Gerben Willers is artistiek directeur van kunstcentrum Roodkapje in Rotterdam. Hij las over inclusiviteit en diversiteit in de culturele sector, maar vond de hervormingsplannen nog niet ver genoeg gaan.
Recent verschenen veel artikelen over de belangrijke discussie over inclusiviteit en diversiteit in de culturele sector. Vooral de afgelopen jaren heeft het debat aan kracht en stemmen gewonnen. Zo stond in het NRC Handelsblad een artikel van Clayde Menso en Melle Daamen (Stop met opdringen witte cultuur) en op Hard//hoofd het artikel ‘Biculturele jongeren creëren zelf cultureel aanbod’. Deze artikelen zijn van grote meerwaarde in de discussie en ik ben het eens met waar zij voor staan. Echter, de nood voor meer ruimte voor een inclusief cultuuraanbod is hoog en daarom pleit ik ervoor om de punten van Gatool Katawazi, Melle Daamen en Clayde Menso nog verder door te voeren.
Het valt mij op dat het debat heel scherp wordt gevoerd op een tegenstelling tussen gesubsidieerde, of gevestigde, instellingen enerzijds en een groot, jong, divers bicultureel cultuuraanbod anderzijds. Als gevolg lijkt het debat zich in die zin vooral toe te spitsen op ‘diversiteit’, een meetbare beleidsvorm van beleid. Zo is ook de ‘Code Culturele Diversiteit’ (CCD) vormgegeven die instellingen op weg wil helpen om een diversiteitsbeleid te ontwikkelen. In de CCD wordt in cijfers weergegeven hoe de diversiteit in Nederland ervoor staat.
Melle Daamen en Clayde Menso pleiten in plaats voor het meten van diversiteit in cijfers, voor het opheffen van de hegemonie van een huidige generatie leiders in de culturele sector. De generatie bestuurders van gesubsidieerde musea, schouwburgen en concertzalen die zij schetsen is verantwoordelijk voor een cultuuraanbod dat voornamelijk een 'overwegend wit
Verschillende vormen van sociale uitsluiting moeten gezamenlijk worden aangepakt
en vergrijzend publiek bereikt, incidenteel aangevuld met een selectief groepje welwillenden van kleur’. Daamen en Menso willen nieuwe bestuurders aanstellen om mensen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond binnen de muren van de culturele instellingen te krijgen. Dit is hun voorgestelde tactiek om het aanbod en het publiek van de traditionele podia veranderen. Aanvullend pleit Katawazi’s artikel voor hard ingrijpen tegen de verregaande segregatie van het cultuuraanbod door onder andere af te stappen van de verouderde kwaliteitseisen aan kunst en cultuur.
Mijn belangrijkste aanvulling op de standpunten van Daamen, Menso en Katawazi komt voort uit dat deze auteurs de definitie van een divers, of inclusief, cultuurbeleid langs een etnisch-culturele scheidslijn laten lopen. Ik ben het er niet mee eens dat het probleem van diversiteit in de culturele sector enkel cultureel-etnisch geduid wordt. Rajae el Mouhandiz constateerde vorig jaar (5 maart 2018 De Nieuwe Maan) terecht een gelijkwaardig probleem dat voorbijgaat aan identiteit of religie: uitsluiting op basis van klasse. Armoede creëert uitsluiting. “Of je nu Karim heet of Wim, Anna of Noura, je zit in hetzelfde schuitje. Uitsluiting is uitsluiting,” schrijft Rajae el Mouhandiz. Het pleit er niet voor om de cultureel etnische achtergrond van cultuurbezoekers weg te cijferen uit verschillende studies blijkt dat ook hoogopgeleide of financieel welgestelde niet-witte Nederlanders alsnog significant minder bezoeken brengen aan de traditionele cultuurhuizen.
Het dubbele van elke discussie rond diversiteit is dat ze al snel uitmondt in een discussie over 'klasse' versus 'culturele achtergrond'. Daamen, Menso en Katawazi focussen zich op culturele achtergrond en Mouhandiz op sociale achtergrond. Beiden lijken het debat van diversiteit op hun beurt alsnog toe te spitsen op het benoemen van specifieke subgroepen,
Een inclusief aanbod is noodzakelijk
terwijl ze tegelijkertijd illustreren dat dat cultuur in verschillende opzichten niet toegankelijk is. De belangrijkste vraag lijkt mij hoe we de gehele culturele sector met elkaar ‘inclusief’ kunnen maken. Er is een kwalitatieve herstructurering nodig van het gehele culturele veld. Hoe kunnen we verschillende soorten mensen betrekken en ze allemaal eerlijk en gelijk behandelen? Deze herstructurering moet zo ver reiken dat zowel het facilitaire gedeelte als het werk van de hoogste bestuursorganen er mee te maken krijgen.
Een van de instrumenten om een inclusieve cultuursector te krijgen is door culturele instellingen van binnenuit representatiever te maken. Een inclusief aanbod is noodzakelijk en kan nieuwe groepen naar musea, schouwburgen en concertzalen halen, zoals bij MAMA in Rotterdam en het Bijlmerparktheater. Maar een doelgroepsbenadering alleen lost niet voldoende op: er zijn verschillende vormen van sociale uitsluiting die gezamenlijk moeten worden aangepakt. Cultuur kent vele uitingsvormen en we hebben makers, curatoren, programmeurs en bestuurders nodig die nieuwsgierig zijn, kwaliteit herkennen en continue de toegankelijkheid, waardesystemen en taal waarmee we cultuur beschouwen analyseren, bevragen en bediscussiëren. Nederland kent vele minderheden en is toe aan een generatie bestuurders die de complexiteit van onze samenleving en van culturele productie onderkent.
Gerben Willers (1982) is artistiek directeur van Roodkapje Rotterdam. Zijn professionele drijfveer is om jonge getalenteerde kunstenaars beter te maken en te begeleiden.
Cheyenne Goudswaard richt haar aandacht op het vuil in de hoek en de buurman die niemand wil. Ze gluurt voorbij de voordeur om te ontdekken wat er in de achtertuin verborgen ligt. Haar fascinatie voor het menselijk gedrag en hoe we ons verhouden tot de wereld, komen tot uiting in zachte, intieme en soms ongemakkelijke illustraties en animaties.