, maar het was toch wel fascinerend.
Jorne: Alsof ze Picasso hebben gevraagd om alle bijrollen vorm te geven!
Friso: Omdat de hele film zo vol zit met kunst en verwijzingen, blijf je de hele tijd kijken of je dingen herkent.
Jorne: Ja, precies! Het was echt een ‘who’s who?’ van de Westerse kunstgeschiedenis. En grotendeels functioneel, vond ik.
Oscar: Cineville omschreef de film ook als 'een potje referentiebingo', zag ik op de website. Dat vond ik wel treffend.
Jorne: Ik vond het idee wel gaaf. Man moet dertien wereldberoemde werken in zijn bezit krijgen om een beetje zielenrust te kunnen vinden. Er stond wel wat op het spel met deze werken. Normaliter gaat het over kunstroven omdat de schilderijen zoveel monetaire waarde vertegenwoordigen. Maar dat was hier niet het geval.
Friso: Ik vond het wel raar dat de stijl af en toe gedetailleerder was bij bepaalde onderdelen of scènes, dat maakte het een beetje kitscherig.
Jorne: Ah ja, te veel effectbejag, vond je?
Friso: Ja. En niet helemaal consequent. Alsof ze meer tijd hadden voor de achtervolging dan voor de scène ervoor.
Jorne: Aah zo! Het was een beetje hoge cultuur (al die schilderijen en referenties) meets popcultuur (gewoon een soort Mad Max / James Bond).
Oscar: Dat was mij niet eens opgevallen, moet ik eerlijk bekennen. Maar logisch dat jou dit opvalt, Friso, als illustrator.
Friso: Haha ja, misschien.
Jorne: Door die referenties is het een film die je eigenlijk met meer mensen moet kijken. En dan aanwijzen welke referenties worden gemaakt. En dan een shotje natuurlijk.
Oscar: Ik vind dit trouwens een interessante observatie, Jorne. Wat dat betreft is het plot wel origineel: het motief van Ruben Brandt om kunst te stelen wijkt af van andere heist-films.
Jorne: Mag ik een verwijzing delen waar ik kippenvel van kreeg?
Friso: Natuurlijk.
Soms kreeg ik het gevoel dat de film één grote collage was.
Jorne: Aan het begin van de film zit een achtervolgingsscène door de straten van Parijs. Die is gebaseerd op een legendarisch filmpje van Claude Lelouch uit de jaren 70, waarin hij door ochtendlijk Parijs scheurt. Het gebrul van de automotoren is letterlijk overgenomen in deze animatiefilm, en waar de versie van Lelouche eindigt met een afspraakje en een kus - eindigt ‘ie hier met de introductie van personage Mimi… Het wekte de indruk dat deze regisseur echt alles heeft gebruikt wat hij vet vond.
Oscar: Ah, dus niet enkel gebaseerd op schilderkunst? Ik vond namelijk wel de nodige cinematografische referenties, inderdaad.
Jorne: Oh, vertel!
Oscar: Nou, de allereerste was helemaal aan het begin, toen de trein over die brug kwam aanrijden met die bombastische vioolmuziek, volgens mij van Shigeru Umebayashi. Dat herkende ik uit de film 2046 van Wong Kar-Wai. Verder zag ik het beroemde silhouet van Hitchcock meerdere keren in het glas drinken van Ruben Brandt staan, geloof ik.
Jorne: Wow, scherp!
Friso: Dat vond ik trouwens een beetje dubbel aan de hele film. Aan de ene kant is het tof dat er zoveel kennis en verwijzingen in zitten, maar aan de andere kant kreeg ik ook het gevoel dat de hele film een soort collage was.
Jorne: Aha! Wel mee eens geloof ik.
Oscar: Ja, daar wil ik me wel bij aansluiten.
Jorne: En toch ging het verhaal ook wel over het persoonlijk maken, verzamelen, van die collectieve beeldcultuur.
Friso: Niet dat een collage iets negatiefs is, natuurlijk. Maar je hebt soms mensen die het liefst in citaten van anderen praten, waarbij je je op een gegeven moment afvraagt waar de eigen mening gebleven is.
Jorne: Tegelijkertijd was dit een film zoals ik er nog nooit een zag, dus ondanks het knip-en-plakwerk, hartstikke origineel.
Oscar: Ik vond de film te mooi gemaakt en te charmant om het een culturele referentiebak te noemen. Het gegeven van de psychotherapeut die kunst steelt om zijn eigen angsten te beteugelen is echt wel heel sterk.
Jorne: Hoe werkte dat nou, hij moest ze bezitten om weer in het reine te komen met zijn vader?
Friso: Hij moest ze bezitten om van zijn angsten en nachtmerries af te komen, ja. En dat kwam dus allemaal door zijn vader, die nachtmerries.
Jorne: Gek eigenlijk, aan de ene kant had ik steeds het gevoel dat de werken gewoon dat waren - ze hadden geen echte inhoudelijke invloed op de hoofdpersoon. Maar als hij dan in een schilderij liep, de Nighthawks van Edward Hopper bijvoorbeeld, dan was die sfeer van de kunst wel zo goed neergezet, dat het voor mij echt iets toevoegde. In dit geval, de eenzaamheid die uit dat schilderij spreekt. Maar, ik vond al die thrillertrucs, dat figuren zich omdraaien en opeens alleen een schedel blijken te hebben, geen gezicht - helemaal niets.
Oscar: Ja! Dat voelde ik inderdaad ook bij die scène - het werk van Edward Hopper ken ik dan wel weer een beetje, en zeker Nighthawks, uiteraard.
Friso: Misschien een beetje te vroeg, deze vraag, maar hoeveel was er volgens jullie nu waar van wat de agent beleefde?
Jorne: Zijn therapeut? Ja die vond ik magnifiek. Hij wapperde zo aristocratisch met z’n haar. Totaal geloofwaardig, ook met drie ogen. Een beetje als een werk van Magritte - het kan niet, toch is het op een manier realistisch.
Oscar: Ik schreef bij de laatste scène in de trein wel in mijn notitieboekje: was alles een droom?
Ik vond het verhaal sterk, ik ben blij dat ik deze film heb gezien.
Friso: Ik vond het tof hoe het bij elkaar kwam, schizofrenie was al eerder ter sprake gekomen in de film, dus het leek op zijn plaats te vallen.
Jorne: Wat maakt deze film nu goed, denken jullie?
Oscar: Hoewel ik het plot als geheel soms wat vond rammelen, vond ik eigenlijk vooral bepaalde personages en scènes heel sterk. Zodanig dat ik er nog steeds af en toe aan moet denken. Zoals wanneer Ruben Brandt met zijn patiënten/kunstrovers bij het kampvuur zit en ze samen Roodkapje gaan naspelen. Dat vond ik echt goud.
Jorne: Die kampvuurscène is een film in een film.
Oscar: Toch is het knap dat er uiteindelijk wel echt een verhaal verteld wordt, en tegelijkertijd een soort collage wordt neergezet vol referenties aan kunst en cinema.
Friso: Ik vond het verhaal wel sterk, ik ben blij dat ik deze film heb gezien. Op basis van de tekenstijl had ik hem niet snel aangeklikt denk ik.
Oscar Spaans: Even een losse associatie hier, maar die quote aan het begin vond ik intrigerend: ‘In my dream I was
two cats and I was playing with each other.’
Jorne: Mmm ja, wat dacht je daarbij?
Oscar: Dat deed me denken aan de Zen-koan waarmee Salinger zijn verhalenbundel Nine Stories begint: 'Everybody knows the sound of two hands clapping. But what's the sound of one hand clapping?' Nog meer verwijzingen, haha.
Friso: Toen ik die quote aan het begin zag moest ik denken aan het rijmpje 'Ik wou dat ik twee hondjes was'.
Oscar: Zou je de film aanraden?
Jorne: Yep. Vraag je gevaccineerde vrienden om zoveel mogelijk verwijzingen te benoemen en haal de wodka vooral uit de vriezer om die kennis te belonen.
Oscar: Hahaha.
Friso: Dat lijkt mij inderdaad een goede, om de film met een klein gezelschap te kijken. Waarvan een paar mensen kunstgeschiedenis hebben gestudeerd.
Oscar: Een klein gezelschap van goed onderlegde kunstminnende vrienden. Al kom je met flink wat filmkennis en verder alleen huis-tuin-en-keuken-kennis wat betreft kunst ook een heel eind, heb ik gemerkt.
Friso: En als je verwijzingen mist is dat ook geen probleem.
Ruben Brandt: Collector is te zien met