2013 was Het Jaar Van De Rabarber, meen ik mij te herinneren van de overdaad aan onduidelijke rabarberdrankjes op die editie van Rollende Keukens, maar dit jaar groeit het godbetert gewoon wéér. Kilo’s heb ik er dit jaar al van gegeten, vers uit de tuin van mijn ouders, en gisteravond lag er ineens weer een mooie stapel knapperige rozeroodgroenige stengels op mijn tafel, verpakt in het Noordhollands Dagblad van afgelopen dinsdag, de Westfriese klei nog aan de witte uiteinden.
Er is weinig wat mij gelukkiger maakt dan de aanblik van rabarber, vers, gekookt, maar bovenal net uit de oven, een laagje crumble erop, slagroom ernaast, of bedekt met een precies goed gekarameliseerde meringue. Die roze kleur, de geur, de frisse zure zoete lente-achtige (hee, er is wel ‘zomerse’, maar niet ‘lentige’?) smaak, serieus, als ik eens mijn bed niet uitkom is dit wat je me moet voorschotelen.
Toch moest ik eerst ver van huis voor ik dit goud uit mijn ouders’ tuin kon waarderen. En wie ik nu rabarbertaart/cake/crumble/moes voorzet (het is trouwens ook met hartig heel lekker, bijvoorbeeld met makreel) zegt steevast ‘oh, ik geloof niet dat ik echt van rabarber hou’. Maar ik was in Dublin met mijn zusje en daar was verder alleen appeltaart als toetje (en dat lust ik niet!) en er kwam mojito-ijs bij en dat bleek met die rozige rabarber zo geniaal dat ik het me nu (7 jaar later) nog kraakhelder voor de geest kan halen.
Wat ik mij herinnerde van rabarber was een groenbruine, draderige pap met klontjes kalk erin, om het zuur tegen te gaan, en alle dingen waar klontjes kalk in zitten moet je met argwaan tegemoet treden en waarschijnlijk niet opeten. Maar deze roze, zoetzure genialiteit leek iets van een andere tijd, waarin alles liefde is en niemand saai en er alleen geweldige muziek bestaat met precies genoeg cynisme, narigheid en stiekeme hoop om het de moeite waard te maken zelf weer eens iets te schrijven, te maken, te tekenen of te verzinnen, kortom een betere wereld. Doe daarbij mojito-ijs en je weet dat ik even in de hemel was.
De truc blijkt om de jonge roze stengels te gebruiken, niet de dikke oude groene, en de rabarber zo klaar te maken dat de stukjes heel blijven. Beetje gember erbij of anijs, of sinaasappel of aardbeien, natuurlijk niet te weinig suiker want het blijft een zuur kreng, en niet te lang koken dus. Denk je eens in hoe de wereld eruit zou zien als iedereen dit at. Alleen maar geweldige muziek.