Afkomstig uit een klein gezin en opgegroeid zonder ooms of tantes, kreeg Ferry Wieringa er bij zijn trouwen een grote schoonfamilie bij. Het contact bleef met de jaren beperkt tot verjaardagen, huwelijken, ziekenbezoek en begrafenissen. Tot zijn vrouw besloot haar ooms en tantes te gaan tekenen. Zes weken lang verschijnt elke dinsdag een verhaal.
Bep was de oudste thuis. Terwijl moeder kinderen baarde (twaalf), zorgde Bep voor de rest van het gezin en het huishouden. Toen moeder overleed, beloofde ze voor haar zwakbegaafde broertje te blijven zorgen. Nog steeds woont Wout in de buurt.
Bep is getrouwd met Gijs. Hun huwelijk was ‘een moetje’. Gijs is een praatgrage man, om niet te zeggen: hij kan zijn mond niet houden. Als oud-vrachtwagenchauffeur is hij gek van auto’s. Bij ons voorlaatste bezoek liet hij mij zijn trots zien: een mosgroene Mercedes C-klasse. Hij had dit buitenkansje via zijn zoon Raymond gekocht, een garagehouder. We begaven ons naar een garagebox. Gijs dicht de buren jaloerse gedachten toe en is bang dat ze zijn Mercedes zullen bekrassen. De deur van de box zwaaide open.
‘Zó, mooi ding, Gijs. Maar wat staat-ie dicht tegen de muur aan.’
‘Ja, wat daggie, dat ik dat zomaar doe?’ De wagen stond zo opdat eventuele dieven hem er niet uit konden rollen. Met het stuurslot erop zouden ze de deurpost op hun weg treffen.
Op de vloer lagen latjes die aangaven waar de auto moest staan, op de muur waren stroken tapijt geplakt die lakschade moesten voorkomen, onder het dak was plastic gespannen mocht er lekkage ontstaan.
De wagen werd de box uitgereden. Daarna keken we enige minuten naar het motorblok waarbij Gijs technische specificaties opdiende. Ik vertelde over mijn werk als privéchauffeur.
Gijs: ‘Grote wagens zeker?’
Ik somde de Duitse, Franse, Zweedse automerken op waarin ik heb gereden, waarna Gijs vertelde dat de beste auto’s toch echt uit Duitsland komen. ‘En Mercedes is de allerbeste.’ Mijn voorliefdes (Italiaanse- en Franse merken) zette hij weg als ‘technisch gepiel’. Met een klap gooide hij de motorkap dicht. ‘Even rijden?’
Bij ons bezoek een half jaar later voor deze portretserie treffen Monica en ik geen Mercedes meer in de garagebox. Het blijkt een pijnlijk dossier. Iets met koppelingsplaten. Zoon Raymond had die nagekeken en naar de knoppen geholpen, aldus Gijs. Het is een van de redenen dat Gijs niets meer met hem te maken wil hebben.
Met Ron, hun andere zoon, had Gijs al een conflict.
Als Bep, Monica, Gijs en ik later in zijn nieuwe auto – een Citroën – op weg zijn naar hun derde zoon, geeft Gijs huizenhoog op over Franse merken. ‘Betere auto’s, vind je nie?’ Als hij optrekt, vraagt hij aan de achterbank: ‘Pittig of nie?’ Het rijgedrag van mede-weggebruikers wordt becommentarieerd en als hem op een rotonde geen voorrang dreigt te worden verleend, geeft hij, bijna tachtig jaar of niet, er een dot gas bij.
‘Gijs denk je d’r om,’ reageert Bep die naast hem zit. ‘Je zit niet alleen in de auto.’
‘Hij héb geen voorrang. Ik héb voorrang.’
De enige van de drie zoons met wie ze ononderbroken contact hebben, is Michel. Al zegt Bep later dat zíj haar zoons wel spreekt, maar buiten Gijs om. Michel woont in een begeleid-wonen-project: 24-uurs zorg, eten wordt klaargemaakt, financiën worden beheerd. Ik ken Michel van verhalen en foto’s. Op één foto heeft hij prachtige krullende bakkebaarden en een baard waar een rabbijn een puntje aan kan zuigen. ‘Oh ja,’ zegt Bep, ‘dat was zijn orthodoxe periode. Maar nu is hij geen jood meer.’
Gijs zwijgt.
Ons bezoek is aangekondigd bij de leiding. Op tafel zijn een compleet thee- en koffieservies klaargezet met een schaal met koekjes. Op de grond staat de volgende gang: een fles prik met een schaaltje leverworst en chips. Michel zit in zijn fauteuil te wachten. Bep had gezegd dat hij nu in de jaren vijftig en zestig leeft. Voor meubels, platen en kleedjes gaat hij naar de plaatselijke kringloopwinkel waar hij kind aan huis is. Aan de wanden hangen zijn schilderijen. Hij schildert veel bomen, zijn begeleider vond dat het met die engelen maar eens afgelopen moest zijn. Michel vertelt over de taxichauffeur die hem laatst naar de stad bracht en die maar bleef klagen. ‘Maar klagen mag niet van het geloof.’ In de stad werd er ook nog eens aan alle kanten aan hem getrokken. ‘Bij de kassa van de Hema lag allemaal snoep dat me aanriep: “Je moet me kopen, je moet me kopen.”’ Om deze stemmen het zwijgen op te leggen, neemt hij medicijnen. Schilderen helpt ook. En hij maakt muziek.
Hij neemt plaats achter zijn elektrische orgel. Terwijl hij het apparaat instelt, vertelt hij dat het niet lang duurt voordat er wezens vanuit de ruimte op aarde zullen neerdalen omdat wij er een zooitje van maken. Zijn muziek bestaat uit lang aangehouden tonen die sferisch aandoen.
Gijs: ‘Hij heeft nog een kamer. Ja, het is groot hier hoor.’ Het blijkt een ‘toekomstkamer’ waar de wanden met aluminiumfolie zijn bedekt.
Later in de auto vertelt Bep dat ze blij is dat Michel zo’n goede zorg krijgt. ‘Ik heb altijd voor hem gezorgd maar het is te veel. Wout, Michel… Ik heb voor iedereen gezorgd. Nu wil ik leven.’
Vanachter het stuur klinkt het: ‘Wat zeg je nou? Je leeft toch?’
‘Familie Overdijk’ van Monica Overdijk (www.monicaoverdijk.nl) is tot 17 juni te zien in Amsterdam-West in de etalages van ‘Kunsttraject’ in de Dirk Hartoghstraat 41 en 45; Van Heemskerckstraat 42 en 46; Roggeveenstraat 109 en 165. Toegang vrij, dag en nacht te bezoeken.