Schrijven is 99 procent transpiratie? Vergeet het. Schrijven is tien keer je bril poetsen, een pak koekjes wegwerken, en het werk voor je uitduwen tot diep in de nacht. Schrijver en professioneel uitsteller Nicolas Voet legt uit waar het gelummel vandaan komt, en waarom het broodnodig is.
Net stond ik dertig minuten onder de douche. Daarna heb ik mijn bril gepoetst. Nog maar voor de tweede keer vandaag. Nu stuur ik nog gauw een WhatsAppbericht naar mijn vrouw, of toch nadat ik mijn notitieboekje en balpen op de juiste hoek van de tafel heb gelegd. Ik twijfel eraan om een pak koekjes te openen. Wel? Niet? Wel.
Dan kan ik eindelijk beginnen te schrijven.
Wanneer mijn werkdag erop zit, binnen een paar uurtjes al, zal ik heel wat hebben gedaan. Te veel eigenlijk. En het meeste daarvan had niets met schrijven te maken. Toch? Ik heb vooral een aanloop genomen naar dat schrijven. En ik vraag me af: zijn er schrijvers die zonder kunnen? Het kan toch niet zo moeilijk zijn om deze alinea af te werken, zonder daarbij uit het raam te willen staren …
Waar komt dat uitstelgedrag toch vandaan?
Stress! Stress! Stress!
Ik kan er niet op doordenken, want de telefoon gaat. Het is mijn schrijversvriend, V., die belt me minstens drie keer in de week op om te vragen hoe het met mijn schrijven gaat. V. heeft ook last van uitstelgedrag.
‘Fuck! Fuck! Fuck! Ik heb mijn minimumaantal woorden nog niet gehaald. En morgen is mijn deadline!’ klinkt het deze keer.
‘Heb je soms ook het gevoel dat een deadline de creativiteit beknot?’ vraag ik hem. Het klinkt sarcastisch, maar ik meen het oprecht.
‘Dit gebeurt echt niet zo vaak als je denkt, hoor! Dit is hooguit de derde, misschien de vierde keer deze maand.’
‘Hoeveel deadlines heb je dan al gehad?’
‘Drie of vier.’
Maar zelfs zonder deadline blijkt schrijven een aartsmoeilijke opdracht. Vraag aan honderd auteurs hoe snel ze in het schrijven kunnen komen. Gaan ze zomaar aan de computer zitten en komen de woorden als vanzelf? Ik kan me niet concentreren als ik aan een andere werktafel dan die van mij zit. Een vroegere studiegenoot van me sprak van ‘schrijversbroeken’, die de drager ervan blijkbaar in staat stelden pareltjes te schrijven. En een schrijfdocente vertelde me dat zij zich maquilleert alvorens te beginnen schrijven, zelfs wanneer ze de hele dag alleen is. Dit soort rituelen versterken het cliché van de schrijver als zenuwlijder. Van de psychologisch troebele eenzaat, die nog gelooft in Inspiratie van Hogerhand. En dus over een zeer matige werkethiek beschikt.
Wanneer mijn werkdag erop zit, zal ik heel wat hebben gedaan. Te veel eigenlijk. En het meeste daarvan had niets met schrijven te maken
Maar schrijven is toch meer dan een dagbaan? Er zijn geen dozen waarmee je rekken moet vullen, geen chef die je in het gareel houdt. Geen klanten die ongeduldig aan de kassa staan te wachten. Een schrijver werkt enkel met zichzelf. En met een kritische eindredacteur, natuurlijk.
Zodoende wordt uitstellen een spanningsregelaar. Ik ben schrijver, geen schrijfmachine. Ik heb rust nodig voor de inspanning, controle over iets dat snel de controle krijgt over mij. Want plots wil de tekst niet meer. Welke schrijver kent dit gevoel niet? De woorden vallen anders dan je in je hoofd had. Een idee draait anders uit, een scène wordt geschrapt, een personage krijgt een nieuwe rol.
Dat is toch voldoende reden om even een stapje achteruit te zetten en, zoals ik nu zal doen, een fietstochtje te gaan maken?
Uitstellen voor gevorderden
Ik ben een keer zo ver gefietst, dat ik te laat kwam op een literair festivalletje waar ik moest optreden. De hoofdgast van de avond was schrijver S.. Schrijver S. is in alle opzichten een betere schrijver dan ik. Na de optredens, raapte ik mijn moed samen en begaf ik me naar de boekenstand, waar S. het ene boek na het andere signeerde.
Het lukte me om een bescheiden babbel met hem te beginnen. Hij gaf me zelfs wat tips. Maar toen ik de succesauteur vroeg, of die misschien ook last had van kleine neuroses tijdens het schrijven, of hij bijvoorbeeld heel vaak de eigen Twitter controleerde, of plotsklaps de boekenkast ging herordenen, antwoordde hij lachend: ‘Uitstelgedrag? Daar heb ik toch helemaal geen tijd voor.’
Ik denk aan die avond terug. Schrijver S. had van mijn uitstelrituelen jeugdpuistjes gemaakt, iets waar ik nog van af moest. En hoewel ik er daarnet nog van overtuigd was, dat uitstellen zelfs een gezond onderdeel uitmaakt van een normale werkdag, zie ik nu voor mij hoeveel boeken ik had kunnen schrijven als ik niet zoveel onder de douche had gestaan, of fietstochten gemaakt.
Maar is dat wel zo? Neem ik mijn schrijven niet serieus genoeg, vraag ik me af, terwijl ik een boek uit de kast neem en ermee naar de tuin ga (ik ben moe van het fietsen en wil nog wat rusten voor ik weer aan de slag ga met deze tekst.)
Valt dit allemaal onder uitstelgedrag? Als ik nu voor de zoveelste keer vandaag deze tekst links laat liggen, toont dat dan een gebrek aan schrijfambities, of maakt het er net deel van uit? Misschien vormt dit eigenste moment, waarop ik in een ligstoel in mijn tuintje lig, wel de inspiratie voor een volgend deel. Waar ligt de grens? Ik lees de achterflap van het boek dat nu op mijn schoot ligt, en leer dat de auteur urenlang wandelde door zijn thuisstad, en dat dit boek de gedachtegangen zijn van tijdens die wandelingen. Klinkt als uitstelgedrag van een luie schrijver. Maar dit is het beroemde Het boek der rusteloosheid, en de auteur is de onsterfelijke Fernando Pessoa. Betekent dit dat er toch nog hoop is voor mij?
Toen ik de succesauteur vroeg of die misschien ook last had van kleine neuroses tijdens het schrijven, antwoordde hij lachend: ‘Uitstelgedrag? Daar heb ik toch helemaal geen tijd voor.’
Er zijn nog zo veel voorbeelden. Truman Capote schreef maar één roman. Deed hij het als schrijver dan heel goed, of erg slecht? Het is algemeen bekend dat James Joyce liever in de pub zat, dan achter de schrijftafel. Bret Easton Ellis schreef sinds de jaren tachtig één boek per decennium. Doris Lessing heeft voor haar veertigste niet zo veel geschreven, ze had het te druk met communistische, feministische en artistieke partijtjes organiseren.
Misschien heeft schrijven in het algemeen wel iets van lummelen. In de grote race van opstaan, eten, werken, slapen, en het Covid-19-virus bestrijden, hebben schrijven en lezen geen enkel nut. En net daarom is het van levensbelang dat we het doen. Omdat we anders geen andere manier hebben buiten die mallemolen te gaan staan. Al is het maar voor even.
Zou schrijver S. echt niet uitstellen? Of maken zijn mankementen al lang deel uit van zijn literatuur? Dat zou wel eens het grootste verschil kunnen zijn tussen hem en mij.
De laatste versie
Ik moet iets bekennen. Ik ben al tien jaar bezig met deze tekst.
Toen ik nog studeerde aan de hogeschool, kregen we de opdracht een essay te schrijven, waarin we ons eigen schrijfproces onderzochten. Ik koos uitstelgedrag als onderwerp. Het werd een zeer lange tekst, ruim tien bladzijden. Ik stelde dan ook erg veel uit in die tijd.
Wanneer ik eens niet weet wat te schrijven, ga ik door mijn archieven. Ik neem een oude tekst en na wat poetswerk, stuur ik hem op. Maar deze tekst is altijd blijven liggen. Hoeveel keer begon ik er al opnieuw aan? Wanneer is dit nu eindelijk een goede tekst?
Eén moment kan alles doen omslaan. Misschien gaat straks de deurbel wel en is het mijn vrouw, die iets vroeger terug is dan gewoonlijk. Dan laat ik graag deze tekst voor wat hij is. En brei ik er morgen wel een eind aan.
Maar morgen is weer een andere dag. Donald Trump zegt weer iets geks. Een doos vervallen melk - gisteren stonk ze echt nog niet, heus! - doet me gauw naar de winkel rennen. En voor ik begin te schrijven, tijdens het douchen, koekjes eten, en het poetsen van mijn bril, zijn er weer een heleboel nieuwe gedachten om te denken.
Als geen ander weet ik hoeveel bloed, zweet en vieze zakdoeken er steken in het maken van een tekst.
Het loont niet om perfect te willen zijn. Net zoals ik niet kan inschatten hoe het leven van alle dag effect heeft op mijn schrijven, kan ik niet inschatten hoeveel van mijn inspiratie toeval is, hoezeer mijn mankementen mijn karakter uitmaken, hoeveel van mijn laatste versies eigenlijk mislukkingen zijn. En daarbij hangen mijn successen altijd af van de lezer, die ik niet ken, en van wie ik smaak, gemoed, of kennis nooit op voorhand kan inschatten.
Doe ik hiermee afbreuk aan het concept van intellectuele arbeid? Natuurlijk niet. Als geen ander weet ik hoeveel bloed, zweet en vieze zakdoeken er steken in het maken van een tekst. Maar moet die tekst dan ook altijd helemaal af zijn? En hoe sluit ik deze tekst af?
Het is het einde van mijn werkdag. Ik klap mijn laptopscherm dicht, maar blijf zitten met het gevoel dat het beter kan. Ik zet mijn laptop weer aan. Ik ga nog een uurtje door, tot ik me helemaal zeker voel. Ik werk door tot een stuk in de nacht. Ik laat de tekst redigeren door schrijversvriend V..
Ik delete alles en begin binnen een paar dagen opnieuw. Uit mijn uitstelgedrag ontstaat een nieuw essay.
Nicolas Voet (1989) woont in Gent met zijn vrouw en twee kinderen, die even gek zijn als hij. Hij houdt van drummen, de Hulk en oude, Europese boeken, liefst tweedehands.
Melcher Oosterman is een freelance illustrator uit Rotterdam. Zijn werk bestaat vooral uit tragische en humoristische karakters die stiekem als een soort zelfportret fungeren. Naast commercieel werk houdt Melcher zich bezig met persoonlijke projecten zoals het maken van strips, bedrukken van t-shirts en het brouwen van bier.