Tinderdates, zijn moeder en zijn opa - velen probeerden hem te doen stoppen met roken, maar Koen Schouwenburg steekt nog altijd de ene na de andere op. Met behulp van zijn literaire helden ontleedt Koen het verhaal van een verslaving. Hoe kun je iets volhouden, terwijl je weet hoe dom het is?
'It’s common to fetishize a bad habit. One can will oneself out of obsession, but will itself becomes obsessive.'
Elisa Gabbart – The Self Unstable
1
Ik heb aardig wat onnozele dingen gedaan in mijn leven, maar het domste wat ik ooit deed was beginnen met roken. Het was dom omdat ik wist dat er enkel nadelen zijn, enkel negatieve consequenties. Toch ben ik begonnen. Het is niet alleen dom, het is ook onbegrijpelijk, want ik ben bang voor de dood. En roken, ik hoor het steeds vaker, is dus heel slecht voor je.
‘Roken is niets anders dan spelen met de dood.’
Mijn angst voor de dood weerhoudt me ervan om bepaalde dingen te doen. Bijvoorbeeld in achtbanen gaan; waarom zou ik betalen voor iets waarvan ik blij ben dat ik er levend uitkom? Angst is de angel van mijn leven, behalve als het om roken gaat. Ik blijf sigaretten opsteken. Mijn verslaving onderdrukt mijn angst, want een verslaafde verzint een verhaal zodat hij zijn gewoontes niet hoeft af te breken. In zo’n verhaal is de gewoonte de plaatsvervanger van de plot. ‘Het is overigens opmerkelijk,’ schreef Marcel Proust in De gevangene, ‘dat de bestendigheid van een gewoonte doorgaans samenhangt met de absurditeit ervan.’
In het verhaal ‘Ik was een verdomd goeie roker’ schreef Alejandro Zambra: ‘Sigaretten vormen de interpunctie van het leven.’ Een prachtige zin, een poëtische apologie voor mijn stommiteit. De sigaret is een komma die de beweging van mijn bestaan even tot rust brengt, een klein dammetje dat de stroom tijdelijk tegenhoudt, een pauze in het gevecht met de krioelende gedachten. Ik geloof dat de sigaret een komma is in mijn menselijke komedie.
Gelul van een verslaafde natuurlijk, verslaving is zelfdeceptie; roken is niets anders dan spelen met de dood.
2
Rond mijn tweeëntwintigste, zo’n tien jaar geleden, ben ik gestopt met drinken. Roken is schadelijk voor me op de lange termijn, drank op de korte termijn. Drank zorgt kortstondig voor uitstel; even wordt wat donker is licht en kan ik de lasten dragen en de zwaarte verteren, even vind ik m’n geestelijke geouwehoer niet ondraaglijk, maar de dag erna volgt de ellende.
Moeiteloos ben ik gestopt met het drinken van alcohol, maar mijn laatste en enige poging om te stoppen met roken, een jaar na mijn eerste sigaret, was een slechte grap. Mijn ouders waren erachter gekomen dat ik rookte.
Over je longen? vroeg mijn moeder.
Ja… Kom... Let’s hug it out moeder.
We omhelsden de ontgoocheling niet weg. Mijn ouders waren zo teleurgesteld dat ik de volgende ochtend besloot om te stoppen en mijn pakje shag weggooide. Het was vooral zonde van het geld, want diezelfde avond kocht ik een nieuw pakje shag. De drift overtroefde de domheid.
Mijn laatste en enige poging om te stoppen met roken was een slechte grap.
Mijn stoppoging was iets minder lachwekkend dan die van Babbit, de hoofdpersoon uit de gelijknamige roman van Sinclair Lewis. Babbit neemt zich vaak voor om te stoppen met roken, maar zijn voornemen strandt telkens vroegtijdig. Op een keer besluit Babbit vlak voor hij in een trein stapt voor de zoveelste keer om te stoppen met roken. Als hij later op zijn bestemming aankomt, stapt hij uit de trein, koopt tabak en steekt er eentje op: hij was vergeten dat hij was gestopt met roken.
3
In literatuur wordt gelukkig nog lollig gedaan over roken. In tegenstelling tot hedendaagse films en series, waarin de roker krampachtig behandeld wordt. Een personage dat een sigaret opsteekt, krijgt vrijwel altijd van een ander te horen dat hij daar echt mee moet stoppen en weet hij wel hoe slecht roken is? In House of Cards rookten Francis en Claire Underwood regelmatig een sigaretje bij het raam. Wanneer Claire in het laatste seizoen een sigaret rookt, loopt Doug Stamper, de voormalige chief of staff van de overleden Francis, naar haar toe, pakt de sigaret uit haar handen en drukt deze uit. Afkeurend zegt hij wat een slechte gewoonte het is. Moordenaar Doug en z’n moraal.
In literatuur wordt gelukkig nog lollig gedaan over roken.
Gelukkig is er J. Kessels, één van de fijnste personages uit de contemporaine Nederlandse literatuur. Niet voor niks heeft P.F. Thomése drie boeken over hem geschreven. J. Kessels rookt, drinkt veel bier en koffie, is fan van Willem II en een groot liefhebber van countrymuziek. Hij piekert er niet over om te stoppen met roken: ‘Stoppen met roken had hij altijd al karakterloos gedrag gevonden, typisch iets voor mensen zonder wilskracht of ruggengraat.’
Zeno Cosini, de hoofdpersoon van Italo Svevo’s roman Bekentenissen van Zeno, is zo’n mens zonder wilskracht. Zijn pogingen om te stoppen met roken zijn tevergeefs: ‘De rondedans van laatste sigaretten, die op mijn twintigste jaar is begonnen, is nog steeds aan de gang.’ Wanneer een sigaret de laatste is, vindt Zeno deze intenser smaken. Met dit verhaal houdt Zeno zijn verslaving in stand.
4
Ik had eens een tinderdate en ze wilde niet nog een keer met me afspreken omdat ik rookte.
Blijkbaar is het voor mensen lastig om mijn overduidelijke domheid te negeren. Ook anti-rokers laten zich dirigeren door gewoontes. Ik ben echter immuun geworden voor de opendeurenwaarschuwingen van anderen dat roken slecht voor je is. Soms is een waarschuwing een oordeel. Roken is slecht voor je, maar ben je een slecht mens als je rookt? Ik had eens een tinderdate en ze wilde niet nog een keer met me afspreken omdat ik rookte, het was niet de stank van de sigaret die haar stoorde: ze wilde niet met iemand afspreken die verslaafd is. Omdat ik haar niet kende – en ik in mijn eigen huis uit het raam moest roken – was ik er niet rouwig om. Niet veel later had ik weer een tinderdate die, toen ze bij mij thuis kwam, gelijk alle deuren en ramen openzette. Pas na deze daad van afkeuring begon het gesprek en om het wat draaglijker te maken stak ik maar een sigaret op.
Eén waarschuwing is blijven hangen, een waarschuwing die steeds vaker opduikt. Mijn opa had jarenlang gerookt en kende daar de tragische gevolgen van. Hij was een lieve man die eigenlijk alles wel goed vond, maar zei op een gegeven moment, nadat hij al veelvuldig was getroffen door lichamelijke ellende, tegen mijn moeder dat ik echt moest stoppen met roken. Maar ik ben een sukkel, een onnozelaar en erger nog: een hypocriet. Zelf steek ik de ene na de andere peuk op, maar tegelijk wil ik absoluut niet dat mijn neefje, mijn held, ooit gaat roken.
Ik heb vaak gezegd, en ik meende het, dat ik zou stoppen met roken als ik kinderen zou krijgen. Ik heb alleen een paar jaar geleden besloten dat ik geen kinderen wil. Ik moet dus een nieuw verhaal verzinnen dat het verhaal van mijn verslaving onschadelijk maakt. De laatste tijd besef ik steeds vaker dat ik, zoals Gregor Hens schreef in zijn rookboek Nicotine, ‘wist dat ik zou moeten stoppen op een gegeven moment.’ Ik weet alleen nog niet wanneer dat moment is.