Historicus Maarten van Riel vond een (gedigitaliseerde) stapel fotodagboeken uit de Tweede Wereldoorlog en stelde voor hard//hoofd een drieluik samen. Het eerste deel toonde de aanloop naar oorlog door Duitse fotolenzen, terwijl in het tweede deel
de strijd zelf centraal stond. In deze laatste aflevering de dood en het verlies.
Totenreich
De meeste oorlogsfotoboeken eindigen rond 1943; het jaar waarin de Wehrmacht meer veldslagen verloor dan Hitler lief was. Vielen er tijdens de Poolse veldtocht in 1939 ‘slechts’ 16.000 doden aan Duitse zijde, tijdens de grootste tankslag in de geschiedenis bij Koersk (juli, 1943) werden 50.000 Duitse soldaten gedood of verwond in slechts elf dagen tijd. Kortom: hoe langer de oorlog duurde, des te meer Duitse soldaten sneuvelden. Ze stierven een heldendood voor Führer, volk en vaderland. Maar hun Totenreich was ver van huis. Ze werden in onbekende dorpen begraven, maar ook langs de weg of soms helemaal niet. In de meer dan twaalfduizend foto’s die ik heb bestudeerd, is er opvallend veel aandacht voor de dood – en zodoende is er een manier om aan de hand van oorlogsfotoalbums te herleiden dat de Duitsers de oorlog aan het verliezen waren. In de eerste jaren werden veelvuldig foto’s gemaakt van dode Poolse en Franse soldaten, maar vanaf 1941 verschijnen er in toenemende mate foto’s van Duitse oorlogsgraven. Met het delven van graven en het verliezen van kameraden moet het optimisme, dat in deel 1 van dit drieluik werd uitgedragen, verloren zijn gegaan. Het optimistisch hoogtij was dus voorbehouden aan de periode voorafgaand aan de oorlog. De realiteit van de periode 1943-1945, was dat Duitsland, ondanks de ongekende vechtlust die de Wehrmacht toonde, op alle fronten verloor. En de soldaten wisten het, de woorden van Jünger begonnen weer te dagen: ze werden verslonden, de een vroeger, de ander later.
Foto 1. Tijdens de Poolse veldtocht van 1939 kwamen ruim 60.000 Poolse militairen om het leven. Een onbekende Duitse soldaat fotografeerde een Poolse soldaat die waarschijnlijk niet op slag dood was – lettende op zijn gebalde vuisten en de manier waarop hij zijn armen voor zich houdt. In de greppel ligt nog een soldaat, linksachter zijn twee laarzen te zien.
Foto 2. Een foto van een massagraf te Lomza, in het oosten van Polen. Er liggen twaalf soldaten begraven van Artillerie-Regiment 56. De foto is waarschijnlijk in de zomer van 1941 genomen, aan het begin van Operatie Barbarossa (het oosten van Polen werd tussen 1939 en 1941 door de Sovjet Unie bezet).
Foto 3. Foto van een onbekende begrafenis, op een onbekende locatie, van onbekende soldaten. "‘Ziet de hemel boven ons, indrukwekkend en verheven. Ziet de wolken boven ons! Wat zijn wij, daarmee vergeleken? Schepselen, klein en bescheiden! Draagt het in deemoed’, zei de veldprediker. ‘Vraagt niet aan God waarom Hij deze het leven heeft ontnomen en een ander het leven heeft gelaten. De heer zwijgt. Pas wanneer wij weer tot aarde zijn geworden, komt Hij en zegt: Daar zij licht! Die troost is on gebleven…’ (…) Omzichtig liepen zij weg. Na een paar stappen zei de onderofficier: ‘U moet niet denken dat ik blij ben dat ik daar weg kon. Het kabbelt allemaal zo aangenaam in je oren. Het is weer eens wat ander. Bovendien… stiekem hopen we dat het waar is.’ ‘Ja,’ zei de majoor. ‘Je moet je toch niet voorstellen dat we ook daarin nog teleurgesteld worden.’" (G. Ledig, Het Stalinorgel)
Foto 4. Het graf van Alfred. Waarschijnlijk is hij niet aan het front gestorven, dus konden ze hem een ‘normale’ teraardebestelling geven. "De doodskisten werden in elkaar getimmerd van dunne, afgedankte planken. De doden werden in hun ondergoed begraven en, als het soldaten waren, dicht op elkaar in een massagraven gelegd; de grafschriften werden in een lelijk handschrift en met slecht houdende verf op onbewerkte houten planken geschreven. Goed (…) de mannen die sneuvelden in de strijd, in bossen, moerassen, ravijnen en in het open veld, bleven soms gewoon liggen. Zij werden door zand, droge bladeren en sneeuwstormen begraven." (V. Grossman, Leven en Lot)
Foto 5. Een foto genomen in januari 1942, aan het oostfront. Een Duitse soldaat buigt zich over een gedode Rus – te herkennen aan de 50mm mortier. Vaak werden de doden beroofd van kostbare bezittingen – een slechte gewoonte die overigens niet enkel was voorbehouden aan Duitse soldaten.
Foto 6. Officieren werden (vanzelfsprekend) als het even kon plechtig ter aarde besteld. Hier een opvallende foto van de opgebaarde Oberstleutnant Otto Egersdorfer – die waarschijnlijk een natuurlijke dood is gestorven op de Balkan.
Foto 7. Onbekende Duitse eenheden delven een massagraf.
Foto 8. Een bijzondere foto uit het album van ene Franz Josef Pleikner. Dit is het laatste zelfportret uit zijn fotoalbum. Enkele dagen later kwam hij te overlijden.
Foto 9. In het oorlogsfotoalbum van Frans Josef Pleikner is een brief toegevoegd die is verzonden aan zijn weduwe Ludmilla. Frans Josef, zo wordt vermeld, is een heldendood gestorven. Voor Führer, Volk en Vaderland.
Foto 10. Een foto van acht gehangenen. Waarschijnlijk zijn het partizanen die, ter afschrikking, op publieke plaatsen werden opgehangen. Tegen het einde van de oorlog, toen de Sovjets optrokken richting Berlijn, was de strop niet enkel bedoeld voor de vijand. Fanatieke nazi’s hingen Duitse burgers op aan bomen en lantaarnpalen als ze werden ‘betrapt’ op defaitisme.
Foto 11. Meer dan 5 miljoen Duitse soldaten overleefden de Tweede Wereldoorlog niet. Vele samenstellers van oorlogsfotoboeken sneuvelden ver van huis. Toch waren er genoeg soldaten die de oorlog konden navertellen (in 1939 telde de Wehrmacht immers meer dan 20 miljoen soldaten). De strijdmakkers van weleer troffen elkaar na de oorlog dikwijls op reünies en begrafenissen. Deze foto is in 1992 genomen. Het zijn voormalige Wehrmacht soldaten die de oorlog aan het oostfront hebben overleefd.
-
Maarten van Riel (1982) is historicus, schrijver en fotograaf en in het dagelijks leven betrokken bij het opsporen van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog bij Saricon.