Redacteuren Jorne Vriens, Iris van der Werff en Vivian Mac Gillavry zagen tijdens hun bezoek aan de tentoonstelling ‘ALL INN’ mensgrote rattenlichamen van stof, dode vliegen in een vensterbank en een verkoopstand met snuisterijen die ook bij Dille & Kamille zouden kunnen worden verkocht. Wat vonden ze ervan? Lees het in de eerste kunsttrialoog.
Vivian: Ik ben nog nooit zo euforisch naar een tentoonstelling toe gefietst.
Iris: Ik had er ook veel zin in; tussen de sneeuwdagen door scheen eindelijk eens de zon! En ik had jullie beiden nog nooit ontmoet. Alles voelde nieuw.
Jorne: En na maanden artistiek droogstaan was de belofte van 175 kunstenaars in één gebouw zeker iets om naar uit te kijken.
Vier korte dagen hadden genodigden de kans zich te laven aan het werk van jonge kunstenaars. Allemaal rondden zij een studie af aan een kunstacademie in Nederland, maar om de bekende redenen was hun werk tijdens de traditionele eindexamenpresentaties nauwelijks te zien. Nu werd hun werk in het HEM getoond, een voormalige fabriek op de grens van Amsterdam en Zaandam.
Vivian: Er was te veel om in een tijdslot van twee uur te zien.
Iris: Als ik het onmogelijke wil doen en ‘ALL INN’ in één woord zou willen vatten, vond ik het uitbundig. Op de kaft van de tentoonstellingsbrochure staat: ‘Introducing 175 artists without making it boring’. Het was eerder te veel werk dan saai werk.
Vivian: Welk werk sprong er voor jou het meest uit?
Iris: Pfoe, heel lastig om één werk te kiezen. Mag ik de gehele kelder kiezen? Aangezien ik het HEM niet eerder heb bezocht, maakte de oude schietbaan ontzettend veel indruk. Het werk van Sachia Pereira-Stolle, ‘Basement Rats’, was een onheilspellende bedoening. Zelf omschrijft hij het als ‘three rats killing time in this former shooting range’. Op de grond aan het einde van de gang, lagen mensgrote rattenlichamen van stof. Er klonk rare luide rattenpopmuziek, (denk aan Crazy Frog).
Het was alsof de ratten waren opgesloten en zich daarom kapot zopen. De kat was van huis en de ratten dansten op tafel.
Jorne: Volgens mij was dit een van de werken die speciaal voor deze locatie is gemaakt en niet eerder bij een academiepresentatie is getoond; het paste zo goed!
Vivian: Ik vond het werk dat iets weg had van Jean Tinguely erg goed. Door machines aangedreven huiselijke voorwerpen, zoals stoelen en harken die leken te breken of te dansen. Die stonden iets verderop in de kelder. De werken daartussen hadden het zwaar met zoveel geluid en beweging om hen heen.
Iris: Ja, dat heette ‘Life Coaching for the Inanimate’ van Werner van der Zwan. Heel vet dat hij dagelijkse voorwerpen zo vervreemd en levend weergeeft. Ook bleef het spannend om naar te kijken omdat het ritme van de beweging onvoorspelbaar was.
Vivian: En spannend ook omdat je er wel doorheen moest lopen.
Jorne: Iris, wij zagen in een zijkamertje van de schietbaan het werk van Gideon Eillert. Hij schildert figuren en portretten; sommige delen van de mens heeft hij best precies geschilderd terwijl hij andere delen lijkt te hebben uitgeveegd met een grove kwast.
Iris: Het was het enige kunstwerk waarover we even met de kunstenaar hebben gepraat. Hij droeg een klassiek beige colbert van tweedstof.
Jorne: Het was sowieso een verademing dat er bij de werken geen moeilijke interpretaties waren te lezen. Hier kon je lekker kijken.
Iris: Maar hij was zelf de explicateur toch? Zijn grootste schilderij ging over een geweldsdelict, waarbij het slachtoffer werd beschoten door militairen die (door de grove streken) verdwenen in de natuuromgeving.
Vivian: Bij sommige werken had ik wel wat meer toelichting willen krijgen. Vind jij een beetje uitleg prettig, Jorne, of wil je er helemaal blanco in stappen?
Jorne: Ik vind het heel interessant om te achterhalen op welke maatschappelijke ontwikkelingen een kunstenaar reageert. Een tekst is een perfecte plek om daarachter te komen. Maar het liefst krijg ik via een werk al een indruk waar de kunstenaar voor staat.
Iris: Kan een kunstenaar ook op niks reageren? Als ik denk aan dat hele lange douchegordijn met een doorlopend drukpatroon van ‘hahahaha’ erop werd ik niet veel wijzer van de tekst want die was er niet. De titel wel: ‘In the back of my spine which I doubt I eveh have’.
Vivian: Bij dat werk van Karin Kytökangas had ik misschien wel meer willen lezen over het concept.
Iris: Is een absurdistische grap dan genoeg als werk? Wat denken jullie?
Vivian: Op zich wel, denk ik. Er waren nu ook kunstenaars bij die werk wilden maken dat mensen vrolijk maakt. Dat vind ik eigenlijk wel een mooi doel.
Iris: Daar ben ik het mee eens. Als ik twee keer nadenk maakt de titel van het douchegordijn het werk ook wel gevoelig en oprecht: toegeven dat je geen ruggengraat hebt is best kwetsbaar. En opzettelijk een spelfout maken vind ik getuigen van humor.
Jorne: Er stond verderop een wat verdwaald muurtje in de zaal, met daarin een venster met luxaflex. Op de vensterbank lagen dode vliegen. De maker, Jacob Schwartz, rukte zo’n bekend element uit z’n verband en maakte het daardoor absurdistisch; zeer geslaagd, wat mij betreft.
Vivian: Ik vond dat werk erg bijzonder inderdaad. Maar het werk ernaast, dat met al die sleutels die aan die sculpturen hingen, was dus ook van hem, geloof ik. Terwijl dat van een andere kunstenaar leek.
Iris: Die kunstenaar lijkt echt lak te hebben aan het creëren van een eigen handtekening. Of misschien is dat juist het onderwerp van zijn kunst: de verbazing dat al die verschillende objecten door hem zijn gemaakt. Denken jullie dat het belangrijk is dat je als net afgestudeerde een handtekening laat zien op een graduation show als ‘ALL IN’?
Jorne: Het lijkt me vooral dat de zoektocht naar een eigen stijl zo net na het afstuderen het allerbelangrijkst is. Daar hoort wispelturigheid bij. Nog meer dan een signatuur in het werk, zijn bij de vele performances die te zien waren, de hele lichamen van de kunstenaar aanwezig. Wat dat betreft zitten die al helemaal ‘in’ hun werk.
Vivian: De vraag over ‘stijl’ of ‘handtekening’ stel ik mezelf ook wel, nu drie maanden voor mijn eigen afstudeertentoonstelling. Het is natuurlijk belangrijk hoe je jezelf neerzet, het is het visitekaartje waarmee je tot ‘de kunstwereld’ toetreedt. Maar ik zou zelf uitkijken met iets omschrijven als mijn stijl.
Jorne: Hebben jullie een gemene deler herkend in de werken die we zagen?
Vivian: Het viel mij op dat een aantal kunstenaars bezig was met dromen, zoals bijvoorbeeld Maria Akcay in haar etsen. We hadden het er nog over dat dit misschien kwam doordat er zo weinig andere bronnen van inspiratie zijn geweest het afgelopen jaar.
Iris: Ah, er was veel aandacht voor reflectie in de werken. En gerelateerd aan wat Vivian zegt over dromen, zag ik veel verbeeldingen van lichamen. ‘Man of my dreams’ heette de man gemaakt van papier maché, die op de grond lag in het trappenhuis met zijn hand repetitief kloppend op zijn eigen borstkas. Misschien was dit meer een nachtmerrie dan een droom.
Daarnaast was er een werk met lampen die aangingen op een ritme gemaakt van lichaamsdata van de kunstenaar. Ook herinner ik me iemand die lichaamsculpturen had gemaakt van de mensen die tijdens haar werk in een hospice waren overleden.
Volgens mij waren we ook allemaal fan van de tipi van Tara-Eva Kuijpers Wentink, bekleed met roze en beige stof waar fragiele organen van keramiek omheen lagen. Het werk had iets beschermends en kinderlijks. Heel lief, een eerbetoon aan het lichaam onder je huid.
Vivian: Ja dat was prachtig. Vonden jullie veel werken esthetisch interessant of ‘mooi’? Ik herinner me een discussie tussen jullie twee over of iets wel of niet kitsch was.
Jorne: Er hing een knots van hout en keramiek, die aan beide uiteinden in de lucht werd gehouden door twee kabels. Een grof voorwerp, dat heel fragiel balanceerde.
Vivian: Dat werk vond ik ook indrukwekkend.
Iris: In die discussie over kitsch betwijfelden we of elementen van een schilderijenreeks te duiden waren als ‘roos’ of als ‘anus’. Zelf vond ik dat werk niet zo aantrekkelijk in esthetisch opzicht.
Maar dat grote gele schilderij waar jullie me op wezen was prachtig! Kunnen we omschrijven waarom dat zo mooi was?
Vivian: Daar hebben we toen ook lang over gesproken, ja. Want de kleuren waren niet perse mooi. Het was ook best grof geschilderd. Maar het had heel veel diepte en mijn blik werd er steeds naar toegetrokken. Er zat veel levendigheid of ritme in de manier van schilderen.
Iris: De vlakverdeling was mooi. Het deed me denken aan schilderijen van de jonge Londense kunstenaar Florence Hutchings, door de ruwe, platte gedwongenheid. Moedig, vond ik het.
Vivian: Wat grappig dat we het op zulke verschillende manieren hebben ervaren. Als ik onze beschrijvingen lees lijkt het over andere schilderijen te gaan.
Iris: Wat me opviel was dat er veel uitgesproken, kleurige kunstwerken getoond werden. Op een negatieve manier zou ik het ‘schreeuwerig’ noemen, maar levendig is misschien een beter woord. Weinig bescheiden werken, weinig minimal art. Afgezien van een cirkel gemaakt van klei, en zwarte schilderijen met reliëf.
Vivian: Dat is misschien ook wel prettig voor zo’n locatie als het HEM. Die zouden misschien ook sneller zijn weggevallen in zulke grote, open ruimtes zonder witte muren?
Iris: Ja daar heb je een punt. Je wilt natuurlijk ook dat je werk opvalt. En wellicht herinner ik me de meer pakkende, innemende werken het meest.
Iris: Ik ben wel benieuwd bij welke werken jullie overdonderd waren door de technische kwaliteit.
Vivian: Hmm, even denken. Ik vond dat gebouwde minihuisje wel indrukwekkend. Niet alleen omdat het technisch klopte, dat je erin kon enzo, maar ook omdat het binnenin zelfs met kleine schilderijtjes was gedecoreerd. Daarnaast ben ik zelf weg van tekeningen en daar waren veel goede van te zien.
Jorne: Amber van Rangelrooij maakte een verkoopstand met daarin allerlei potjes en snuisterijen die rechtstreeks uit een hippe woonwinkel leken te komen. Je herkende de lifestyle meteen, en daardoor leek het misschien even geen kunstwerk, maar juist omdat het zo knap realistisch was gedaan was het een scherpe verwijzing naar alledaagse esthetiek.
Iris: Daar werd een keramieke vaas in de vorm van een Mona-pudding verkocht. En een uitvergrote gummybeer. Ik walgde een beetje van het Dille & Kamille-gehalte dat het kunstwerk bij me opriep.
Vivian: Oh ja, ik was toen afgeleid door het werk van Kee van de Meer. Zij monteerde het gedreig en geschreeuw van de deelnemers van tv-programma Ex on the Beach onder beelden van vechtende straathonden. Dat was fantastisch.
Jorne: Daar zat een lekkere energie in ja, beetje opgefokt misschien, maar ook weer niet heel ver verwijderd van de gretigheid waarmee wij de kunstwerken in ons opnamen.
Redactie
Django van Ardenne brengt als kunstfotograaf tentoonstellingen en kunstwerken in beeld. Als fotograaf richt hij zich op het vinden van geschikte composities en evenwicht tussen werken in een ruimte. Daarnaast is hij videokunstenaar en vertaalt de ongrijpbare wereld van dromen en gedachten in beeld en geschreven woord.