Op 9, 10 en 11 juni vindt Poetry International plaats in Rotterdam. Ter gelegenheid van dit festival sprak Julia de Dreu met de optredende dichter Ester Naomi Perquin over haar nieuwste bundel Ongevraagd advies, geloven, chagrijnige kippen en porseleinkastjes. ‘Er is een reden waarom de meeste dichters niet kunnen autorijden.’
In Ongevraagd advies heb je als motto een citaat opgenomen van de Baskische dichter Harkaitz Cano: ‘Je zegt dat jouw geloof beperkt en breekbaar is. Maar welk geloof is niet beperkt en breekbaar? Aan geloof dat niet beperkt en breekbaar is zouden we een andere naam moeten geven: openhartigheid, illusie, discipline.’ (vertaling Luk Van Mensel) Waarom heb je voor dit citaat gekozen?
Nadat de bundel min of meer een samenhangend geheel leek te zijn geworden, ging ik op zoek naar de gemene deler. De bundel gaat over geloof in de religieuze zin, maar ook over persoonlijke overtuigingen in de niet-religieuze zin: hoezeer we opgesloten zitten in relatieve waarheden, verlangen naar zekerheid, vergeten of willen vergeten te twijfelen. Al die zaken hebben te maken met geloof. Daarnaast is het ook gewoon een citaat dat je eindeloos kunt openvouwen, daar houd ik erg van.
Zoek je pas achteraf naar een lijn in je werk?
Ja, ik heb het weleens anders geprobeerd, maar zo werkt mijn hoofd helaas niet. Ik ben bang dat wanneer ik vanuit een idee of thema ga werken, de bundel een keurig zangkoor wordt. Mijn werk is al vrij afgehecht en evenwichtig, als ik tegenstrijdigheden en oneffenheden voorkom, dan vrees ik dat ik tot een soort ordelijkheid kom die geen recht doet aan de realiteit en poëzie.
Op wat voor manier speelt dit breekbare en beperkte geloof een rol in je dichterschap?
Het is een thema in mijn werk, en ook erg in lijn met mijn persoonlijkheid. Die is opgebouwd uit een zeer stellige manier van tegenspreken. Zodra ik ergens een opvatting over heb, verblijf ik daar vaak maar heel kort in, om met dezelfde overtuiging het tegenovergestelde te kunnen beweren. Mijn bundels zijn bij uitstek geschikt om dat hele koor van niet-met-elkaar-eens-zijnde stemmen neer te zetten.
Geef me nou eens een waarheid waar ik wel in kan geloven en die ik vol kan houden
Naast het geloof, in religieuze of niet-religieuze zin, heb ik in Ongevraagd advies ook een verlangen naar stilte gelezen.
Ja, en ook dat is tweeledig. Enerzijds heeft het te maken met mijn eigen koor aan tegenstrijdigheden. Ik probeer al mijn hele leven orde en rust te creëren. Geef me nou eens een waarheid waar ik wel in kan geloven en die ik vol kan houden. Maar die krijg ik niet. Dat is natuurlijk allemaal diep humanistisch en enorm charmant van mij, dat ik zo begaan ben met de opties, mogelijkheden, nuances en twijfel, maar het is uiteindelijk vooral een enorm vermoeiende eigenschap.
Daarnaast denk ik dat het een algemeen geldende wens is dat iedereen even zijn bek houdt. Wat wij dagelijks aan opvattingen, meningen en standpunten te verwerken krijgen is feitelijk ondraaglijk. Je zou kunnen zeggen dat we in een nationale, of misschien wel mondiale burn-out zijn beland. Je ziet dat mensen moe zijn, economisch en fysiek, en daardoor geneigd zijn te berusten in één enkele waarheid. Dat levert een verharding op, maar het is ook volkomen logisch, vind ik. Omdat je jezelf dat kleine beetje comfort of troost zo gunt. En hoe lastiger het leven is, hoe meer risico je loopt om je primaire levensbehoeften kwijt te raken, hoe meer het van je vraagt om na te blijven denken.
Kan poëzie van betekenis zijn in deze collectieve moeheid?
In praktisch opzicht is de impact van poëzie in Nederland nihil. Toch ontkomen veel mensen er niet aan, want op je begrafenis krijg je alsnog een gedicht voorgelezen. Als mensen menen niet zoveel met poëzie te hebben, dan denk ik: wacht maar tot je doodgaat. Dat vind ik een prettig idee. Maar het is natuurlijk een niche. De impact zou enorm kunnen zijn als mensen er kennis van zouden nemen. Wat poëzie nu wel meeheeft, is dat het een enorm efficiënt middel is om heel veel te zeggen in de korte tijd waarin mensen hun aandacht er nog bij hebben. De aandachtsspanne loopt terug. Met een gedicht kun je een maand doen, of een jaar als het meezit.
Kan poëzie een remedie zijn?
Ik heb vroeger weleens gezegd dat een goed gedicht levens kan redden, en theoretisch gezien klopt dat, maar dat kan je natuurlijk over alles zeggen. Een schoen op het juiste moment, een spijkertje, een haring, een stuk brood, werkelijk alles. Ik vind ook niet dat poëzie troost biedt. Wel kan het iets wat volstrekt chaotisch of intens eenzaam voelt uitvergroten of opheffen. Dan heb ik het niet alleen over de verhalende poëzie zoals ik schrijf, maar ook radicale poëtische taalexperimenten kunnen tijdelijk iets opheffen, al is het maar je behoefte om troost of herkenning te vinden. Taal is ook inzetbaar om de boel onder je vandaan te trekken.
Ik vind poëzie het meest rijke genre in de literatuur omdat het steeds weer opnieuw een blik kan bieden op wat er allemaal dagelijks gemist wordt. Poëzie kan in ieder geval een selectie presenteren van de onopgemerkte gebeurtenissen, waardoor je eraan herinnerd wordt dat de wereld groter, genereuzer en schitterender is dan je zelf kunt waarnemen.
Normale mensen komen niet met observaties als ‘er stonden twee koeien bij een sloot weemoedig te zijn’
Het vermogen de lens te verschuiven naar wat normaliter aan ons voorbij gaat, vind ik typerend voor poëzie.
Er is een reden waarom de meeste dichters niet kunnen autorijden. Het heeft te maken met het selecteren van informatie op relevantie. En ook binnen die relevantie zit een hiërarchie, want bijvoorbeeld een rood kruis behoeft direct een reactie, maar een bord ‘over honderd meter nadert u Amersfoort’ is minder belangrijk. Wat met dichters vaak mis is - los van alle andere afschuwelijke eigenschappen die ze bezitten - is dat ze de informatie niet goed kunnen selecteren. In feite hebben dichters een informatieverwerkingsstoornis.
Zoals waar we het eerder over hadden, het ordenen van de veelheid?
Dichters kunnen die veelheid niet negeren. Ze hebben er last van. Normale mensen komen aan het einde van de autorit niet met observaties als ‘er lag een kinderschoentje in de berm, ik zag een meeuw laag overvliegen, ik zag een kip die chagrijnig keek, er stonden twee koeien bij een sloot weemoedig te zijn’.
Zeker als het gaat om grote thema’s, zoals oorlog, wereldleed en het streven naar gelijkwaardigheid, zijn dichters heel goed in staat om kleine dingen enorm uit te vergroten en grote dingen enorm klein te maken.
Het gedicht ‘Bijdrage’ uit je bundel Ongevraagd advies opent met de zin ‘Geef een dichter een oorlog en hij maakt van de verduisterde stad / een diepzwarte zee’. Dat lijkt hierover te gaan. Het eindigt met dat je enkel een gedicht kunt schrijven ‘omwille van elke vis die nog te redden valt’.
Dichters roepen natuurlijk vaak: had ik maak een nuttig vak geleerd, had ik maar wapens leren smeden. In plaats daarvan zitten ze in notitieboekjes te pielen, krijgen ze pennen cadeau van familieleden.
Over alle grote thema’s kun je je als dichter afvragen: wat is nou eigenlijk mijn bijdrage? Wat zijn precies mijn beweegredenen, wat wil ik opbrengen? Niemand in Oekraïne heeft er iets aan dat ik een gedicht zit te schrijven. Je kunt het niet goed doen, ook in de poëzie niet. Maar het is ook goed dat we onszelf die vragen blijven stellen, want we weten dat er mensen zijn die wél geloven in de betekenis van hun daden en hoe risicovol dat is. Wat blijft er dan over? Ik denk een poging het minst cynische te zeggen over waar je doorheen meandert.
Een tekst kan persoonlijk zijn, maar als je er niet met anderen over kunt praten is het geen tekst. Dan is het jouw verhaal
Omdat je bundel nu eenmaal Ongevraagd advies heet: heb je advies aan jonge dichters?
O, zeker. In de poëzielessen die ik geef valt het me op dat twintigers een totaal andere beleving van tekst hebben. Ze gedragen zich allemaal als porseleinkastjes. Ik denk dat je ergens doorheen moet kunnen denderen als je het over een tekst wil hebben. Deze nieuwe generatie is ongelooflijk behoedzaam. Ze hebben de neiging om elke tekst in beginsel als een persoonlijke tekst te beschouwen, en hebben daardoor veel ontzag voor de maker.
Zouden de behoedzame twintigers, om vrijheid te kunnen vinden in hun werk, er meer afstand van moeten doen?
We zitten ook gewoon in een fase in de poëzie waarin het persoonlijke tot onderwerp wordt gemaakt, dus die band met eigen werk is niet onlogisch. Het gaat veel over de eigen identiteit, want jonge dichters voelen zich geroepen zich hierover uit te spreken. Een tekst kan persoonlijk zijn, maar op het moment dat je er niet met anderen over kunt praten is het geen tekst. Dan is het jouw verhaal. Een gedicht valt niet uit elkaar als je erin prikt, een gedicht loopt geen schade op. Poëzie is een ontmoeting tussen mens en gedicht, niet tussen mens en mens.
Het gedicht is op de eerste plaats waarschijnlijk van zichzelf, en daarna van de lezer, en als dichter sta je op de derde plek.
Een nederige derde plek.
Ik houd ervan als mensen een stapje terug nemen.
Het beeld bij dit artikel komt van Chris Bosch, een van de achttien illustratie-studenten van de Willem de Kooning Academie die zich lieten inspireren door het werk van de dichters van het 53ste Poetry International Festival (9 – 11 juni Rotterdam). Dat leverde een verrassende verzameling nieuwe beelden op. Een dialoog tussen woord en beeld waarbij iedere tekenaar zijn eigen afslag nam. Deze gedichten en illustraties verschenen eerder ook al op onze website.

Julia de Dreu (1996) schrijft proza, essays en theaterteksten. Ze studeerde Writing for Performance aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. In 2019 stond ze in de finale van WriteNow! en in 2022 werd ze geselecteerd voor deelname aan het Slow Writing Lab. Julia schreef onder meer voor De Revisor, De Optimist, Domein voor Kunstkritiek, Hard//hoofd en Theaterboek.

Chris Bosch is een illustrator gevestigd in Rotterdam. Hij bevindt zich het liefst op het snijvlak van graphic design en illustratie. Naast dat hij graag bezig is met letters, maakt hij graag illustraties met een grafische twist. Momenteel studeert hij illustratie aan de Willem de Kooning Academie. Je kunt zijn werk volgen op zijn insta @chrisboschh