Zazie Duinker maakt een tocht door het oerwoud van de taal. Ze ziet daar dat woorden gedijen bij het heen-en-weer tussen zichzelf en de waarneembare werkelijkheid. Het is de vraag of woorden altijd die ruimte krijgen...
De ruim duizend woorden zijn reeds geschreven. Nu rest mij alleen nog een biografie van een-à-twee zinnen te componeren. En daar stokt het. De redactie heeft het beginnetje alvast voor me gemaakt, in het rood dat op een suggestie duidt staat er in ons gedeelde document: ‘Zazie Duinker is …’
Pas net afgestudeerd, vier avonden in de week bediende in een café en een wisselend aantal uur per week wannabe schrijver. Dat is het waarheidsgetrouwe antwoord. Maar dat is niet wat ‘ze’ willen horen. Het zal misstaan tussen ‘… architect, beeldend kunstenaar en cultureel activist’, ‘… artistiek directeur van de Appel’, en ‘… onafhankelijk curator en schrijver’. Of is dat laatste misschien de gepolijste versie van een situatie niet zo heel anders dan die van mij? Schrijver ben ik technisch gezien ook, al durf ik het nog maar zachtjes te mompelen, en curator is tegenwoordig iedereen. Wat betreft dat onafhankelijke, heb ik mijn ouders toch al zeker negen maanden niet om geld hoeven vragen. Telt dat, of moet ik om tot dat genootschap toegelaten te worden toch minstens een jaar op eigen benen hebben gestaan? Misschien zijn ze bereid een uitzondering te maken bij onvoorzienbare omstandigheden, zoals bouillon over je Macbook heen gooien in je piepkleine keukentje.
Wat ik probeer te achterhalen is, wanneer mogen we onszelf ‘iets noemen’? Onder de Franstaligen is dat al van jongs af aan. Vanaf het moment dat je kunt praten zul je gevraagd worden, comment tu t’appelles? Letterlijk vertaald wordt hier gevraagd ‘hoe noem je je?’. Niet alleen bekent deze uitspraak de autonomie die de kwestie betreft, ook schijnt het een licht op de maakbaarheid ervan. Het ligt niet van tevoren vast, het is iets bedachts. Volgens die gedachtegang is het dus volledig aan mij hoe ik mij wens te noemen.
Maar hoe ver strekt mijn zeggenschap dan, is die enkel behouden voor hoe ik mijzelf zie, of ook de rest van de wereld? Als de acties die ik koppel aan de titel die ik mijzelf geef afwijken van de gangbare omschrijving van die titel, verander ik dan niet de definitie van die titel op zich? Het moment dat ik proclameer een timmerman te zijn terwijl ik in feite sta te schilderen, bega ik ofwel een fout, ofwel transformeer ik het begrip van een timmerman. En in de huidige tijd waarin elke willekeurige quasi-activist mij luidkeels opdraagt me vooral niet te beperken tot de norm - al betreft die het timmermansvak - zal het dat laatste wel zijn. In dat geval kan ‘timmerman’ aansluiten in het rijtje van de vele andere dingen die vandaag de dag worden geherdefinieerd.
Ook ik heb eraan toegegeven, door in mijn eindscriptie te slingeren met grootse claims als redefining ecology.
Het siert dan ook de ondertitel van menig academische publicatie: redefining. Een snelle zoektocht in een online catalogus levert al tal van artikelen op, zoals ‘Redefining Masculinity in Afghanistan’, ‘Redefining Censorship: A Feminist View’, en mijn persoonlijk favoriet: ‘Redefining Meaning’. Ook ik heb eraan toegegeven, door in mijn eindscriptie te slingeren met grootse claims als redefining ecology. Je zou een push-bericht kunnen instellen voor iedere term die wordt herzien. 2 minuten geleden: subjectiviteit. Klik om nieuwe definitie te lezen. Maar als je even ontsnapt aan het eindeloze lied van notificaties, kun je de tijd nemen om verder na te denken over het gevolg van dit constante herdefiniëren.
Dient taal om vorm te geven aan de wereld, of andersom? Als de waarneembare werkelijkheid en zijn linguïstische deelgenoot niet langer op elkaar aansluiten, welk van de twee maakt dan de dienst uit? Ik ben een groot liefhebber van taal en kan me volledig verliezen in de omvangrijkheid van woorden. Maar ze gedijen bij het heen-en-weer tussen zichzelf en de waarneembare werkelijkheid. Binnen die dynamiek is er ruimte om af te wijken van de gebaande weg en onbekende zijpaden te verkennen, maar uiteindelijk moeten ze hoe dan ook bij elkaar terugkomen. Doen we dit niet, en plaatsen we de wereld om ons heen buiten spel, dan raken we verdwaald in het ongerepte oerwoud van de taal. Het gevolg is dat we afgezonderd en alleen ronddolen, niet in staat elkaar terug te vinden omdat we te ver van het pad zijn afgedwaald.
In plaats van de taal te openen, wordt de taal dus dichtgetimmerd.
Het gebeurt alom. De reeds bestaande woordenschat wordt opengesteld voor herziening; definities worden bijgeschaafd met inachtneming van hedendaagse ontwikkelingen en termen worden inclusiever gemaakt. En daarmee wordt het vaag, zoals zeker één tafelgast zich tegenwoordig tijdens een diner wel beklaagt. Maar is dat wel zo? Zo vaag wordt het niet, zou ik willen opperen. In tegenstelling tot veel gehoord commentaar als ‘van afbakenen moeten we niets meer hebben,’ worden nieuwe termen tegenwoordig juist zo strak mogelijk vormgegeven en definities strenger gehandhaafd dan ooit. Voor het geringste fenomeen wordt een hokje op maat gemaakt. En zo verder voor iedere afwijking; ieder zijn eigen hokje. Daarin is geen ruimte overgelaten voor een foutmarge; we weten allemaal hoe snel je berispt wordt als je je verspreekt. In plaats van de taal te openen, wordt de taal dus dichtgetimmerd. Verschillende woordenschatten komen uit elkaar te staan, met tussen hen in een ondoordringbaar oerwoud.
Het probleem zit ‘m niet zozeer in het feit dat woordenschatten transformeren; dat taal aan verandering onderhevig is en fluctueert is ten slotte een gegeven. Het wordt ingewikkeld door de inconsequente manier waarop daarmee wordt omgegaan. Het kneedbare karakter van de taal wordt aangegrepen om onszelf een bijzondere vrijheid te verschaffen met betrekking tot de taal. Onder het mom van deze vrijheid worden nieuwe begrippen in onze woordenschat geïntroduceerd. Op die manier wanen we ons meester van de taal. Op hetzelfde moment, echter, ontnemen we onszelf die vrijheid even gauw weer wanneer we die woorden onwrikbaar maken door ze ieder vast te schroeven in hun kleine hokje. Dan zijn we teruggebracht tot dienaars van de taal. Het is deze tegenstrijdige gelijktijdige ontwikkeling die ervoor zorgt dat verspreid door het oerwoud linguïstische hokjes komen te staan, van elkaar geïsoleerd door het onbegaanbare gebied tussen hen in.
Het moeilijke is dat de werkelijkheid in de praktijk niet netjes in een hokje past. Binnen de kortste keren puilt die eruit en belandt die ergens tussen al die geïsoleerde woordenschatten in. Net zoals het verraderlijk simpele vraagstuk van mijn biografie. Het antwoord daarop laat zich niet door een strak afgekaderde term omvatten, maar ligt ergens in het midden, tussen al die nieuwe en oude, oorspronkelijke en herziene woorden in. Voorlopig laat ik de drie puntjes die volgen na de woorden ‘Zazie Duinker is’ instaan voor dat nog onbegane midden.
Zazie Duinker is ...
Tessa van Vuren is een illustrator en 2D animator uit Utrecht. In haar werk vertelt ze graag over mensen, hun wereld, en emoties, vaak met haar eigen leven als inspiratie. Met een combinatie van analoge materialen en digitale technieken, maakt Tessa beelden waarmee ze een glimlach op het gezicht van de kijker wil toveren, en ze een stukje herkenning probeert te geven.