Strooien met facts is verleidelijk. Het maakt onze onzekere wereld grijpbaar en laat je een ogenschijnlijk intelligente indruk maken. Max Beijneveld vraagt zich af of het ook anders kan.
Het is tijd om te eten. Ik schuif aan tafel bij mijn familie en vrienden. Na elkaar uitgehoord te hebben over de hoge huur of hypotheek, vervelende collega’s en ontluikende liefdes begint het factdroppen.
“Zelfs tijdens een verergerende klimaatcrisis verorberen Nederlanders 38.1 kilo vlees per jaar.”
“Een recordaantal van meer dan 2000 migranten in een etmaal is aangekomen op het eiland Lampedusa.”
“De kindersterfte is wereldwijd met de helft gedaald sinds 1990.”
Etc.
Het liefst onderstut door percentages en het even gulzige namedroppen van kwaliteitskranten of een verwijzing naar Rutger Bregman, met als uiteindelijke doel de ander te overtoepen. Een zenuwslopende bezigheid waar ik me eigenlijk aan dood irriteer. Toch laat ik me er vaker dan me lief is in meesleuren. Als de een begint, dan kan ik toch niet achterblijven? Misschien ben ik wel de ergste van het stel, want als ik echt op dreef ben betrap ik mezelf er wel eens op die oh-zo-belangrijke percentages uit mijn duim te zuigen. Gewoon, omdat het lekker klinkt.
“De natuur is ontzettend in het nauw gedreven doordat meer dan 70% van de Nederlandse grond onze landbouwexport dient!”
(Klinkt lekker, he?)
Waarom doe ik hieraan mee?
Het is een manier om bij een (kortstondig) gebrek aan creatief vermogen toch een intelligent ogende opmerking te maken. Ik ben bang om ontmaskerd te worden. Als saai persoon, zonder prikkelende kennis om op tafel te leggen. Het advies verpakt als constatering van een goede vriend: “interessante mensen zeggen interessante dingen”, knippert in mijn hersenpan. Dus drop ik nog maar eens een feitje: weet je…
Of is het herhalen van feiten een manier om grip te krijgen op een wereld die steeds onzekerder is? Alsof ik als een mantra herhalende sjamaan feiten opdreun in de veronderstelling dat de zieke wereld hierdoor geneest.
Is het herhalen van feiten een manier om grip te krijgen op een wereld die steeds onzekerder is?
De reden dat ik me eigenlijk enorm erger aan het gestrooi met facts is dat ik weet dat het droppen van feiten helemaal niet pienter is. Als ik dan weer eens aan tafel geruisloos aan het borstkloppen ben probeer ik mijzelf te herinneren aan David Foster Wallace zijn oude vis:
“There are these two young fish swimming along and they happen to meet an older fish swimming the other way, who nods at them and says: ‘Morning, boys. How's the water?’ And the two young fish swim on for a bit, and then eventually one of them looks over at the other and goes: ‘What the hell is water?”
Met deze beeldspraak legt David Foster Walllace de vinger op de zere plek: echte intelligentie gaat niet over feitelijkheden, maar over de kunst van het veranderen van perspectief, want “obvious, important realities are often the ones that are the hardest to see and talk about”. Net als de vissen in het verhaal van Foster Wallace heb ik de keuze om het water om me heen te zien en het als zodanig te benoemen.
Dus vandaag probeer ik het anders. In plaats van een feitenrelaas op mijn dinerende partners los te laten, probeer ik de grijpbare percentages te laten voor wat ze zijn. Ik zet mijn becijferde bril af en verlies daardoor een beetje grip op wat in essentie onzeker is. Ik concentreer me op alle kleinigheden die mijn dag omringen.
De schok - en daarna meteen het gevoel van extase - wanneer tijdens de ochtendschemering de straatlantaarns uitdoven en de hemel als een flits oplicht. En ik verder ren.
Het knijpende gevoel als ik ondanks mijn goede bedoelingen toch vergeten ben het vuilnis buiten te zetten. En opmerk dat in dat gevoel misschien mijn diepste onzekerheid van onvolmaaktheid schuilt. Een gevoel dat ik ook herken in de noodzaak om een intelligent persoon te zijn.
Het genoegen van de frisheid van de douw op mijn gezicht.
De aanraking van een geliefde die plots naast mij staat in het café.
Het pure genot van een lange nacht slapen in een stel schone lakens.
De ondeugende pluim die ik mijzelf geef na het onthouden van mijn meest bizarre dromen.
Het gevoel van opluchting als een oudere vrouw in de metro een achtergelaten bierflesje in de prullenbak gooit.
De teleurstelling van een lege koffieautomaat op kantoor. En ik weet dat het mijn beurt is om de bonen te kopen.
Het factdroppen loslaten voelt in eerste instantie onwennig, maar je krijgt er de complexiteit van waardevolle persoonlijke ervaringen voor terug. Dus ook morgen ga ik weer op zoek naar de stroompjes in het verkeer van de stad, de kleurverandering van de lucht, het geroezemoes in het wateroppervlak. Je voelt de bubbeltjes langs je buik omhoog kriebelen. En tijdens het gezamenlijke eten van het kroos zie je jezelf misschien wel oplichten in de schubben van de ander.
Max Beijneveld (1989) is een geschiedkundige bèta, zelfhulpjunkie, bohème wannabe met bourgondisch taalgebruik én opiniemaker bij Hard//hoofd. De klimaatcrisis, digitalisering, economische ongelijkheid en de vraag: hoe te leven zijn graag geziene gasten in zijn overpeinzingen.
Kaja Majoor is een Pools-Nederlandse illustrator en violiste gevestigd in Den Haag. Ze heeft zowel aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam gestudeerd als aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Kaja heeft een grote passie voor analoge druktechnieken (risodruk, zeefdruk, linosnede) en patroonontwerp. Haar illustraties zijn organisch; de vormen en lijnen vloeien in elkaar over, zoals in de natuur. Ze laat zich ook inspireren door muziek. Als professioneel violiste ervaart zij muziek anders dan de luisteraar. Als ze muziek speelt, ziet ze vormen, kleuren, lijnen en patronen. Een van haar doelen voor de toekomst is om muziek en kunst te combineren met een multidisciplinaire invalshoek.