In het Antropoceen zou 'de mens' een bepalende factor zijn in het verstoren van het klimaat en de biodiversiteit. Maar wie kan zich eigenlijk tot 'de mens' rekenen? En wie wordt als object behandeld? Filosoof Grâce Ndjako kaart in haar lezing voor de Nacht van de Filosofie de eurocentrische aannames van het antropoceen aan.
“De zwarte Afrikaan is een mens van de natuur”, zei de Senegalese dichter Leopold Senghor ooit. Senghor behoorde tot de Négritude, een culturele en literaire stroming uit de jaren 30 van de 20e eeuw. Senghor kreeg veel kritiek vanwege deze uitspraak. Was hij zwarte Afrikanen niet aan het romantiseren? Of erger nog: aan het essentialiseren? Is dit niet het beeld van de ‘noble sauvage’, de nobele wilde? Een overgeromantiseerd Westers beeld van de Afrikaan als onschuldig, goedhartig, en nog één met de natuur? Een beeld dat we terugzien in Europese kunst en fictie, zoals de Afrikanen in Conrad’s Heart of Darkness?
Het beeld van de nobele wilde kan alleen bestaan door de Afrikaan tegenover een westers subject te zetten. De nobele wilde is het tegenbeeld van de beschaafde Europeaan.
Senghor zegt verder: “De Europeaan houdt het object op een afstand, bekijkt het, analyseert het en dood het om het te kunnen gebruiken. De Afrikaan voelt het object, volgt de contouren van het object en neemt het object in zich op om het diepgaand te kennen.”
Senghor werd bekritiseerd omdat hij vond dat de Afrikaan anders was dan de Europeaan. Was het niet juist de bedoeling om aan te tonen dat Afrikanen niet anders zijn dan Europeanen, dat ze net zo menselijk zijn?
Maar deze kritiek is niet geheel terecht. Het gaat voorbij aan wat dekoloniseren betekent, en wat dit voor de Négritude betekende. Dekoloniseren is niet alleen het verkrijgen van politieke onafhankelijkheid van de kolonisator. Wat voor Senghor en voor de Négritude op het spel stond, was vooral het verwerpen van eurocentrische waarden. Senghor verzette zich tegen culturele assimilatie.
Dekoloniseren is niet alleen het verkrijgen van politieke onafhankelijkheid van de kolonisator: het is het verwerpen van eurocentrische waarden.
Dekoloniseren gaat niet om het verheffen van de gekoloniseerden binnen een bestaand en dominant systeem, maar juist om het bekritiseren van dit systeem, zodat er plaats komt voor andere wereldbeelden. Dit betekende voor de Négritude ook het verzet tegen het bestaande mensbeeld dat van hen ‘de ander’ maakte. Senghor wilde zich niet voegen naar dat dominante mensbeeld: wat hij bekritiseert is dat het mensbeeld dat Frankrijk de koloniën oplegde als het enige juiste werd gepresenteerd.
Maar het gaat hier om meer dan alleen een mensbeeld. Wanneer er wordt gesteld dat ‘we’ in het Antropoceen leven, zou men zich de vraag kunnen stellen wie er dan met ‘we’ wordt bedoeld. Het Antropoceen, het zogenaamde tijdperk van dé mens is een tijdperk waar Afrikanen nooit toe hebben behoord, en waar veel Afrikaanse denkers niet meer toe willen behoren. Senghor betoogde dat iedere samenleving op haar eigen manier uitwerkt hoe zij zich tot de natuur verhoudt, en hoe de natuur zich tot haar verhoudt.
Het zogenaamde Antropoceen is nooit inclusief geweest. De Geografe Katrhyn Yusoff vatte het goed samen: “As the Anthropocene proclaims the language of species life—anthropos—through a universalist geologic commons, it neatly erases histories of racism that were incubated through the regulatory structure of geologic relations.”
Het Antropoceen is een tijdperk waar Afrikanen nooit toe hebben behoord, en waar veel Afrikaanse denkers niet meer toe willen behoren.
In het zogenaamde Anthropoceen werd er een duidelijk onderscheid gemaakt tussen zij die zich tot de categorie ‘mens’ mochten rekenen en zij die werden gereduceerd tot niet-mens. Zo zegt Yusoff verder: “The biopolitical category of nonbeing is established through slaves being exchanged for and as gold. Slavery was a geologic axiom of the inhuman in which nonbeing was made, reproduced, and circulated as flesh.”
Aimé Césaire, een andere dichter van de Négritude, stelt in Discours sur le colonialisme (Discourse on Colonialism) dan ook: "Colonisation = chosification." Kolonisatie is ‘dingificatie’.
Een dekoloniale kritiek op het Antropoceen stelt niet dat we de afgelopen eeuw bezig zijn geweest de aarde te vernietigen, het is het besef dat er al eeuwenlang vele werelden zijn vernietigd.
Zo beargumenteert Yusoff : “If the Anthropocene proclaims a sudden concern with the exposures of environmental harm to white liberal communities, it does so in the wake of histories in which these harms have been knowingly exported to black and brown communities under the rubric of civilization, progress, modernization, and capitalism.”
Het Cartesiaanse dualisme speelt zich niet alleen af tussen lichaam en ziel, maar ook tussen mens en niet-mens, beschaving en het zogenaamde primitieve.
‘Chosification’ is volgens Afrikaanse filosofen terug te leiden tot het Cartesiaanse dualisme dat volgens hen domineert in de Europese filosofie. Het Cartesiaanse dualisme speelt zich niet alleen af tussen lichaam en ziel, subject-object en het ik en de ander. Het leidt tot het onderscheid tussen mens en niet-mens, beschaving en het zogenaamde primitieve. Afrikaanse denkers zoals Oyeronke Oyewumi en Nkiru Nzegwu poneren daarnaast dat gender als categorie waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen man en vrouw typisch is voor het Europese denken dat niet aanwezig was in veel prekoloniale Afrikaanse culturen.
Over de constante scheidingen die steeds zouden worden aangebracht in het Europese denken zegt de Kameroense filosoof Achille Mbembe: “Western epistemic traditions are traditions that claim detachment of the known from the knower. They rest on a division between mind and world, or between reason and nature as an ontological a priori... They are traditions in which the knowing subject is enclosed in itself and peeks out at a world of objects and produces supposedly objective knowledge of those objects.” Het kennende subject staat altijd los van dat wat hij waarneemt of bestudeert. Het subject staat los van de wereld om hem heen en van anderen. Maar kan desalniettemin veel óver de wereld en anderen te weten komen.
Een dekoloniale kritiek op het Antropoceen is het besef dat er al eeuwenlang vele werelden zijn vernietigd.
De Négritude wees deze vorm van kennis en van in de wereld zijn af. “Parce que nous vous haïssons vous et votre raison”, schreef Césaire in Cahier d’un retour au pays natal. “Omdat we jullie haten, jullie en jullie rede.” Met ‘rede’ bedoelt hij hier de Cartesiaanse rede. In plaats daarvan omarmt Césaire de waanzin.
Trésor, comptons :
La folie qui se souvient
La folie qui hurle
La folie qui voit
La folie qui se déchaîne
Schat, laten wij optellen:
De waanzin die zich herinnert
De waanzin die gilt
De waanzin die ziet
De waanzin die zich ontketent
De Négritude betoogde dat gekoloniseerden worden gescheiden en vervreemd van henzelf en hun cultuur omdat ze zich moeten assimileren tot een Europese norm van beschaving. Verder scheidt de Europese kolonist ze van hun omgeving, en onteigent de Europese kolonist ze van het land waarop ze leven. Want niet alleen is er een onderscheid tussen mens en niet-mens, voortaan is er ook een verschil tussen land en territorium. Land is ‘Terra Nullius’, ‘leeg land’ dat voor het grijpen ligt, en territorium is het gebied dat door Europeanen is veroverd en dat door hen kan worden benut.
Afrikaanse filosofen hebben daarom een kritiek op dit Cartesiaans dualisme. Afrikaanse denkers zoals Oyewumi spreken daarom liever niet van een mens- of wereldbeeld omdat dit het primaat legt bij het zicht als primair waarnemingsorgaan. Het zicht maakt een onderscheid tussen het ik en ander. Oyewumi spreekt dan ook liever van een ‘world sense’.
De Afrikaanse world sense is een denken van heelheid. Zo stelt de Zimbabweaanse filosoof Mungwini: “All beings, wether organic or inorganic, living or animate, personal or impersonal, visible or invisible, constituted one whole which the Shona were taught to respect and maintain since upsetting one component of this totality had the ultimate effect of undermining human existence and harmony in the community.”
Het ik of ego wordt niet ontkend, maar staat ook niet centraal. Ook wordt er niet geloofd dat er zoiets is als een centrum van het universum. “The search for the truth about the universe must begin from the realisation that placing the 'self' at the centre of the universe is already to obstruct the path to truth”, stelt de Zuid-Afrikaanse filosoof Mogobe Ramose. Het ik staat hier niet centraal en staat ook niet los van anderen of van de natuur. Ramose stelt dan ook: “The principle of wholeness applies also with regard to the relation between human beings and physical or objective nature. To care for one another, therefore, implies caring for physical nature as well. (...) Moreover, human beings are indeed part and parcel of physical nature even though they might be a privileged part at that.”
Het is in dit licht dat we Senghors uitspraak zouden kunnen zien. De zwarte Afrikaan is een mens van de natuur omdat de mens in de Afrikaanse world sense niet los staat van de natuur.