Ongeveer een maand geleden besloot ik dat het tijd werd om een nieuwe koptelefoon aan te schaffen. Mijn oude exemplaar begon na tien jaar trouwe dienst uit elkaar te vallen; als ik ermee over straat liep moest ik mijn beide handen stevig tegen de luisterschelpen gedrukt houden, waardoor het eruit zag alsof ik constant auditie deed voor een schilderij van Edvard Munch.
Het proces dat tot de aanschaf van een nieuw product moet leiden begint heden ten dage met een korte verkenning op het wereldwijde web, om te zien wat er zoal op de markt is. Eigenlijk zou het simpel zijn, ik wist immers precies wat ik wilde. De koptelefoon moest solide zijn, zodat ik er weer minstens tien jaar plezier van zou kunnen hebben. Een mooi geluid was vereist. En het moest over de oren heen gaan, niet erin. Ik heb een lichte penetratieangst voor het gehoorkanaal, je moet zelfs met een wattenstaafje niet te dicht bij me in de buurt komen. Bovendien wantrouw ik mensen met oordopjes, vooral omdat ze een neiging tot joggen hebben. Joggen is de dood van alle schoonheid.
Na een nacht surfen voelde mijn aankoop verder weg dan ooit, maar wel wist ik opeens van alles over midst treble frequencies, stage sound synchronicy, neutral aural awareness, golden sound leakage, en punchy bassline seperator. Het leven zou nooit meer hetzelfde zijn.
De komende dagen en nachten bleef ik ronddolen op allerhande obscure fora, daarbij mijn gezin, werk, en mezelf verwaarlozend. Hoe meer informatie ik had, des te besluitelozer ik werd. Vooral de middelste van mijn drie eisen -het geluid- bleek nog niet zo eenvoudig te zijn als ik in al mijn naïviteit had bedacht. Ik was in netwerken beland geraakt van zogeheten audiofielen die met elkaar wedijverden om de perfecte sound, het hoogst esthetisch haalbare op het gebied van surround blessing.
Deze geluidsfetisjisten ging het niet zozeer om de muziek, hun dubbelgeïsoleerde hobbykamers waren ingericht met tonnen aan geluidsapparatuur om een platencollectie van een paar tientjes op af te kunnen spelen. Iemand kwam er zelfs met trots voor uit dat hij maar één album in bezit had, namelijk Dark Side Of The Moon, maar die had hij dan wel een stuk of zestig keer. De Japanse jubileumeditie uit 1992 was ideaal om dunne bedrading op uit te testen, terwijl de 5.2-bootleg-remaster het summum was voor het opwarmen van je pankinetische behuizingen.
Als ik tijdens deze dagen eens de deur uitging, kon ik alleen nog voorbijgangers bestuderen die van hun muziek aan het genieten waren, regelmatig in mijn vuist grinnikend om zoveel onwetendheid.
Ik wist dat het niet zo langer door kon gaan, ik moest een knoop doorhakken. Mijn oog was gevallen op een peperduur ondraagbaar gevaarte met oorkussen van flamingodons en ingelegde hoogfrequentiegeleidende diamanten. Niets dan lof las ik over dit model. "Deze engel ontmantelt tachtig procent van je muziekcollectie als slechte producties" was de slogan waarmee het werd aangeprezen. Met weemoed bekeek ik mijn stapel Daniel Johnston-bootlegs, die eigenlijk het mooist klinken op een vertrapte My First Sony. Tom Waits zei ooit dat de mooiste muziek van de radio komt die je buren op hebben staan en die bij jou door het keukenraam naar binnen vliegt (de muziek, niet de radio). Ik zal nooit meer door schoonheid overvallen kunnen worden. Nu ik de audiofiele weg was ingeslagen, was er geen weg meer terug. De neuroot in mij kon onmogelijk ontsnappen aan de drang naar het perfecte, ook als dat ten koste moest gaan van alles wat me lief was. Ik bestelde het ding.
Inmiddels weet ik dat als je een nieuwe koptelefoon hebt, je hem niet zomaar mag gebruiken. Je moet hem eerst tweehonderd uur blootstellen aan een cocktail van roze, witte en bruine ruis, om de frequenties wakker te masseren. Toch heb ik hem in een onbewaakt ogenblik even op mijn hoofd gezet, omdat ik de nieuwsgierigheid niet kon weerstaan. Ik luisterde naar Kid A, wat altijd mijn favoriete koptelefoonplaat is geweest. Nooit eerder was me opgevallen dat Thom zoveel foutjes maakt op zijn Rhodes, eigenlijk is het belachelijk slordig. Ook hoorde ik voor het eerst hoe producer Nigel Godrich heel luid zijn neus aan het snuiten is tussen een-minuut-veertig en twee-minuut-vijf van de titeltrack - dat nummer zal ik voortaan skippen.
Er kan mij niets meer wijsgemaakt worden, nu ik het perfecte geluid gevonden heb.