Gezegend met een gezonde afkeer van zweverigheid had Emy – uit een wereld waar Nirvana in de eerste, tweede en laatste plaats een band is – weinig op met yoga. Toen de ene na de andere vriendin verlichting vond, besloot ze op onderzoek uit te gaan.
De afgelopen jaren heb ik me geregeld geërgerd aan spiritueel herborenen: mensen die stralend kwamen vertellen hoeveel yoga voor hen betekent. In mijn kennissenkring leek er elke dag een yogi of yogini (vrouwelijke yoga-beoefenaar) bij te komen, en geen van hen leek daar enige schroom bij te voelen. Zoals ik hier eerder heb toegegeven, loop ik wel vaker een beetje achter. Ik leefde tot voor kort in een wereld waarin het lichtelijk bespottelijk is om je met spiritualiteit bezig te houden. In een wereld waarin Nirvana in de eerste, tweede en laatste plaats een band is. Wel had ik al eens een yogales gevolgd, omdat ik een aantal maanden in Toronto, in een huis vol yogabeoefenaars woonde, en er echt niet onderuit kon komen. Al het rekken en strekken vond ik (als voormalige wannabe-ballerina) nuttig en aangenaam, maar de lome stem van de lerares, de onzinnige namen van de houdingen en vooral het gepraat over chakra’s stonden me tegen. Alles straalde een overdreven vriendelijkheid uit die me rechtstreeks in strijd leek met de worsteling van het dagelijks bestaan.
Maar toen in de tijdspanne van één enkele week twee goede vriendinnen met een burn-out enthousiast aan mij verkondigden gered te zijn door yoga, besefte ik dat ik mijn leven moest veranderen. Ik moest iets aan mijn vooroordelen gaan doen, anders werd ik tegenover mijn vrienden een ongenietbare cynica. Die ene zuurpruim in een wereld vol verlichte mensen. Ik besloot me te verdiepen in yoga: boeken te lezen, yogabeoefenaars te spreken. Ik hield een veilige, sceptische afstand. Ik wilde grip krijgen op het fenomeen, het objectief benaderen. Hoe zit het nou precies met die chakra’s bijvoorbeeld? Is de theorie daarachter zo zweverig als het voor mij lijkt, of zit er wel degelijk een logische redenering achter? Tijdens mijn zoektocht vond ik iets onverwachts. Iets dat me geruststelde.
Yoga voor Dummies
Wat ik niet begreep aan yoga is dat het twee ogenschijnlijk onverenigbare kanten lijkt te hebben: de ‘harde’ lichamelijke en de ‘zachte’ spirituele. Aangezien ik de stem van mijn vroegere balletlerares nog in mijn hoofd heb (“Pijn is fijn!”), heb ik moeite met de bezwerende praat van yogaleraren, die zeggen dat je vooral naar je lichaam moet luisteren (“En kijk dan… of je nog ietsje… verder… kunt buigen…alleen als je… lichaam… het toestaat…”). Bij een yogales raakt mijn lichaam vooral in verwarring: moet het nou gaan sporten of gaan slapen? Het lezen van boeken over yoga – waaronder Yoga voor Dummies – schept wat duidelijkheid: er is een heel spectrum aan yogastromingen; bij sommige zijn de meditatieve oefeningen belangrijker, bij andere de lichamelijke houdingen. De stroming die in het Westen veruit het populairst is, is hatha yoga – de houdingenyoga. Een extreme variant hiervan is Bikram yoga, uitgevonden door de patserige Bikram Choudhury, yogaleraar van vele Hollywoodsterren. Hierbij wordt een hele reeks houdingen in snel tempo aangenomen, in een zaal die is opgewarmd tot rond de 40 graden Celsius. De instructeur roept leerlingen toe dat ze verder door moeten buigen. Bikram yoga is een manier om snel gewicht te verliezen en spieren te trainen – harder, better, faster, stronger. Het sluit zo perfect aan bij de (typische?) westerse prestatiegerichtheid en zou vast de goedkeuring van mijn balletlerares weg kunnen dragen.
Juist vanwege die nadruk op presteren en lichamelijkheid hebben de yogaleraren in opleiding die ik spreek weinig met Bikram. Zij verwijzen liever naar de oude “klassieke yoga” van Patanjali, die vrijwel uitsluitend spiritueel is. De yoga van Patanjali, uiteengezet in de Yoga Sutra’s, is een methode om de “wervelingen” van de gedachten in te perken, tot rust te brengen, je ego los te laten en zo één te worden met alles. Binnen deze methode zijn mededogen, geduld, standvastigheid en bescheidenheid belangrijke deugden. Over ingewikkelde poses wordt met geen woord gesproken. Patanjali zegt alleen dat je om te mediteren een aangename houding aan moet nemen, die je een tijdje vol kunt houden.
Voor de yogaleraren is Patanjali’s onthechtingsleer de kern van yoga. Maar die klassieke yoga is een onbereikbaar ideaalbeeld. Het complete systeem van de klassieke yoga kunnen yogi’s hier niet eens overnemen al zouden ze het willen. Ze zouden dan moeten geloven in reïncarnatie – het hele idee van yoga en verlichting is er uiteindelijk op gericht om te ontsnappen aan de voortdurende wedergeboortes en een goddelijke status te bereiken. Bovendien zouden ze bereid moeten zijn alles op te geven: alle verlangens, alle gedachten en uiteindelijk alle vormen van handelen. Ze zouden moeten bedelen om aan eten te komen en zich verder geheel moeten afzonderen van de wereld. En dit zou nog weinig uithalen, want zoals de professor Sanskriet Jean Varenne in de jaren zeventig al benadrukte in zijn populair-wetenschappelijke boek Le yoga et la tradition hindoue (om de yoga-beoefenende hippies uit die tijd op hun plek te zetten): volgens de geschriften is de klassieke yoga alleen weggelegd voor Indiase mannen uit de hoogste kasten.
Scandinavische huisvrouwengymnastiek
De yoga die we hier beoefenen is dus onvermijdelijk westers gekleurd, omdat de onbereikbare kantjes er vanaf moesten. Maar ook van oorsprong blijkt de houdingenyoga niet puur oosters. Mark Singletons Yoga Body: The Origins of Modern Posture Practice (2010) maakt dat duidelijk. Singleton heeft de moderne geschiedenis van hatha yoga uitgeplozen, en beargumenteert dat de veelheid aan houdingen (āsanas), die zowel hier als in India graag gezien worden als deel uitmakend van een vijfduizend jaar oude traditie, onder meer voortkomen uit Scandinavische huisvrouwengymnastiek. Sterker nog, die huisvrouwengymnastiek had zelf ook al een spirituele kant!
Maar klopt Singletons onderzoek? Ik roep de hulp in van een expert, Paul van der Velde, hoogleraar Vergelijkende Godsdienstwetenschap met een specialisatie in hindoeïsme en boeddhisme. Van der Velde publiceerde recentelijk De Boeddha in het tuincentrum. En andere populaire beelden van het boeddhisme, waarin hij de vraag stelt hoeveel de Boeddha’s in de tuincentra en meubelboulevards te maken hebben met het Aziatische boeddhisme. Volgens Van der Velde hebben westerlingen een overdreven rooskleurig beeld van het boeddhisme, zien we het als een niet al te gecompliceerde levenshouding die een gelukkig en evenwichtig bestaan garandeert. We denken niet aan de moeizame ascese en onthechting die monniken door moeten maken. We staan er niet bij stil dat boeddhisme in Azië een religie is, inclusief dogma’s, en dat er een complete cultuur aan vast zit. Bovendien spiegelen we onszelf graag onterecht voor dat boeddhisten geen oorlog voeren en überhaupt nooit gewelddadig zijn. “Feel good buddhism”, noemt Van der Velde dit. Geldt hetzelfde voor yoga?
Eén boeddhahoofd was te groot om ergens op te staan, dat staat midden in de kamer
Ik bezoek Van der Velde in zijn kamer op de zeventiende verdieping van de Radboud Universiteit Nijmegen. Die kamer is een kruising tussen de standaard hooglerarenkamer (gevuld met boekenkasten) en de Azië-afdeling van het British Museum. Bovenop alle kasten en in de vensterbank staan beelden van Shiva’s, Vishnu’s en Boeddha’s, van die laatsten vooral de hoofden. Eén boeddhahoofd was te groot om ergens op te staan, dat staat midden in de kamer, waar het uittorent boven Van der Velde’s bureau. Op dat bureau ligt, tussen alle boeken en stapels papier, Singletons Yoga Body, van binnen ijverig beplakt met Post-its. Van der Velde: “Singleton heeft zeker een punt. Er zijn wel vroege vormen van ascetisme in India, maar de houdingenyoga die wij hier in het Westen beoefenen – ikzelf trouwens niet – die is eind negentiende, begin twintigste eeuw gevormd.”
Esoterici en slangenmensen
Eind negentiende, begin twintigste eeuw reisden westerse esoterici, zoals de theosofen, af naar India. De theosofen – onder wie Helena Blavatsky, mede-oprichter van de Theosophical Society – waren ontdekkingsreizigers op zoek naar spirituele geheimen. Zij hadden daarbij sterk oriëntalistische ideeën: ze hoopten dat in de meest afgelegen gebieden, met name het Verre Oosten, diepe, oude kennis bewaard zou zijn gebleven. De klassieke yoga van Patanjali stelde niet teleur. Het idee dat mensen een eeuwige ziel (atman) hebben die door te oefenen in onthechting bevrijd kan worden uit wedergeboorte en lijden, sprak de esoterici aan. Wat ze echter niet begrepen, was dat rare, verwilderd uitziende figuren, die op straathoeken onmogelijke houdingen aannamen en trucs uithaalden als door vuur lopen en op spijkerbedden liggen, ook yogi’s, of yogins werden genoemd.
De slangenmensen en magiërs waren yogi’s uit de hatha traditie, van oorsprong een ascetische stroming die in de middeleeuwen ontstond en in de achttiende eeuw alweer over haar hoogtepunt heen was. Einddoel voor de hathayogins was om onsterfelijkheid te verkrijgen. Daarvoor moest het lichaam getraind worden via ademhalingsoefeningen, houdingen, en een reeks (behoorlijk onsmakelijke) reinigingsrituelen, zoals het doorslikken van een lange lap stof. In de negentiende eeuw was het een zeer marginale stroming. Zowel Indiërs als de Britse kolonisten keken neer op de hathayogins met hun zwarte magie. Vandaar dat de theosofen zwegen over hatha yoga. Ook de Indiase monnik Swami Vivekananda, die eind negentiende eeuw naar het Westen kwam en daar invloedrijke lezingen over yoga gaf, wilde niets weten van hatha yoga. Bij haar introductie in het Westen was yoga dus een puur contemplatieve praktijk, zonder houdingen.
Spierballenyoga
Dat dit veranderde kwam door de invloed van de Britse bezetters op de Indiërs. Eind negentiende, begin twintigste eeuw kenden die namelijk een sterke cultus van het lichaam, een Körperkultur. Uit angst dat de industrialisering tot lichamelijke en morele verzwakking zou leiden, deed men overal in Europa aan fysieke oefeningen met als doel geestelijke verheffing. Mens sana in corpore sano, was het breed gedragen adagium. Het was het begin van de bodybuilding. In Scandinavië werd een gymnastiek ontwikkeld die iedereen in zijn eigen huiskamer kon doen. Deze gymnastiek had enorme invloed op de andere Europese landen, omdat er – anders dan bij bodybuilding – geen extra hulpmiddelen voor nodig waren. Alles wat je nodig had was je eigen lichaam.
Zowel bodybuilding als de Scandinavische gymnastiek drongen, via de Britse kolonisten, door in India.
Zowel bodybuilding als de Scandinavische gymnastiek drongen, via de Britse kolonisten, door in India. Het Westen beïnvloedde hier het Oosten. Indiërs gingen het ideaal van de lichaamscultus overnemen, en trokken het zich daarom ook vreselijk aan dat de Britten hen wegzetten als week, verslaafd, onderdanig en ongespierd. Als reactie gingen zij extra hard trainen. Nationalistische Indiërs zochten hierbij naar oefeningen die ‘typisch Indiaas’ waren. Die vonden zij in de āsanas die tot dan toe waren voorbehouden aan de griezelige yogins in de marge. De hatha yoga moest gerationaliseerd en gemedicaliseerd worden, zodat de houdingen eruit serieus konden worden genomen. De patriottistische wetenschapper en yoga-promotor Swami Kuvalayananda zette voor dit doel in de jaren twintig een onderzoekscentrum voor yoga op. Bodybuilder/yogi K.V. Iyer beloofde dat zijn spierballenyoga ziektes kon genezen en de toegewijde oefenaar net zo’n goddelijk lichaam als dat van hem zou bezorgen. De houdingen die deze en andere yogi’s ontwikkelden waren minstens evenzeer geïnspireerd door bodybuilding en gymnastiek als door de āsanas, maar zij presenteerden hun yoga als Indiaas.
Deze nieuwe, hybride houdingenyoga, die tussen de jaren twintig en veertig ontwikkeld werd, drong geleidelijk door in de Indiase samenleving en kwam vervolgens terug in het Westen. Indiase yogi’s kwamen op bezoek en de houdingen die zij toonden vonden een vruchtbare bodem, mede doordat ze zo goed aansloten bij de gymnastiek die al gedaan werd. Van een ascetische onthechtingsleer werd yoga zo een serie oefeningen om de fysieke en mentale gezondheid mee te bevorderen. De mystieke lading was afgezwakt tot een spiritueel tintje: genoeg om fascinatie op te wekken zonder af te schrikken.
Boeddhistische puntmuts
Alle ideaalbeelden van de onthechte oosterling ten spijt: daar wil men ook gewoon een mooi lichaam. Het Westen heeft niet alleen gekeken wat er uit het Oosten te halen valt, het Oosten staarde terug en zag groener gras.
Als je hard op zoek bent naar spirituele diepgang, is het wellicht niet prettig om te horen dat yoga een pragmatisch mengelmoesje is van oosterse en westerse invloeden, van huisvrouwengymnastiek, slangenmensenacrobatiek, nationalisme en Körperkultur. Van der Velde merkt ook de teleurgestelde reacties uit het publiek als hij tijdens lezingen de recente oorsprong van hatha yoga bespreekt. Zelf ziet hij het probleem niet: “Heel veel van wat we over Azië denken blijkt bij nader inzien gloednieuw te zijn, hevig beïnvloed door westerse denkbeelden. Maar hoe erg is dat? Het hoeft van mij geen vijfduizend jaar oud te zijn, het gaat erom of het voor mensen werkt. Mensen die al jaren yoga doen, vertellen me dat ze er stress mee kunnen reduceren, dat ze het leven aankunnen, dat ze het als spirituele verrijking ervaren, dat ze soepel blijven, tot op hoge leeftijd ook…ja, doen! Hé, mensen moeten doen waar ze gelukkig van worden. Bovendien betekent in India een uitspraak dat iets vijfduizend jaar oud zou zijn dat iets van tijdloze waarde is. Dat vind ik veel boeiender.”
Terwijl ik met Van der Velde praat, denk ik weer aan mijn opgebrande vriendinnen, voor wie yoga een soort religie is. “Is het wel verantwoord is om die ‘vijfduizend jaar’-mythe te doorbreken?”, vraag ik Van der Velde. “Kunnen we mensen het niet beter gunnen daarin te geloven?” Van der Velde schudt zijn vriendelijke hoofd: “Het wordt dan reëler, en dat zorgt dat je goeroegedrag kunt voorkomen. Ik heb een enorme hekel aan goeroegedrag: iemand die met een lang gewaad of een puntmuts rond gaat lopen en zichzelf gezag toe gaat eigenen, dat vind ik altijd zo week. Het is allemaal veel alledaagser dan we denken. Mensen zijn vaak totaal niet kritisch op de oosterse tradities, terwijl ze dat op hun eigen religieuze achtergrond wel zijn. Houd de kritiek vast die je had op je eigen religie, daarmee voorkom je dat je tien jaar later in dezelfde fuik trapt.” Ter illustratie loopt hij naar een van zijn kasten, haalt er een tas uit met veelkleurige boeddhistische puntmutsen, en zet er één op zijn hoofd. De muts steekt vreemd af bij zijn linnen kleding. “Iemand zet een muts op, en zegt: Ik weet het! Dat is wat er in religies maar al te vaak gebeurt. Dat staat mij tegen”, zegt Van der Velde, met de puntmuts nog op.
Dat was ook wat mij tegenstond, zie ik nu. Het idee dat yoga een heel quasi-religieus systeem is, dat de yogi(ni) de waarheid in pacht heeft. Dat die waarheid van de andere kant van de wereld moet komen en doorspekt is met termen die voor een buitenstaander onbegrijpelijk zijn. Dat ik, als oningewijde, met het gevoel word opgezadeld dat ik iets essentieels mis in mijn leven. Maar nu ik de geschiedenis van yoga ken voel ik me niet langer die oningewijde buitenstaander. Als iemand nu aan mij vertelt dat hij yoga heeft ontdekt, kan ik reageren als een ware yogini: ik glimlach, zonder enige ergernis.
Emy Koopman was jarenlang Hard//hoofd-redactielid en is literatuurwetenschapper, psycholoog en schrijver. Ze debuteerde in 2016 met de roman Orewoet. Haar meest recente boek Tekenen van het universum verscheen in januari 2022 bij uitgeverij Prometheus.
Agnes Loonstra is een illustrator uit Utrecht die, naast het maken van kleurrijke en humoristische illustraties en animaties, ook zangeres is in de Nu-Folk band Wooden Soldiers en retro-act Charmony. Ze houdt ook erg van katten en elpees.