Ruimtes
Mijn afasie tegen aversie vervult
mijn hele lichaam. Zij en ik ver-
wisselen van betekenis ergens in
de ruimte tussen bedenken en
verspreken.
We verkennen de ruimte tussen
de ander moed inspreken en zelf
moed moeten houden, tussen niet
vergeten worden en nog mee
mogen doen.
Ik zoek naar synoniemen voor zijn
en wachten waarmee ik mijzelf
kan bedekken, maar mijn lichaam
wil voortdurend worden
herinnerd.
Zij is altijd om mij, ik ben altijd
in haar. We raken verwarrend
vertrouwd met de verschillende
gedaantes van stilstand en
vooruitgang.
Mijn aversie tegen afasie vervult
mijn hele lichaam. Zij en ik vallen
samen ergens in de ruimte tussen
de nieuwe woorden waarin we
verdwijnen.
Middernachtstad
Huizen worden doorzichtig als mensen
erin wonen. Ik kan alle achterkanten van
de stad zien omdat ik altijd precies
in het midden slaap.
Mijn ledematen zijn de infrastructuur
van de haperende nacht. Dit lichaam
een onbetrouwbare woning voor dak-
loze gedachtes.
Over mijn wimpers rijden treinen met
valeriaan als brandstof. Bij aankomst
in mijn hoofd betreed ik de stad zoals
ik haar het liefst herinner.
Gewillig, wendbaar en altijd weer gretig
happen naar haar vormen, haar makers
en maskers. De ongecompliceerdheid
van oude patronen.
Alle hele uren voorspellen trage klanken
in haar een verzoening van mijn lichaam
en bonkende hoofd in de waterige
ochtendzon.
Toch ontwaak ik telkens als toeschouwer
van de dag, passagier op het perron van
de rumoerige stad met volle huizen en
vergeten verwekkers.
Het krioelt in mij van stukken kinderen
die alle hoeken van de stad zichzelf
willen noemen. Maar losse ledematen
zijn nog geen lichaam.
Als ik angstig ben bel ik mijn vader op
zijn werktelefoon. Zijn stem kalm en
zakelijk. Voorspelbare rolvastheid
van vader collega.
Mijn Duitse moeder schrijf ik liever
pas als het weer kerst wordt. Samen
tanzen wir om de boom in mijn huis
mijn lichaam mijn
middernachtstad.
Twee meeuwen
Eenzaamheid bungelt hier tussen
de dagen als vergeten was boven
een drukke stad.
In de nacht voer ik gesprekken met
twee meeuwen in de dakgoot. We
kletsen over hoe donker het is en
de bewegingen van de buren.
Intussen verlangen we allemaal
naar een vertrouwd lichaam
om in samen te zijn.

Charlotte de Beus (1997) studeerde Nederlandse taal en cultuur aan de Universiteit Leiden en Kunstwetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Zij schrijft zowel poëzie als proza.

Cheyenne Goudswaard richt haar aandacht op het vuil in de hoek en de buurman die niemand wil. Ze gluurt voorbij de voordeur om te ontdekken wat er in de achtertuin verborgen ligt. Haar fascinatie voor het menselijk gedrag en hoe we ons verhouden tot de wereld, komen tot uiting in zachte, intieme en soms ongemakkelijke illustraties en animaties.