‘Waar ben je naar op zoek?’ Ik zit in de vensterbank van mijn geliefde die me dit vraagt. ‘Weet ik niet,’ antwoord ik.
Het is dat tijdsvacuüm in de eerste fase van de liefde, waarin je allerlei dingen gemakshalve vergeet (of ervoor kiest ze nog niet te weten). Ik weet nog niet dat ik straks niet meer in de vensterbank, maar in mijn eigen column zit. En hoe romances daarin doorgaans aflopen. Fuck het weten.
Ignorance is bliss, right? De zon bedenkt pas om onder te gaan als de maan er al staat. Mijn voornemen om niet te roken? Dat herinner ik me pas als ik een trekje neem. Ruzie, verlating – ik ben vergeten wat het is. Ik denk tot mijn eigen verbazing allerlei absurditeiten als “misschien is er wel een toekomst” en “wie weet komt het toch goed met me.” (Ben ik dit wel?)
‘Wat zoek jij eigenlijk?’ vraag ik. De meeste mensen zeggen nu iets als “een maatje”, “somebody to explore the city with” of “een hondenliefhebber, die ook leuk is met drie kids.”
De ander is filosoof. Een definitie van het begrip geeft hij niet
‘Gewoon, een beetje Selbstvergessenheit,’ is het antwoord. De ander is filosoof. Een definitie van het begrip geeft hij niet.
Welja, Selbstvergessenheit. U vraagt, wij draaien. Is dat jezelf verliezen in het moment, peins ik. Of in een ander?
(Terwijl hij me begint te zoenen sluit hij zijn ogen. De mijne zijn open.)
Of is het: letterlijk je eigen gedachten en behoeftes vergeten? Selbstvergennener Liebe – de ander zal jou niet tot the best version of yourself maken – maar van jezelf loskoppelen. Of nee, het zou ook nog over seks kunnen gaan natuurlijk. Iets dat de grenzen tussen ‘dit ben ik’ en ‘dit ben jij’ vervaagt… Compleet vergeten lukt mij niet, daarvoor moet je brein een stand-by knop hebben voor het Zelf. Bij mij razen de gedachten en het zelfbewustzijn altijd door, met continue crashrapporten. Nooit wordt eens iets uit het geheugen gewist.
De gesprekken met de filosoof zijn van een heel andere aard dan ik gewend ben. Het obligate praatje over het weer (‘Warm hè’) wordt overgeslagen, net als de zonsondergang, we bespreken onder meer systematische oplossingen voor klimaatverandering, de etymologie van het woord ‘dak’, provo’s en hondenmensen.
‘Ga je mee naar mijn huis?’ vraagt hij als het al licht wordt.
‘Ik weet niet, ik wil niet te hard van stapel lopen,’ zeg ik koeltjes. ‘Stel je voor dat de één zichzelf vergeet en de ander niet? Dat de één het veel grager wil dan de ander? Snap je, ik wil niet degene zijn die gekwetst wordt, of iemand kwetst.’ Ik vind het geniale zet van mezelf, kijk nou toch hoe ik de touwtjes in handen houd!
‘Er is wel risico op kwetsuur, ja.’
Even later zit ik in de vensterbank. Ik voel nog steeds dat ik hier als de top dog en niet de underdog uit ga komen. Ergens knaagt het gevoel van iets vergeten zijn. Maar wat?
Ik schaam me voor mijn creatieve gefröbel, overdreven gesport, voor hoezeer ik me aanpas aan ieder gezelschap
Ik vergeet de komende maanden op de normale signalen te letten dat iemand je waardeert in heel je zijn, leuk vindt en met respect behandelt. De filosoof geeft me bloemen. Appt dagen niet terug. Wil dan dezelfde avond nog iets doen. Stelt veel vragen, geeft weinig complimenten. Noemt me ‘fotogeniek’ maar niet mooi. Slaapt lang uit terwijl ik me verveel, en Wittgensteins traktaten maar van een nachtkastje pak. De filosoof heeft niets in huis wat ik kan eten. Vindt kunst saai, komt niet naar mijn toneelstuk. Leest de recensie, is lovend. Wil niet smalltalken, wel wandelen. Heeft zijn niche gevonden in het leven, past zich niet aan. Stuurt me foto’s van ons aanloopkatje, Wittgenstein II, en obscure twittermemes.
Langzaam verlies ik mezelf uit het oog. Ik lees na Wittgenstein Marx, Gadamer en Weber, volg het twitterdebat over het vermarkten van ecologisch kapitaal in een post-growth model en problematische CO2-vouchers. Ik schaam me voor mijn creatieve gefröbel, overdreven gesport, voor hoezeer ik me aanpas aan ieder gezelschap. Ik krijg zin om te koken, te wandelen en doe allerlei dingen waar ik mezelf nooit voor aanzag.
Alles wat ik hiervoor heb gedaan voelt kinderachtig en nietig
De filosoof, aan de andere kant, doet niets waar hij geen zin in heeft. Mij zien, bijvoorbeeld. Dat stopt, de vreemde vlaag van zelfvergetenheid waait over als de hitte.
Maar bij mij zijn de grenzen tussen het ‘dit ben ik’ en ‘dit ben jij’ vervaagd. Ik ben er niet over uit of ik bij de ander wil zijn, of hem zijn. Alles wat ik hiervoor heb gedaan voelt kinderachtig en nietig. Mijn lichaam wil zichzelf het liefst afwerpen als een oude slangenhuid. Dagen voelen als ploegen door een woestijn van oppervlakkigheid. Wat ik nou eigenlijk mis weet ik ook niet meer: de filosoof als persoon, een ander leven waarin ik me gekend voelde, of gewoon een vriend. Als dit nou die geweldige zelfvergetenheid is, hoe raap ik dan nog de brokstukken waar ik uit bestond op en ploeg ik verder?
Selbstvergessenheit
Kom op, vergeet jezelf
Gooi jezelf uit als een slangenhuid
Zaag waar je zit de boomtak af, val in het water, in jezelf. Word klankkast, word schrikkeldag.
Kom op nimf, ontpop je
aan de oever ligt een rupsenlijk. Word een bidsprinkhaan na de daad.
Neem nou
de zelfvergetenheid van een beek die zich zilverlintig uitrolt
en het nu of het nooit omarmt (loslaat, ontplooit, voortgaat)
Elke druppel is een voetsoldaat die een weg naar de laagte vindt
Het enige dat stilstaat, zonnevlek op water, krijgsgevangenen
Neem nou
de onzelfzuchtigheid van een bries die moet waaien voor een beetje bestaansrecht,
de lederschildpad die zijn hele leven zwemmen moet om warm te blijven – dat is toewijding!
Je dacht toch niet dat een beek bij de pakken neer ging zitten? Dan was het wel een sloot
Al wat het water in de beek moet doen om beek te zijn is stromen
Al wat jij moet doen om jezelf te worden is veranderen
Nu
Continu
Een beetje Selbstvergessenheit graag, dank je
Golf volgt op golf
Je ontglipt jezelf aan alle kanten
ziet jezelf steeds op nieuwe oevers stukslaan
Je weet niet eens meer of jij ik of ik jij
alleen dat alles nooit
altijd
maar dat in dat alles ik nog steeds
Marthe van Bronkhorst (zij/haar) is schrijver, theatermaker en psycholoog en studeerde aan de VU Amsterdam en Harvard Medical School. Ze schreef voor onder meer Theater Ins Blau, Sonnevanck, Over het IJ festival, Kluger Hans, Meander, De Revisor en werkt aan een roman over duikers bij uitgeverij De Geus.
Jill Heesbeen is een illustrator die graag werk maakt over de relaties tussen personen op maatschappelijk en op persoonlijk niveau. Zo laat ze je nadenken over de omgang met je medemens. Ook de relatie met jezelf (en de mentale problematiek die daarmee gepaard kan gaan) is een onderwerp dat ze graag verbeeldt.