Michael Jackson leerde Akram Khan dansen. De eerste keer dat hij de videoclip van Thriller zag, herinnert hij zich nog als de dag van vandaag. ‘Ik had nog nooit zoiets engs gezien in mijn leven. Tegelijk was het ongelofelijk spannend’, vertelt hij in The Guardian. Het was de fascinerende combinatie van muziek, storytelling en dans, die hem dagenlang aan de buis gekluisterd hield om de choreografie te kunnen bestuderen en uiteindelijk zelf uit te voeren.
Voor een jonge jongen als hij was het destijds niet makkelijk om openlijk geïnteresseerd te zijn in dans. Andere kinderen pestten hem ermee. Billy Elliot is niet voor niets een van Khans lievelingsfilms. Alles veranderde toen hij zijn Thriller-dans ging uitvoeren en prompt talentenjachten begon te winnen. Opeens was hij niet meer ‘die rare Indiase jongen die niemand kende’ maar de coole gast op het schoolplein van wie de anderen geen genoeg konden krijgen, zolang hij maar zijn Jackson-solo’s deed. In 1985 castte Peter Brook de toen 13-jarige Khan in zijn toneeladaptatie van de Mahabharata. Vier jaar langs reisde Khan met de rest van de cast de hele wereld over. Hij herinnert zich het werken met Brook als extreem leerzaam. Zijn rol had geen tekst in de voorstelling, dus alles moest hij uitdrukken met zijn lichaam.
Khan: ‘Zoals ik nu werk en naar theater kijk, daar heeft Peter een grote invloed op gehad.’ Iets dat hem later opviel, was dat de vrouwen en de vrouwenrollen er een beetje bekaaid vanaf kwamen in The Mahabharata. Hoe goed de actrices ook waren, geen van de vrouwen had een hoofdrol in Brooks productie. Er werd vanuit een mannelijk perspectief naar de verhalen gekeken, zoals vaak gebeurt met de mythologie. Khan voelde zich juist erg aangetrokken tot de actrices in de cast. En de actrices waren erg begaan met Khan, omdat ze zagen dat de 13-jarige jongen zijn moeder erg mistte.
De dichter Karthika Naïr, met wie Khan eerder samenwerkte in DESH (2011), benaderde Khan met een verzameling gedichten die ze had geschreven over de onderbelichte vrouwelijke personages uit de Mahabharata. Een aantal van die gedichten waren geschreven uit het perspectief van Amba. Deze inspireerden Khan tot het maken van Until the Lions. Het verhaal van Amba sprak voor Khan het meeste tot de verbeelding, omdat zij geen rechtlijnige held is. Ze is een sterke vrouw, die zich niet neerlegt bij door de samenleving vastgestelde ideeën over wat goed is en wat slecht.
De titel van de voorstelling is dezelfde als de titel van het boek dat Naïr maakte van haar gedichten: Until the Lions: Echoes from the Mahabharata. Die titel is geïnspireerd op een bekend Afrikaans spreekwoord: ‘Until the lions have their own historians, the history of the hunt will always glorify the hunter.’ Ofwel: de overwinnaars schrijven de geschiedenis. Naïr geeft de gemarginaliseerde vrouwfiguren uit het epos een nieuwe stem en daarmee een eigen verhaal. Oorspronkelijk zou Khan Until the Lions als een solo spelen, waarbij hij zelf de drie hoofdrollen voor zijn rekening zou nemen: Amba, Shikhandi (die later in de voorstelling van geslacht verandert) en Bheeshma. Dit idee kwam voort uit zijn fascinatie voor gender en genderproblematiek. Als kind werd hij argwanend bekeken door zijn klasgenoten en vrienden, die steevast meer machogedrag vertoonden dan hij. Hij was anders. Hij danste. Hij droeg soms make-up en als hij een vrouwelijke rol wilde spelen dan trok hij zijn moeders sari aan. Om het verhaal van Amba duidelijker neer te kunnen zetten, koos hij ervoor om de drie rollen door drie dansers te laten spelen. Amba wordt gespeeld door Ching-Ying Chien, Shikhandi door Christine Joy Ritter en Khan zelf speelt Bheeshma. Met deze twee vrouwen werkte hij eerder samen in iTMOi (in The Mind Of igor) (2013). Khan: ‘De danser die Amba speelt, heeft zowel een onschuldige als een donkere kant. De danser die Shikhandi vormgeeft, kan echt wisselen tussen een vrouwelijke en een mannelijke vorm. Ze zijn verbazingwekkend. Als ik samen met ze op het podium sta, voel ik me oud.’
Akram Khan (1974) is geboren in Londen, als kind van Bengaalse ouders. Hij groeide op als een verlegen jongen. Hij stotterde en had een spraakgebrek. Het kostte hem veel moeite om zich verbaal te uiten, dus zocht hij naar fysieke manieren. ‘Mijn lichaam was mijn redding,’ aldus Khan. Hij spijbelde van school om in het geheim kathak te leren in een garage achter zijn ouderlijk huis in Wimbledon. Hij wist exact wat hij wilde: net als zijn voorbeeld Michael Jackson een compleet eigen dansstijl ontwikkelen. Kathak kende Khan via zijn moeder. Die maakte hem op zevenjarige leeftijd bekend met deze traditionele Indiase dans. Kathak is een dansvorm met veel expressieve bewegingen en ritmische hoogstandjes die voortkomt uit een traditie van storytelling in de Indiase tempels. Het woord ‘kathak’ betekent ‘verhalen vertellen’. Khan ging vervolgens naar verschillende dansscholen en ontdekte daar het ballet en de moderne dans van onder anderen Pina Bausch en William Forsythe. Zijn op kathak ingestelde lichaam reageerde in eerste instantie verward, maar geleidelijk vermengden al deze stijlen zich. En zo kreeg hij voor elkaar wat hij altijd al wilde: hij ontwikkelde zijn compleet eigen stijl. Samen met producent Farooq Chaudry richtte Khan in 2000 de Akram Khan Company op. Vanaf dat moment had hij een eigen plek waar hij zijn visie kon verwezenlijken. Deze visie bestond uit het ontwikkelen van zijn stijl, in samenwerking met de beste kunstenaars van over de hele wereld, uit verschillende disciplines.
Het eerste grote succes kwam al snel, in 2002, toen Kaash in première ging. Samen met componist Nitin Sawhney en beeldend kunstenaar Anish Kapoor maakte Khan iets dat tot dan toe nog niet vertoond was in de moderne dans: een amalgaan van stijlen, invloeden en culturen. Kaash (Hindi voor ‘wat als’) was een verbeelding van het begin en het einde van kosmos – tegelijk wetenschappelijk exact en spiritueel rijk, en met de energieke, virtuoze dans van Khan zelf als magnetisch middelpunt. Sindsdien is het snel gegaan met zijn carrière en leverde hij vele werken af. Telkens ging hij een stapje verder in zijn experiment met het samenbrengen van tekst, dans en culturele invloeden en disciplines. Met werk als Ma (2004), zero degrees (2006) en Sacred Monsters (2007) stond hij al eerder op het Holland Festival. Hij werkte samen met de Belgische choreograaf Sidi Larbi Cherkaoui, de Franse actrice Juliette Binoche en de Franse danseres Sylvie Guillem. In recenter werk als Gnosis (2009) en DESH (2011) lijkt Khan terug te gaan naar zijn oorspronkelijke thema’s: identiteit en ‘thuis’. Until the Lions sluit hierop aan en stelt Khan in staat om terug te keren naar zijn geliefde Mahabharata en enkele universele thema’s uit te lichten, zoals liefde, wraak en verandering. Dat laatste is een belangrijk thema voor hem. Hij is nu 41 en zijn lichaam verandert, het wordt ouder. Het zal niet lang meer duren voordat Khan het dansen op een laag pitje zet en enkel nog als choreograaf gaat werken. Until the Lions is het begin van dat nieuwe pad.
Een andere inspiratie voor Until the Lions deed Khan op tijdens zijn werk voor de openingsceremonie van de Olympische Spelen in Londen in 2012. Regisseur Danny Boyle vroeg hem voor een scène in deze spectaculaire productie die door 900 miljoen mensen werd gezien. Vijftig performers dansten onder leiding van Khan rond een brandende oranje zon. Publiek zat rondom in het Olympisch Stadion. Deze manier van werken wakkerde bij Khan een nieuwe interesse aan. Nog niet eerder had hij nagedacht over een werk dat van meerder kanten tegelijk bekeken kan worden. Als het publiek rondom een performance zit, krijgt het veel meer kans er door opgeslokt te worden. Until the Lions heeft daarom een 360 graden-opstelling. De voorstelling ging op 12 januari 2016 in première in de Roundhouse in Londen en speelt op het Holland Festival in de ronde Gashouder.