Zijn filosofen kunstenaars of zijn kunstenaars filosofen? Of geen van beide? Hoort filosofie thuis in een boek of kunnen filosofen hun ideeën ook schreeuwen, op straat of in het theater? Kun je als filosoof eigenlijk een bijdrage leveren aan de maatschappij? En zo ja, bereik je de maatschappij dan met het geschreven woord of kun je beter iets bouwen? Of schilderen? Of zingen? In deze serie duikt Jente Hoogeveen, beeldmaker en derdejaars student filosofie, in het gebied tussen de kunsten en filosofie en onderzoekt zij alternatieve vertelvormen waarmee filosofen hun verhaal vertellen.
Deel III: De vermenselijking van dingen
Interview met Hella Godee en René van Bakel van Collectief Walden
In de filosofie kan de vraag naar 'wat iets is' altijd op reuring rekenen. Er heerst onenigheid over wat de mens is, wat vrijheid betekent en er zijn intellectuele vriendschappen verbroken over de vraag wat filosofie eigenlijk is. Om nog maar te zwijgen over zij die de vraag naar 'wat' iets 'is' überhaupt afkeuren. Maar niet alleen in de filosofie kan de vraag naar het 'wat' een onduidig antwoord opleveren, ook in de theaterwereld is dit soms het geval. Bijvoorbeeld bij Collectief Walden, het gezelschap dat ik vandaag interview voor het derde deel in deze zoektocht naar filosofische verbeeldingen.
‘We zijn geen theatergezelschap. Nee, wacht, schrijf dat maar niet op. We zijn in ieder geval geen acteurs. Dat is belangrijk, want als je wel met dat idee naar onze voorstellingen komt kijken, zal je teleurgesteld worden.’
Naar eigen zeggen zijn de vijf leden van Collectief Walden in ieder geval kunstenaars: een muzikant/bioloog, een mimespeler/scenograaf, een producent, een dramaturg en een filosoof, die samen performances en installaties maken op het snijvlak van kunst, filosofie en wetenschap. Het gezelschap is geboren vanuit de overtuiging dat wetenschap kunst kan inspireren en kunst wetenschap invoelbaar kan maken. Aan de oevers van het Amsterdamse IJ spreek ik twee van hen: Hella, de filosoof, en René, de mimespeler en scenograaf. Dit water is bekend terrein voor hen: op de NDSM-werf bouwde het collectief vorig jaar tijdens het Over het IJ Festival de aanzet tot een brug. Het publiek kon toen zowel mentaal als fysiek een sprong in het diepe wagen.
Hella: ‘We zijn ook een locatiegezelschap. We komen op een plek en dan onderzoeken we wat typerend is voor die locatie. Bij het IJ is er al 200 jaar discussie of er een brug naar de overkant moet komen of niet. Dat was aanleiding voor zowel de beeldende component - de brug dus - als een aanzet tot filosofisch nadenken: Kierkegaard en zijn idee over de sprong. Het idee dat een sprong een totale overgave is aan het niet weten wat die sprong je gaat brengen. Een brug daarentegen is een symbool van zekerheid: van houvast, commissies en planmatigheid. We hebben geprobeerd die twee zaken te contrasteren.’
Waarom vinden jullie het belangrijk om verhalen te vertellen in een multidisciplinaire vorm?
Hella: ‘Dat heeft te maken met dat invoelbaar maken van wetenschap en filosofie.’
René: ‘Als ik iets wetenschappelijks lees dan komt het vaak niet aan. Wetenschap heeft over het algemeen weinig emotionele waarde en blijft daardoor abstract. Het staat ver van mensen af. Het werkt dan goed om iets op een andere manier uitgelegd te krijgen: om iets te zien of te voelen.’
Op Oerol hebben we eens gezamenlijk een boom opgehesen. Waar een boom dus ook voor stierf. Mensen vonden dat heel heftig.
Hella: ‘Tijdens mijn studie filosofie ervoer ik een discrepantie: we kregen in de collegebanken vaak les over heftige en existentiële onderwerpen zoals liefde, angst en de dood bij bijvoorbeeld Heidegger, Kierkegaard of Nietzsche... Allemaal denkers die het hebben over wezenlijke en invoelbare ervaringen die je hebt als levend wezen, maar die op een totaal onpersoonlijke manier werden overgebracht of getoetst. Men beschouwde de theorieën met een bepaalde distantie, wat ergens ook goed is, maar daardoor blijf je de theorieën wel als theorieën beschouwen. Gedurende mijn studie heb ik een verlangen opgebouwd om iets te maken waardoor die theorieën meer direct ingrijpen en je ook ergens naar de keel vliegen. Omdat ik geloof dat dat is wat filosofie uiteindelijk moet doen: het moet je zo onder de huid gaan zitten dat je ervaart: “dit betreft ook mij”. René en Thijs (bioloog en muzikant red.) maken veel fysieke beelden: het gaat vaak in- of expliciet over een krachtenstrijd tussen natuur en mensen of een krachtenstrijd binnen de natuur of mensen. Op Oerol hebben we eens gezamenlijk een boom opgehesen. Waar een boom dus ook voor stierf. Mensen vonden dat heel heftig.’
Wat vonden mensen daar zo heftig aan?
René: ‘Mensen denken vaak niet na waar een tafel, een vloer of een stoel van gemaakt is. Of weten niet dat olie van planten komt. Als je dat soort zaken aandacht en tijd geeft dan vermenselijken die dingen. Mensen vonden het heel erg dat wij die boom hadden uitgegraven, terwijl heel het Oerol festival van hout is gemaakt. Zolang mensen het niet zien of niet herkennen is het prima, maar als ze het voor zich zien krijgt het een emotionele laag.’
Hella: ‘En als je vraagt waarom zulke verhalen belangrijk zijn... Voor mij is het van belang omdat je er niet meer aan kunt ontkomen op het moment dat iets fysiek of concreet wordt. Wanneer iets abstract blijft, blijft het ook ver weg. Een fysieke ervaring is onmiddellijk.’
Hoe reageert de academische filosofie op deze onmiddellijkheid?
Hella: ‘Zo'n vijf jaar werk ik nu bij Walden, en ik heb een bulk aan tekst gegenereerd. Ik wilde iets van die werkzaamheden meenemen als studiepunten voor mijn master, maar daar is blijkbaar geen enkele mogelijkheid voor. Ik ervaar een harde grens tussen academische en niet-academische filosofie. Voor een deel kan ik die begrijpen, maar mijn gevoel is ook dat de filosofie probeert aan een wetenschappelijke standaard te voldoen die, hoewel deels goed, er ook voor zorgt dat ze iets verliest van haar brutaliteit en een vooruitziende blik. Dat ze zichzelf in een harnas dwingt, waarmee ze zichzelf soms te kort doet.’
René: ‘Dat klinkt heel jammer.’
Hella: ‘Dat is het ook echt. Het ligt er ook aan wat je opvat als filosofie. Ik vind het een belangrijke taak van de filosofie om in de wereld en in de werkelijkheid van nu te kunnen doen wat ze kan. Kunst is daarvoor volgens mij een goede vorm. Het ligt er wel aan wat voor jou filosofie is. Ik denk dat iemand die een researchmaster logica doet echt een andere opvatting heeft van wat filosofie is dan iemand die er theater mee maakt.’
Vinden academici de taal gericht op het algemene publiek wellicht ook niet 'filosofisch' genoeg?
Hella: ‘Het werk dat we maken is inderdaad gericht op een lekenpubliek, dus wat dat betreft voldoet het niet aan de eisen van de universiteit. Tegelijkertijd is een van de belangrijkste dingen die je leert als filosoof om een helder, goed beargumenteerd en goed gestructureerd verhaal te houden. Om iets dat heel complex is zo eenvoudig mogelijk te kunnen verwoorden. Dat zijn bij uitstek vaardigheden die ik geleerd heb met Walden.’
Zoals jullie eerder aangaven doen jullie veel onderzoek naar locaties en concepten. Wat is het verschil tussen filosofisch-, wetenschappelijk- en beeldonderzoek? En hoe ziet de wisselwerking tussen de manieren van onderzoek eruit?
René: ‘Soms kan ik een beeld in mijn hoofd hebben dat ik graag wil maken. Dat lijkt dan nergens vandaan te komen, maar als Hella gaat schrijven komen beeld en tekst vaak tot een kloppend concept. Waarom gaan we deze richting in? Hoe kun je er anders naar kijken? Soms gaat het ook andersom: dan komt Hella met een interessant idee en geef ik het een fysieke vorm. Uiteindelijk is tekst wel een belangrijke ondergrond om op te kunnen bouwen.’
Hella: ‘Als René met een beeld komt, probeer ik associaties te maken met filosofische thema's. Vervolgens doe ik literatuuronderzoek. Wat dat betreft is de methode wetenschappelijk. Alleen komt er geen tekst met voetnoten uit. De output is literairder dan de droge taal van een paper.’
René: ‘Beeldonderzoek daarentegen is een heel andere manier van onderzoeken. Of nou ja, onderzoeken....’
Hoe zou jij het dan noemen?
René: ‘Tja, ik vind het gewoon leuk om hele grote objecten om te draaien, te laten bewegen en dan te kijken hoe dat eruit ziet. Zonder elektriciteit, met mensenkracht en katrollen. Zoals een boom uitgraven en weer ophijsen. We proberen dan eerst van alles, soms werkt een beeld wel en soms niet. Beeld moet je zien. Je kunt het niet theoretisch bedenken zoals in de filosofie.’
Zou een werk voortkomend uit wetenschappelijk of filosofisch onderzoek ook zonder tekst gepresenteerd kunnen worden?
René: ‘Het verschilt per werk denk ik. Als mensen een heel groot blok ijs op hun schoot zien smelten - zoals bij onze installatie in De Brakke Grond tijdens het Brainwash festival - maken ze denk ik vrij snel zelf allerlei connecties met actuele thema's, maar bij een concept als “tijd” in onze voorstelling Windstilleven, die wij vorig jaar op Oerol speelden, is het wel fijn om wat meer uitleg in woorden te hebben. Om het zo vanuit meer perspectieven te kunnen zien.’
Hella: ‘Het maakt ook verschil of hetgeen we maken meer naar een voorstelling neigt of meer naar een installatie. Het smeltende ijs kan goed op zichzelf staan: het is performatief en het neemt tijd. Het werd ook gedragen door iemand; door ons of iemand uit het publiek, maar het heeft niet op eenzelfde manier een narratief als bijvoorbeeld Windstilleven. Bij voorstellingen hebben beeld en verhaal een gelijkwaardige rol, maar we hebben ook werken waarbij het beeld meer leidend is.’
Op dit moment zit het collectief in een lange periode van onderzoek naar energie. Hun nieuwste voorstelling - of eigenlijk een samenstelling - HET VERBAND VAN ALLES MET ALLES zal deze zomer in première gaan op Oerol. Warmte en de invloed die ons energieverbruik heeft op het landschap staan hierin centraal. De verhouding tussen mens en natuur dus, een thema dat vaker in hun werk terug komt.
Tot slot, hoe belangrijk vinden jullie het om mensen daadwerkelijk tot verandering aan te zetten wat betreft de omgang met onze omgeving?
Hella: ‘Volgens mij is er een verschil tussen activisme en activeren. We zijn geen activistische kunstenaars, dat willen we in ieder geval niet zijn. We zeggen niet dat dat iets slechts is. Wat we wel proberen is fascinatie te wekken voor een materiaal of een plek. Wat we in ieder geval doen is onszelf activeren door te onderzoeken en werk te maken met de nadruk op het fysieke, het beeldende en het kennismaken met dat wat vaak aan het zicht onttrokken is. Vanuit daar hoop je dat mensen geactiveerd raken om er ook zelf over na te denken.’
De voorstelling HET VERBAND VAN ALLES MET ALLES is de zomer te zien tijdens Oerol en het Over het IJ Festival. Voor meer projecten van Collectief Walden zie:
www.waldencollective.org