Doris ter Horst werkt als psychiater in opleiding. Door de coronacrisis wordt ze als behandelaar voor nog meer ethische dilemma's gesteld dan normaal. Haar vierluik biedt een inkijk in een dag op een gesloten afdeling tijdens een pandemie. In deel 4 geeft ze het woord aan de heer Alaoui.
In vrijheid leven, weet jij een groter goed te bedenken? En toch: als uiterste middel kan ik, als arts in opleiding tot psychiater, verplichte zorg aan iemand verlenen. Dit mag als er sprake is van ernstig nadeel, veroorzaakt door een psychische aandoening, maar alleen wanneer er geen alternatieven meer voor handen zijn. Voorbeelden van zo’n acuut gevaar? Dat iemands gedrag zo hinderlijk is dat het agressie van anderen kan oproepen of de veiligheid van anderen in het geding komt. Vormen van verplichte zorg zijn bijvoorbeeld opname op een afdeling, maar ook: het beperken van iemands bewegingsvrijheid. Stel je voor! De besluitvorming hiertoe gaat in de huidige coronaomstandigheden eens te meer met morele dilemma’s voor behandelaren gepaard. Die dilemma’s ken ik goed, ik ben zelf zo’n behandelaar.
In dit verhalenvierluik probeer ik al mijn hoofdpersonen eerlijk aan het woord te laten. Het open gesprekconcept, waarin betrokkenen hun eigen perspectief delen, zonder tussenkomst of toelichting van een ander, heb ik ontleend aan het werk van onderzoeksjournalist en schrijfster Svetlana Aleksijevitsj. De fictieve personages zijn illustratief voor mijn eigen indrukken gedurende de huidige COVID-19 pandemie en zijn niet een-op-een herleidbaar tot bestaande personen.
De heer Alaoui, taxichauffeur, 58 jaar: Over licht, liefde en ‘rode vrijheden’!
Ik wil nú de psychiater spreken! Ik sliep niet meer, lukte niet. Ik werd met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht, er is een dokter bij me geweest. Ze konden niets vinden: genezen, gezond! Het is mijn grote dag vandaag: ik ga gauw weer naar huis.
Wie uit Marokko komt, ziet de dingen anders. In Nederland is het vrijheid-blijheid – zo is het, toch? Ik kom van een andere planeet, wat zeg ik, een ander sterrenstelsel! Toen ik acht was, legde mijn vader het uit. Een vrouw is speciaal, heel gevoelig, heel verfijnd. Als een citrusboompje moet je haar verzorgen. Je voelt het ineens in je hart, je longen: je bent waanzinnig blij, uitbundig! Ik houd van mijn vrouw.
Maar ik vind andere vrouwen ook leuk. Ik zie hun blozende blikken, de zusters op de afdeling, een beetje verliefd! Geen probleem, zoals ik al zei: lieve, mooie meisjes, ik zeg het eerlijk. ‘Kom meneer Alaoui, uw avondmedicatie.’ Boefjes! (We schieten allebei in de lach.)
Ik kom van het platteland. Mijn vader trouwde de knapste kop van het dorp. Haar vader was onderwijzer, mijn moeder zat altijd met haar neus in de boeken, stapels boeken hadden we. Ik ruik de geur van oud papier nu nog! (Snuift diep, uitmondend in een hoestbui.) Om vier uur ’s ochtends molken mijn broers en ik de koeien. Mijn eigen zoons krijg ik nu met geen mogelijkheid uit bed, maar toen was dat normaal. ‘s Zomers wachtten we op de regen. ‘s Winters kropen we in ons hol: extreem koud! Mijn moeder droeg nooit een hoofddoek, zij was vrij. Mijn vader dronk niet, hij was vroom. Arme man! Hij hoedde de koeien, zij las hem de les. Ik ben het beste van twee: vrij en vroom! (Hij knipoogt.)
Ik ben het coronamedicijn.
Komt de dokter nog, waar blijft ze? Ik heb mijn koffer al gepakt, voorgoed. Ik had kunnen studeren, de slimste leerling van de klas, maar mijn vader weigerde te betalen. Ik moest werken. Maar ik heb verstand van zaken, ik ben ook scheikundige, natuurkundige, wiskunde, biologie, dokter, psychiater. Vier jaar geleden sloten ze me op. Ik was paranoïde, boos, nog meer, katatonie! Eerst lieten ze me alleen en daarna belde het Witte Huis. Maar ik had geen psychotherapie nodig, ik genas mijn eigen ziel.
Er heerst wanorde in het land, er is niemand meer op straat. Behalve bij de kiosk: lange mensenrijen voor sigaretten. (Lacht hoestend.) Allemaal grote en kleine mensjes, ver uit elkaar, bang dat ze ziek zullen worden. In hun ogen flakkert de duivel. Ik ben midden tussen hen in gaan staan, een menselijk gebaar, snap je? Ik ben het coronamedicijn. Het licht in mij kan alle ongelukkigen genezen. Ik heb het ze laten zien. Yvonne stond er, ze beefde van angst, ik heb haar innig omhelsd. ‘Ik heb de corona, lieve mensen!’ Hoesten, hoesten, lachen, niks ergs. Iedereen liep weg. Maar ik preekte door tot de broeders me hebben meegenomen.
Ik heb heel mijn leven nooit iets verkeerds gedaan. Zal dat nooit doen ook, de Hemel behoede mij! Maar om de een of andere reden willen ze me de afdeling niet meer aflaten. ‘Rode vrijheden’, zo noemt de verpleging dat. De ironie, dit zijn geen vrijheden! (Hij loopt naar het raam.) Vrijheid zit in de buitenlucht.
Doris ter Horst (1991) is werkzaam als arts in opleiding tot psychiater in het UMC Utrecht. Ze woont met haar man in Amsterdam. Haar debuutroman is in de maak.
Zep de Bruyn (1990) is illustrator, visueel ontwerper en redacteur werkzaam in Amsterdam en Eindhoven. Hij maakt 2D, 3D en bewegend beeld, vaak verhalend en zowel figuratief als expressief.