Hard//hoofd zoekt donateurs/kunstverzamelaars! Geniet je met enige regelmaat van onze artikelen? Ondersteun Hard//hoofd dan en hang ons aan je muur.
Mees' vriendin Jasmijn wil een wunderkammer inrichten in hun huis, met beelden die verwijzen naar Griekse mythologie, en schilderijen met dobberende vissers. Een kort verhaal over hoe ver je kunt gaan om een beetje avant-garde te blijven.
Als er iemand is die haar innerlijke rust nog niet gevonden heeft, dan is het mijn vriendin wel. Laatst stond ze midden in de woonkamer met een pot verf in haar handen, omdat ze vond dat de muren een andere kleur moesten krijgen.
‘Wat is er mis met de muren die we nu hebben?’ vroeg ik.
‘Alles,’ zei Jasmijn vol overtuiging. ‘Ik kan er niet van slapen.’
Dus hebben we de muren een mintgroene kleur gegeven. ’s Avonds kroop Jasmijn tegen me aan en zei ze dat alles goed was zoals het was. Maar ik wist dat het niet lang zou duren voordat zich een nieuw plan aan zou dienen.
Nu wil ze een wunderkammer in ons huis. Ik weet niet precies waar ze het idee vandaan heeft, alleen dat het er nu is en we er niet omheen kunnen. Ze wil er schilderijen ophangen, beelden plaatsen die verwijzen naar de Griekse mythologie en meer van dat soort onzin.
‘Al onze vrienden gaan het ook geweldig vinden,’ zegt ze nu we op de bank zitten. ‘Dan komt iedereen bij ons langs. Vind je dat niet leuk, Mees? Alsjeblieft, zeg nou wat!’ ze trekt aan mijn arm. Jasmijn heeft een uitzonderlijk talent om ieder belachelijk idee te transformeren tot iets dat geweldig lijkt. Zo was er die keer dat ze me als sumoworstelaar naar een verkleedfeestje stuurde omdat ze in haar Japan-fase zat. Ik heb het haar nooit helemaal vergeven.
‘Het lijkt me gewoon iets voor oude mensen,’ zeg ik. ‘En ik heb een stofallergie. Weet je nog?’
‘Het is juist avant-garde,’ zegt Jasmijn. ‘En van een paar schilderijen is nog nooit iemand doodgegaan.’
Twee uur later staan we voor de deur van een galerie in het centrum. De witte muren doen me denken aan de tandarts waar ik een ongemakkelijk gevoel van in mijn buik krijg. Maar Jasmijn zegt dat dit precies is wat ze bedoelde en ze trekt me mee naar binnen. Bij de balie staat een meisje met zwartgeverfd haar en een neuspiercing dat ongelukkig uit haar ogen kijkt.
‘Komen jullie voor het werk van Johan Sonnichsen?’ vraagt ze.
‘Ja,’ zegt Jasmijn. ‘We willen een wunderkammer in ons huis.’
‘Dat willen er wel meer,’ zegt het meisje achter de balie. Ik snap niet zo goed wat ze daarmee bedoelt. Alsof een wunderkammer inrichten een heel moeilijk proces is waar maar weinig mensen in slagen. ‘Willen jullie informatie?’ vraagt ze.
‘Ja,’ zegt Jasmijn.
Het meisje begint met monotone stem een folder voor te lezen.
‘Johan Sonnichsen was een Noorse schilder die leefde van 28 september 1952 tot en met 19 augustus 2015. Zijn werk wordt gekenmerkt door het abstract expressionisme. Thema’s die in zijn schilderijen nadrukkelijk naar voren komen zijn eenzaamheid, de nietigheid van de mens en de dood. Sonnichsen kwam om het leven tijdens een expeditie in Antarctica.’
‘Wat romantisch,’ zegt Jasmijn.
Het meisje kijkt Jasmijn met een uitdrukkingloos gezicht aan. ‘Alle schilderijen die hier hangen zijn te koop. Hebben jullie nog vragen?’
Die hebben we niet, dus haalt het meisje haar telefoon tevoorschijn als teken dat het gesprek ten einde is.
Ik weet niet zo goed wat ik van de schilderijen moet vinden. Op één schilderij dobbert een visser moederziel alleen op zee. Op een andere staat een groep houthakkers verdwaasd om zich heen te kijken in een bos met enorme dennenbomen. En dan is er nog het schilderij waar ik niet naar durf te kijken: een gewonde vrouw die door een gebombardeerde stad strompelt met haar handen om haar gezicht gevouwen, en haar mond die zich opent voor een schreeuw.
‘Misschien moeten we op zoek gaan naar iets vrolijks,’ opper ik.
‘Ik vind het fantastisch,’ zegt Jasmijn. ‘Er zit zoveel emotie in.’
Het is de dobberende visser geworden en hij hangt nu midden in onze voormalige studeerkamer die Jasmijn plechtig heeft omgedoopt. Op de deur heeft ze zelfs in sierlijke letters wunderkammer geschreven zodat het voor iedereen duidelijk is waar de kamer voor dient. Naast het schilderij staat een opgezette pauw die je met zijn glazen ogen nauwlettend in de gaten houdt, en op de grond ligt een Perzisch tapijt. Jasmijn heeft via internet nog meer schilderijen besteld, maar die moeten verscheept worden vanuit Japan. Als ze onze, champagne drinkende vrienden rondleidt, wiebelt ze van haar ene op haar andere been, als een enthousiaste kleuter.
‘De kunstenaar die dit heeft gemaakt kwam uit Noorwegen,’ ze wijst trots naar het schilderij. ‘Hij kwam om tijdens een expeditie naar Antarctica.’
‘Tragisch,’ zegt Hugo.
‘Romantisch,’ zegt Daphne.
Ik sta in de hoek van de kamer en drink mijn champagne. Ik neem mezelf voor gelukkig te zijn zolang Jasmijn dat ook is.
Nadat onze vrienden de deur uit zijn, vallen we uit vermoeidheid boven op elkaar in slaap. Misschien tolt mijn hoofd nog steeds wel van de alcohol als Jasmijn me een paar uur later wakker maakt, want ik heb even geen idee waar ik ben. Ze zit rechtop in bed en grijpt me vast.
‘Wat is er?’ vraag ik en Jasmijn kijkt me verward aan.
‘Ik droomde dat ik midden op zee zat,’ zegt ze. ‘Iemand had me vastgebonden, in een vissersbootje gestopt en de zee opgeduwd. Ik probeerde om hulp te roepen, maar ik was mijn stem verloren. Het was afschuwelijk.’
Het is heel even stil. Jasmijn kruipt tegen me aan.
‘Mees,’ fluistert ze. ‘Misschien wil ik wel geen wunderkammer meer.’
-
Gelukkig kun je ook zonder wunderkammer kunstverzamelaar worden:

Emma Stomp (1994) schrijft over alles wat haar fascineert: van vreemde Mexicaanse gezegdes tot aan de mooiste uren in je lichaam. Eerder studeerde ze sociologie aan de UvA, waar ze nu werkt als communicatiemedewerker. Ze is dol op Wes Anderson films en vintagekleding en heeft minstens zo’n grote koffieverslaving als Lorelai Gilmore.

Mieke Stuiver