Sinds een paar maanden lijd ik aan iets nieuws: een slaapprobleem. Waar ik eerder altijd als een blok in slaap viel om de volgende 8 à 10 uur niet meer wakker te worden, val ik nu nog steeds als een blok in slaap, maar word ik na 4 uur weer wakker omdat ik moet plassen. Ik leg mijn weg naar de wc af, kruip terug onder mijn nog warme dekens en dan begint de parade die ik niet uitgenodigd heb.
De ene gedachte na de andere trekt als een razendsnelle reeks bezienswaardigheden aan me voorbij, als een stoet die in een rotvaart en luid tetterend rakelings langs me komt vliegen. Een paar maanden geleden passeerden ook leuke gedachten de revue waar ik aardig bij kon wegdromen, in de categorie ‘wat zal mijn volgende vakantiebestemming zijn’ of ‘welk boek zal ik gaan lezen morgen’, maar de afgelopen tijd dient zich een nieuwe act aan die de stoet bijna volledig overneemt: De Problemen Waar Ik Nú Een Oplossing Voor Moet Bedenken.
Ik probeerde omstandigheden aan te passen: geen thee meer drinken na 19.30, goede oordoppen, schermen minstens een uur voor het slapengaan uitzetten. Ik kocht een knuffelkussen om me in de nacht omheen te vouwen, en een zwaartedeken om me platter te laten liggen. De nieuwe therapeut die ik opzocht om van mijn slaapprobleem af te komen, vertelde me over kwabjes en chemische processen daarbinnen in de hersenpan, dat mijn slaapprobleem getriggerd wordt door mijn reptielenbrein en mijn angsten. Maar ’s nachts geloof ik niet in kwabjes, ik geloof in mijn parade. In mijn nachtelijke vrienden die zich als entertainment verkleden, die ik op de een of andere manier moet zien te ontmaskeren in het duister van mijn slaapkamer.
Al lezend begin ik me af te vragen wie we eigenlijk zijn als we slapen.
De hoeveelheid lectuur over slaapstoornissen is eindeloos, en al lezend begin ik me af te vragen wie we eigenlijk zijn als we slapen: ik begrijp alles wat er staat, maar ’s nachts kan ik niets ervan toepassen op mezelf. De versie van mij die overdag in de intercity zit, de witte was doet, cappuccino drinkt op een terras of een boek leest, heeft geen idee wie daar ’s nachts ingepakt tussen kussens en zware dekens ligt te lijden. Wie is degene die geen weerstand kan bieden aan de stoet?
Mijn onderzoeksobject verschuift van slaap als fenomeen naar mezelf. ’s Ochtends vind ik mijn telefoon vol notities die ik (wie?) om 4.07, 4.36 en 5.25 uur maakte, met oplossingen, plannen, schrijfideeën, futiele dingen die ik écht niet mocht vergeten. Ik begrijp de schrijver van deze tekstjes niet. Ze rieken een beetje naar waanzin, en alle hersenkwabjes ten spijt verander ik ’s nachts in een versie van mezelf die ik liever niet wil leren kennen. Hoe vaak ik haar overdag ook sus, negeer of zelfs wegduw: ’s nachts luistert ze nergens naar, ze blijft kijken naar haar parade. De toeters en de bellen winnen het van haar warme, zachte, zorgvuldig gebouwde nest, gebouwd door een ander die mooi op tijd naar bed is gegaan, en die ze ergens in de duisternis is kwijtgeraakt.
Eva van den Boogaard is literatuurwetenschapper, docent en onderwijsinnovator bij St. Joost School of Art & Design en eindredacteur bij Hard//hoofd. Haar verborgen talent is slapen en haar minder verborgen talent twijfelen. Ze rent graag langs de Vecht, zingt met karaoke het liefst George Michael en droomt van een Heilige Birmaan als huisdier.
Eline Veldhuisen (1999) is illustrator. Inspiratie voor haar werk haalt ze uit haar directe omgeving, variërend van haar eigen gedachtes tot de verhalen van andere mensen. Met zo min mogelijk middelen brengt ze deze verhalen op een heldere manier in beeld.