Is alleen eten het toppunt van eenzaamheid, of is dat slechts onze perceptie? Joyce schuift aan bij enkele eters om er achter te komen waarom zij alleen aan tafel zitten.
I.
“Have you taken a colleague to lunch lately? Why not invite him or her out today?”
In zijn boek Never eat alone, verzamelt ene Keith Ferrazi tips om succesvol te worden. “You should always reach out for others, over breakfast, lunch, whatever”, schrijft hij.
Als constant uit eten gaan met collega’s de weg naar het succes is, dan blijf ik liever aan de grond.
Ik eet graag alleen. Het is iets wat ik zelf niet helemaal begrijp, want ik heb moeilijk met anderen alleen te zien eten, vooral oude mensen en mensen die dicht bij me staan, meer bepaald mijn ouders. Ik herinner me dat mijn moeder, toen ik nog op de middelbare school zat, vertelde dat ze was gaan winkelen in de stad en ’s middags in de Desiré De Lille een pannenkoek had gegeten. Het idee dat mijn moeder, die resolute spil van het gezin, de vrouw die verafgood werd door alle boerenkinkels uit ons dorp, in haar eentje een pannenkoek moest eten, vond ik onverdraaglijk. Een vrouw als mijn moeder kon en mocht niet alleen zijn, nooit alleen.
Alleen eten wordt zielig gevonden. Het wordt geassocieerd met eenzaamheid, zelf leg ik ook die link, maar ik kom er maar niet uit waarom. Er zijn avonden die ik doorbreng met hordes vrienden aan een feestelijke dis waarop de eenzaamheid me onverklaarbaar overvalt. Waar ik op zulke momenten naar verlang, is alleen zijn. Een blik soep opwarmen en dat op mijn bed opeten.
Mijn bericht op Facebook – ‘wie eet er vaak alleen?’ – lokt een heleboel reacties uit, stuk voor stuk in een privébericht. “Ik eet heel vaak alleen, omdat ik veel reis voor mijn werk”, schrijft een bevriend journaliste. “Soms is dat heel fijn – zoals alleen op restaurant in het buitenland, soms is het leuk om thuis alleen te eten, maar vaak is het ook echt balen. Dan hou ik de gordijnen dicht zodat de buren mij niet zien.” Iemand anders schrijft: “Ik woon alleen en heb geen geld om vaak op restaurant te gaan. Op zich is het fijn omdat ik niet de beste eter ben, en dan ziet niemand het. Maar eigenlijk is het vooral kut.”
II.
In een filiaal van restaurantketen Colmar aan de singel zijn alle tafeltjes minstens voor twee gedekt. Wanneer ik mijn notieblokje en een boek boven haal, de standaarduitrusting van menig alleeneter, ruimt een serveerster rap het tweede couvert af. Om me heen zijn er nog een handvol andere solitaire eters, de andere tafels zijn bezet door koppels, veelal gepensioneerden.
Achter mij zit een kale man. Hij heeft iets weg van mijn leraar catechese op de lagere school: een buikje onder een geruit hemd, handen met grijs haar op. Ik vraag of ik bij hem mag aanschuiven en dat mag. Hij heet Dirk, en ja, hij komt hier wel vaker, heel vaak zelfs. Maar nu, met de renovatiewerken die het restaurant heeft ondergaan, was het al een hele tijd geleden. “Alles is anders”, zegt hij, “de kleuren, het menu, de manager. En mijn vrouw is er niet meer. Dit is de eerste keer dat ik hier kom zonder haar.”
Daar is de serveerster met een steak au poivre, seignant gebakken, met frietjes.
“Mijn vrouw had MS. Al 25 jaar. Je kunt er weinig tegen doen, ik heb altijd voor haar gezorgd. De laatste tien jaar deed ze mee aan een onderzoek voor een nieuw medicijn. Op het einde bleek dat zij in de controlegroep zat, ze had al die jaren een placebo gekregen.”
Dirk staart naar zijn steak. “Na een tijd hadden we het wel door natuurlijk. We wisten dat dit kon gebeuren.”
Hij krijgt vochtige ogen neemt een slokje wijn. “Maar ze is niet dood gegaan aan MS”, zegt hij, en voor het eerst kijkt hij me aan, alsof hij nu pas beseft dat ik er ben. “Ze is gestorven op onze cruise op de Nijl eind vorig jaar. Tumor in de darmen.” De steak dampt niet meer en Dirk probeert zijn tranen weg te slikken. Dan vraagt hij me of ik hem alleen wil laten.
Schuin tegenover mij zit een man van middelbare leeftijd. Afwisselend tuurt hij op de schermpjes van zijn iPad en zijn iPhone. Hij draagt een pak, onder het pak vermoed ik een pezig lichaam. Hij drinkt van een karaf rode wijn. Hij heeft, zo blijkt wat later, het varkensgebraad besteld. Wanneer het bord arriveert, legt hij zijn gadgets opzij en eet werktuiglijk. Ik wacht tot hij klaar is voor ik vraag of ik erbij mag komen zitten.
Bertrand is vertegenwoordiger van een bedrijf in verwarmingssystemen. “Als ik ’s middags warm eet, hoef ik ’s avonds niet meer te koken”, zegt hij. “Ik kook niet graag voor mezelf. Sinds ik gescheiden ben eet ik iedere dag alleen. Er zijn collega’s die hun boterhammen in de auto opeten, dan eet ik liever hier. Het is wat duurder, maar hier zie ik mensen, is er beweging.”
Bertrand vertelt over het vertegenwoordigersleven, de vele uren in de auto, de vele deuren die voor zijn neus dichtslaan, het vele missen van zijn vrouw. “Mijn grootste wens is weer iemand vinden, iemand om hier samen mee te zitten. Waar ik het meest spijt van heb, is dat ik geen tweede kans heb gekregen. We zijn 27 jaar getrouwd geweest, en op een dag vroeg ze me: ‘Wie ben jij eigenlijk?’ Dat is het ergste wat ik ooit gehoord heb.”
III.
“You suffer from moderate loneliness”, luidt de diagnose op mijn scherm. In de krant lees ik dat eenzaamheid niet alleen iets is dat je overkomt door een gebrek aan sociale contacten, maar dat het vooral iets is wat je ervaart. Op de UCLA Loneliness Scale van de Amerikaanse psycholoog Daniel Russel scoor ik 23. Aan de hand van een vragenlijst - ‘Hoe vaak heb je het gevoel dat je niemand hebt om tegen te praten?’ - kun je te weten komen hoe eenzaam je bent: twintig punten is normaal en dertig extreem eenzaam. Ik lijd dus aan gemiddelde eenzaamheid, en blijkbaar is dat toch te veel, gezien de site mij aanraadt op zoek te gaan naar iemand om in vertrouwen mee te praten.
Eenzaamheid blijkt, zo lees ik in het artikel, in de genen te zitten: trait loneliness, is de term, karakteriële eenzaamheid. En dat heeft weinig te maken met of je dingen alleen moet doen of niet. Er zijn dagen dat ik ervan overtuigd ben dat ik alleen op de wereld ben, enkel een sms'je kan me uit zulke momenten van zelfmedelijden halen, maar vaker overvalt de eenzaamheid me in groter gezelschap: het onvermogen op te gaan in de groep, wat anderen zo makkelijk lijkt te lukken, laat me vervreemd en geïsoleerd voelen.
Het is ingewikkeld: alleen zijn leidt niet noodzakelijk tot eenzaamheid en samen zijn met anderen zorgt er niet per definitie voor dat je je verbonden voelt.
IV
In de film Eternal Sunshine of the Spotless Mind zitten Joel en Clementine samen op restaurant. Joel kijkt naar de troosteloze duo’s die hen omringen. Zijn wij zoals die saaie koppels waar je medelijden mee hebt in restaurants, vraagt hij zich af. “Are we the dining death?”
De Amerikaanse socioloog Eric Klinenberg heeft het in zijn boek Going Solo over deze dinerende doden: huwelijken of relaties die enkel onderhouden worden voor het gemak, of erger: uit angst voor eenzaamheid. Terwijl zo’n relatie veel meer kan vereenzamen dan alleen zijn, zegt Klinenberg. Hij wijst op het geschenk dat alleen zijn in zich kan hebben: in je eentje ben je volgens hem immers sneller geneigd dingen te ondernemen, precies om aan de eenzaamheid te ontsnappen. Op die manier krijg je meer kansen om te experimenteren en jezelf te ontwikkelen. Dat is veel minder eenzaam dan vast zitten in een huwelijk met iemand met wie je je niet verbonden voelt.
In restaurant Colmar zijn behalve Dirk en Bernard nog een handvol tafeltjes bezet door koppels die zwijgend voor zich uit staren. Een live demonstratie van Martin Parrs fotoreeks Bored couples. Terwijl ik om het buffet heen loop en mijn bord vollaad met tomate crevette en aardappelsla, spot ik nog een alleeneter. Een vrouw deze keer, iemand die me aan mijn oma doet denken: geblondeerd, hoog geföhnd kapsel, mantel met een luipaardprint. Ik vraag of ik bij haar mag aanschuiven. “Als het niet stoort dat ik samen met u eet?”
“Doet u gerust juffrouw, maar erg veel tijd heb ik niet”, zegt ze vriendelijk, terwijl ze een blik op haar flinterdunne polshorloge werpt. “Ik heb zo meteen afgesproken met een vriendin.” Ze vertelt: “Tien jaar ben ik alleen geweest, nadat mijn man me had verlaten. Nooit kwam ik buiten, niemand zag ik. Tot ik op een dag besloot dat het genoeg was. Ik heb me mooi aangekleed en ben iets gaan eten op de Keyserlei. Vanaf die dag heb ik dat iedere week gedaan, en zo heb ik veel mensen leren kennen. Onder andere die vriendin waar ik zo dadelijk mee naar de opera ga. En een man ook. Jawel, ik ben net 72 geworden, maar ik ben zo verliefd als een jong veulen. Als u me wilt excuseren? Ik moet me haasten nu.
Goedemiddag, en smakelijk.”
_______
Toen ik dit artikel klaar had, besefte ik dat ik nog steeds geen antwoord had op de vraag waarom alleen eten zielig wordt gevonden. Ja, ik had een positieve draai gegeven aan dit verhaal en dat stemde me tevreden, maar toen ik dezelfde avond met drie vrienden uit eten ging in een goedkope pizzatent, werd mijn keel opnieuw dichtgeknepen bij de aanblik van een vrouw van mijn moeders leeftijd die in haar eentje in het gejoel van de vrijdagavond zat wachten op haar pizza. Ik zag haar lippen bewegen: praatte ze tegen zichzelf? Ik stootte mijn vriend aan en knikte haar kant op. “Wat erg”, fluisterde ik, “Straks gaat ze weer naar huis en is er niemand. Dan gaat ze dood, zonder dat iemand het merkt, en wordt ze pas ontdekt als de buren haar ontbindende lijk beginnen te ruiken.” Mijn vriend keek me vol ongeloof aan. “Ik was net aan het denken: die mevrouw ziet er zo tevreden uit, wat mooi. Jij hebt een probleem: pessimisme heet dat. Of: projectie van je eigen angstgevoelens.”
_______
Er is nog iets wat ik in dit artikel had willen betrekken: deze Koreaanse die in haar eentje grote hoeveelheden voedsel tot zich neemt voor een gigantisch online publiek. Ik weet alleen bij god niet wat ik ermee of erover wil zeggen.