Je parle pour ne rien dire. Je suis sur une île. Je commence à délirer.
Reverso Context, contextual dictionary
Mijn kennis van eilanden houdt op bij Kinderen voor Kinderen. Iets met blote billen en melk uit een kokosnoot. Ben ik ooit op een eiland geweest?
‘Een keer een dagje Texel toen je een jaar of vijf was’, kan mijn vader zich met moeite herinneren. Dat was het.
En nu ga ik potverdorie drie maanden lang midden in de Caribische Zee op een lapje grond zitten dat acht keer in Texel past.
‘Wat ga je daar eigenlijk doen?’ vraagt hij.
‘Mijn scriptie schrijven’, antwoord ik beslist.
En dat zeg ik niet alleen om zijn financiële bijdrage aan mijn reis veilig te stellen. Ik denk ook echt terug te komen met een wetenschappelijke tour de force. In gedachten zie ik mezelf driftig tikken op het strand in de ondergaande zon, op weg naar een volgende stap in mijn leven.
Niet wetend dat St. Eustatius nauwelijks strand heeft, de zon rond de evenaar snel onder gaat en ik daar eerder wat stappen terug zal doen. In mijn geestelijke gesteldheid welteverstaan.
Want een eiland is niet de juiste plek om je leven richting te geven, kom ik na aankomst achter. Met enkel water om je heen lijkt het niet uit te maken welke kant je opgaat. Alles loopt dood of in een rondje. En zo word ik al snel geconfronteerd met het feit dat ik werkelijk geen idee heb wat ik met mezelf aan moet. Ik kan hier nu wel mijn scriptie gaan schrijven, maar wat daarna? Wat ga ik doen in het leven? Doet het leven er eigenlijk überhaupt iets toe? ‘Nee’, lijken de mensen, de natuur en het weer om me heen te zeggen. Hier zijn ze. Op deze plek. Al jaren, decennia, wat zeg ik, eeuwen! En nooit komt de temperatuur beneden de 23 graden, vallen de bladeren van de bomen of kleurt het landschap wit. De zin van de zomer is dat hij weer voorbij gaat, maar hier blijft hij altijd maar plakken.
En die f#cking vulkaan barst trouwens ook nooit eens uit. Wel in al je lompheid het halve eiland in beslag nemen, maar vervolgens gaan liggen slapen. Alles en iedereen hangt doelloos rond in de hitte. ‘Aan tijd en plaats ontheven’, zoals zelfverklaard eilandoloog Boudewijn Büch ooit schreef.
Hij schreef daarnaast dat eilanden altijd worden geëxploiteerd, of het nu voor economisch gewin is of voor militaire doeleinden. En ook dat gaat op voor St. Eustatius. In het verleden werd het gebruikt als succesvolle doorvoerhaven van goud, wapens en slaven, en kreeg daarom de bijnaam The Golden Rock. Het was zo populair dat het maar liefst 22 keer van eigenaar wisselde. Ook nu nog staat het eiland vooral ten dienste van de rest van de wereld: als walhalla voor (duik)toeristen, of als opslagplek voor olie.
Statia, zoals de bewoners het liefkozend noemen, zoekt geen zin in zichzelf maar geeft zich over aan de grillen van veroveraars of uitbaters. En opeens denk ik de passieve berusting van de eilanders te begrijpen. Waarom zou je je druk maken? Weet jij veel wat je morgen doet, en voor wie? Ondertussen blijft de zon wel schijnen, de zee stromen en de vulkaan slapen.
Alles is zinloos omdat het altijd hetzelfde blijft, en tegelijkertijd omdat het altijd verandert. Het lot van eilandbewoners is volgens Büch dan ook hetzelfde als dat van hun eiland zelf: somber maar tegelijkertijd gelukkig.
En zo is het na een paar weken op het eiland precies met mij gesteld: rijp voor de sloop, maar op een soort Stockholmsyndroom-achtige manier ook verliefd op Statia.
Ik ben Belle en het eiland het beest.
_______________________________________________________________________________________
Marijn Klok won onze columnwedstrijd en schrijft de komende vier weken elke woensdag over haar zinloze zomer op St. Eustasius. Ze studeerde Nederlands en Journalistiek & Nieuwe Media in Leiden en werkt als freelance tekstschrijver en journalist.