Utrecht, 25 november 2020
Beste Roland Barthes*,
Je hebt me lang gerustgesteld. Ik ben iemand die zich vaak eenzaam voelt, ondanks dat ik allerlei mensen om me heen verzamel die me dierbaar zijn en die me liefhebben, met wie ik afspreek om samen te eten en voor wie ik ’s avonds linzencurry’s maak, mensen met wie ik in het weekend cappuccino ga drinken op een terras, mensen die me verrassen op mijn verjaardag met ballonnen, mensen die ik ’s nachts huilend op kan bellen zonder dat het raar zou zijn.
Lange tijd heb ik me verzet tegen mijn eenzaamheid. In 2001 begon ik in dagboeken te noteren dat ik me alleen voel, en dat gevoel loopt als een rode draad door de verslaglegging tot 2020. Of ik me onbegrepen voel of daadwerkelijk eenzaam is me niet helemaal duidelijk. Het lijkt alsof ik wacht op iemand die me komt redden.
Op 4 november 1978 schreef je: ‘Tegen 18.00 uur: het is warm in het appartement, aangenaam, licht, netjes. Zo doe ik het, energiek en met toewijding (ik geniet er met bitterheid van): voortaan en voor altijd ben ikzelf mijn eigen moeder.’
Je moeder met wie je je hele leven je huis deelde, was toen ruim een jaar dood.
Ik was achttien toen ik voor het eerst op kamers ging wonen en kwam na een paar maanden in paniek weer terug
Ik was achttien toen ik voor het eerst op kamers ging wonen en kwam na een paar maanden in paniek weer terug. Mijn moeder stond me met open armen op te wachten. Mijn bed in de kamer waarin ik mijn jeugd had doorgebracht was opgemaakt. Een jaar later ging ik opnieuw uit huis. Hemelsbreed was mijn studentenkamer met hoogslaper ongeveer tweehonderd meter van mijn moeder verwijderd. Ik dronk bier op een Frans balkon op het zuiden, maakte ruzie met mijn huisgenoten. Ik bleef nooit meer slapen in mijn ouderlijk huis, en ik genoot zonder bitterheid van de zeldzame momenten waarop ik mijn kamer had opgeruimd.
Ik belde haar op om haar te vragen: had ik een nieuwe fiets nodig? Kon ze de vlonders van mijn balkon helpen schoonmaken? Welke minor moest ik kiezen? Was mijn nieuwe jurk mooi? Ze had een mening klaar, een advies waar ik om vroeg zodat ik niet zelf hoefde te beslissen. Pas jaren later, toen ik het zat was, ik zo ontzettend genoeg had van haar bemoeienis, haar zorgen, haar meningen, werd ik mijn eigen moeder.
Is het moeilijker afscheid nemen van iets wat nog binnen handbereik is?
Nadat een docent op de universiteit me in 2011 een paar van je boeken had getipt, verslond ik in een jaar je hele oeuvre, lezend met een gretigheid die ik me alleen kan herinneren uit mijn studententijd. Toen ik mijn gedachten gedrukt tussen twee kaften zag staan, gedachten die ik herkende maar die ik zelf nog niet geformuleerd had, waar ik de woorden nog niet voor had gevonden (ik kan dus toch denken zonder woorden?) voelde ik me verbonden met het personage, de tekst, of vooral: de auteur.
Mijn hoogslaper lag vol met de paperbackedities van je werk, potloden en stickers erbij. Ik lag te lezen en te plakken en te becommentariëren, en ineens realiseerde ik me: ik voel me minder alleen.
Op 18 april 1978 schreef je: ‘Sinds mam. er niet meer is, heb ik niet meer dat gevoel van vrijheid dat ik op reis altijd had (als ik haar voor korte tijd verliet).’
Misschien begreep ik jouw eenzaamheid tien jaar geleden, omdat we ons allebei eenzaam hadden laten maken door onze moeders
Zoals ik schreef: je hebt me lang gerustgesteld, maar waar ik de herkenning eerst geruststellend vond, vind ik haar de laatste tijd steeds verontrustender. Je hebt maar tweeëneenhalf jaar zonder je moeder geleefd. De verslaglegging van die jaren gebruik ik nu mijn moeder nog leeft, nu ik haar ieder moment van de dag zou kunnen opbellen, haar zou kunnen vragen me weg te komen halen van mijn eenzaamheid. Ze zou niets liever voor me doen. Is het moeilijker afscheid nemen van iets wat nog binnen handbereik is?
Misschien begreep ik jouw eenzaamheid tien jaar geleden, omdat we ons allebei eenzaam hadden laten maken door onze moeders, maar ik wil niet (net zoals jij) wachten op haar dood. Ik wil begrijpen dat ik de vrijheid nu al heb, áltijd, niet alleen als ik op reis ben (en haar natuurlijk moet geruststellen als mijn vliegtuig is geland, als ik mijn verblijf bereikt heb, als ik een nacht goed geslapen heb. Wie stel ik gerust? Wie stelde mij gerust?).
Ik hou van:
- - het feit dat ik mijn gewoonte om ergens achterin een boek te beginnen met lezen op een willekeurig punt, om vanuit daar wat pagina’s naar voren te lezen, kon toepassen op je boeken, zonder dat dat te verwarrend was.
- - het feit dat je favoriete woord om met een pen op papier te schrijven ook ‘palmboom’ was.
- - het vermoeden dat je eerlijk was, denk ik.
- - het feit dat je opschreef dat je jezelf na een huilbui verborg achter een zonnebril, en noteerde dat dit een tactische zet was: je wilde je waardigheid behouden, maar tegelijkertijd de tedere vraag oproepen (‘Maar wat is er met je aan de hand?’).
- - alle lijstjes waarin je alledaagse gebeurtenissen, schrijfrituelen of voorkeuren noteerde. Dat je hield van:
- * kaneel
- * kaas
- * horloges
- * Eisenstein
- * ’s avonds op sandalen over de paden van het Zuidwesten lopen
- * Pollock
- * overdreven gekoeld bier.
- Dat je niet hield van:
- * villa's
- * Satie
- * aardbeien
- * volksdansen uit de Bourgogne
- * telefoneren
- * de namiddagen.
- - alle lijstjes die je vervolgens bestempelde als niet van belang, maar die maken dat ik het niet meer onmogelijk acht te worden wie jij bent nu ik concrete aanwijzingen heb.
- - het feit dat ik het ineens jammer vind dat ik dol ben op aardbeien en dat ik Pollock in ieder museum oversla.
Welk comfort zit er in mijn eenzaamheid?
Op 22 januari 1978 schreef je: ‘Eenzaamheid trekt me niet, maar ik heb er behoefte aan.’
Welk comfort zit er in mijn eenzaamheid? Aan welk verlangen geeft de eenzaamheid gehoor? Een kennis zegt tegen me: ‘Als je loslaat, heb je twee handen vrij.’ Ik krijg zin om hem een klap in zijn gezicht te geven.
Ik vraag me af: waarom ben jij nooit weggegaan? Waarom ben je altijd bij haar gebleven? En terwijl ik deze vragen stel, denk ik de antwoorden te weten: omdat we ons pas echt vrij en eenzaam kunnen voelen, als er iemand is die ons gevangenhoudt in liefde. Als er iets is waar wij in ons eentje aan kunnen ontsnappen.
Verlies trekt me niet, maar ik heb er behoefte aan.
Liefs,
Eva
*Roland Barthes (1915 – 1980) was een invloedrijke en populaire Franse literatuurtheoreticus en filosoof wiens denken veel invloed heeft gehad op het (post)structuralisme. Tussen 1977 en 1979 hield hij een dagboek bij na het overlijden van zijn moeder. De aantekeningen zijn postuum gepubliceerd onder de titel Journal de deuil (2009).
Deze tekst is tot stand gekomen tijdens de jaarlijkse schrijfworkshop van Stichting Perdu onder leiding van Jeroen van Rooij.
Nooit Verzonden is een plek voor brieven die liggen te verstoffen in een bureaula, of misschien wel in obscure mapjes van een e-mail-account. In deze brieven is ruimte voor zelfreflectie, ongebreidelde kritiek en kwetsbaarheid. Klik hier voor andere brieven.
Eva van den Boogaard is literatuurwetenschapper, docent en onderwijsinnovator bij St. Joost School of Art & Design en eindredacteur bij Hard//hoofd. Haar verborgen talent is slapen en haar minder verborgen talent twijfelen. Ze rent graag langs de Vecht, zingt met karaoke het liefst George Michael en droomt van een Heilige Birmaan als huisdier.
Tessa van Vuren is een illustrator en 2D animator uit Utrecht. In haar werk vertelt ze graag over mensen, hun wereld, en emoties, vaak met haar eigen leven als inspiratie. Met een combinatie van analoge materialen en digitale technieken, maakt Tessa beelden waarmee ze een glimlach op het gezicht van de kijker wil toveren, en ze een stukje herkenning probeert te geven.