Uschi Cop schreef een claustrofobische verhalenbundel over zes levens die getekend zijn door een verlangen naar zingeving. De sofaconstante is een voorpublicatie van een van die verhalen uit haar bundel Zwaktebod, verschenen bij Wintertuin.
‘Zwevegem? Kunstverzamelaars?’ Karel keek Sammy niet-begrijpend aan. Ze zaten aan de formica keukentafel van Sammy’s kleine duplexappartement: Karel, zijn tweelingbroer, en diens vriendin Laurien en Sammy zelf. De tv stond aan en Karel praatte luid om de fitnessinstructeurs te overstemmen. Elke ochtend om kwart over tien was er Nederland in Beweging. Sammy deed niet mee, maar genoot van het idee dat er zoveel andere mensen in hun woonkamer de maat aan het houden waren.
Sammy haalde zijn schouders op en schonk de koffie in de kopjes. Laurien tilde er een op en keek aandachtig naar een vlekje op de rand van het porselein.
‘En wat houdt dat project dan precies in?’ vroeg zijn broer. Karel verwachtte waarschijnlijk cijfertjes en specifieke doelstellingen. Hij werkte voor een trendy onlinebank, Sammy vergat steeds wat hij daar precies deed, iets met cryptocurrency of crisisaandelen.
‘Het is uiteindelijk een zoektocht naar het niets, het niet-denken. Het ontkennen van het ik om een nieuw bewustzijn te creëren, begrijp je?’ Sammy schikte de gerookte ham, de salami en sneetjes oude kaas die Karel en Laurien hadden meegebracht op een groot bord en legde de pistolets in een schaal. Hij opende de koelkast en liet zijn blik over de schamele inhoud glijden: een restje spaghetti bolognese van een paar dagen geleden, een halve bol mozzarella en twee eieren. Hij zette een pan water op het vuur. ‘Uiteindelijk leidt het tot het uitbannen van negatieve emoties, want er is geen ik om die te voelen, en dus ook van alle manieren waarop mensen die negatieve emoties proberen op te heffen: agressie, lethargie, verslaving.’ Sammy probeerde dat laatste woord zo nonchalant mogelijk uit te spreken. Hij stak wat wierook aan om de geurtjes van beslapen bed en ongewassen lijf te verjagen.
Het was zo’n dag waarop zijn ik zich zou opdringen aan zijn bewustzijn, een dag waarop het risico bestond dat zijn voorkeuren en persoonlijkheid zijn woorden en acties zouden bepalen
Een half uur geleden had hij zich nog gewenteld in die geur: dierlijk, maar rond, met iets van geroosterde kastanjes. De dekens hadden die opgezogen tijdens de nachten en dagen in bed, alsof hij een cocon had gesponnen die niet langer van zijn eigen lichaam te onderscheiden was. De inkapseling maakte het mogelijk steeds verder van zichzelf weg te gaan. Urenlang kon hij zo liggen, zich leegmakend door te focussen op de priemgetallen, op de aard van zwarte gaten, of op de mogelijke levenspaden van de persoon die het patroon van het behangpapier had ontworpen. Als hij maar geen meningen of oordelen vormde. Als dat lukte, zette hij de radio aan en herhaalde zo snel mogelijk alles wat er gezegd werd. Het faalde nooit: het niets kwam in zicht, steeds meer en meer. Vandaag zou anders moeten lopen. Het was zo’n dag waarop zijn ik zich zou opdringen aan zijn bewustzijn, een dag waarop het risico bestond dat zijn voorkeuren en persoonlijkheid zijn woorden en acties zouden bepalen. ‘Ik begrijp weer niets van wat je zegt,’ zei zijn broer, terwijl hij aan een grote zegelring draaide die om zijn linkerringvinger zat. De ring die hij van hun vader had geërfd, zag Sammy, aan hem had pa slechts een zwakte voor alcohol nagelaten. ‘Hoezo je “ik” opheffen? Klinkt als sektarisch gedoe.’
Sammy negeerde hem en legde de twee eieren in het kokende water. Dagen als vandaag brachten het project in gevaar, maar het maandelijkse bezoek was niet te vermijden. Het was gewoon pech dat net nu de droom weer was teruggekomen. Die ging altijd hetzelfde: hij moest nodig naar het toilet, maar vond geen plek om zijn behoefte te doen. Een enorme massa gezichtloze mensen, elkaar verdringend voor rijen hokjes met de voeten in de stront. Als hij er eindelijk in slaagde zich naar voren te wurmen en een deur open te trekken, bolden de uitwerpselen hoog boven de pot uit. Eroverheen hurken had hij meermaals geprobeerd, maar zonder succes. De frustratie maakte de droom lang en uitputtend en leek hem te herinneren aan iets wat hij vergeten was te doen. Wanneer hij ontwaakte, had hij steevast last van opstopping en het ergste: hij voelde zich emotioneel. ‘Emotioneel zijn’ was een ongemak dat hij lang voor het project uit zijn wakende leven had proberen bannen. Het waren vaak gefrustreerde pogingen. Zijn sponsor bij na zei dat hij het woord ‘emotioneel’ te vrijblijvend hanteerde. Volgens hem zou hij de emotie preciezer moeten definiëren om er ook daadwerkelijk iets aan te kunnen doen. Maar emotionaliteit was voor Sammy niet per se gelinkt aan een afgebakende emotie. Het was eerder een staat van zijn, een knagend onbehagen, van nood tot actie zonder een duidelijk doel: iets wat, eens het er was, slechts door alcohol écht opgelost kon worden.
‘Verzamelaars. Waar ontmoet je dat soort mensen? Het zijn toch geen West-Vlamingen? Ik bedoel geen échte…’ Zijn broer lachte, het klonk als een kuch.
Sammy haalde de eieren uit het water. Brunch. Het was hun woord, dat van Laurien en zijn broer. Sammy had heel even overwogen om hen in zijn slaapkamer te ontvangen, liggend op het bed, hun geeuwend het bijzettafeltje toe te schuiven, waar hij al weken zijn ontbijt, lunch en avondeten hield. Maar zijn broer had geen geduld voor wat hij luieren noemde, en het bezoek zou gewoon langer hebben geduurd. In plaats daarvan was Sammy traag op zijn buik gerold, had het deken van zich laten afglijden. Daarna had hij behoedzaam, wennend aan het verticale – staan, lopen – zijn weg naar beneden gezocht. Nu was hij kaarsrecht op zijn stoel gaan zitten om niet meer argwaan dan nodig te wekken.
‘Hoeveel betalen ze je?’ vroeg zijn broer. Sammy staarde naar het eigeel dat was blijven hangen in zijn snor. Laurien was minder gulzig. Ze kneep haar lippen op elkaar, het pellen van haar ei leek eeuwen te duren. Wat was ze mager. Mensen die niet aten, Sammy vertrouwde ze niet. Het was verdacht als je zo ver van je eigen lichaamsfuncties verwijderd was.
Deze gedachten brachten hem op gevaarlijk terrein, hij voelde het hele project trillen en kraken onder Karels verwijtende blik en Lauriens stilte
‘Hallo!’ Zijn broer wuifde met zijn hand voor Sammy’s gezicht.
‘400 per week.’
‘400 euro per week?’ Hij legde de klemtoon op het woord euro, waar Sammy echt naar van werd. ‘400 euro per week om in je bed te liggen en niets te doen?’ Karel keek naar Laurien voor bijval, maar die tuurde naar haar bord, schijnbaar druk bezig steeds hetzelfde stukje pistolet met boter te besmeren.
‘Dat niets is discutabel, dat is juist het onderwerp van mijn onderzoek.’ Sammy zocht in de zakken van zijn kamerjas en voelde de rol plakband. Hij begon onder de tafel heel nauwkeurig de vingers van zijn linkerhand met plakband te omwikkelen. Het was moeilijker dan gedacht. Telkens wanneer hij dacht de juiste lengte gevonden te hebben, bleek het toch net te lang of te kort om rond een vinger te passen. Het was onschuldig, het was onnuttig, het was niets. ‘Het is zoals met de sofaconstante.’
‘De wat?’
‘De sofaconstante,’ herhaalde Sammy. ‘Dat is de grootst mogelijke oppervlakte die zonder vervorming door een L-vormige gang kan verplaatst worden. Het exacte getal is nooit gevonden. En toch houden sommige mensen zich daar elke dag mee bezig. Het is iets, maar het is ook niets, snap je.’
Lauriens stem klonk onverwacht helder: ‘Eigenlijk is het niet zo verschillend van wat jij doet, Karel. Jij handelt toch ook in niets, in constructies. Je zegt toch steeds: “Het geloof in aandelen is het enige dat hun waarde in stand houdt.”’ Sammy kon een grinnik niet onderdrukken, ook al had ze niet echt gelijk. Die constructies bestonden slechts bij de gratie van de opgeblazen ego’s van de klanten en de verkopers. Zijn streven was precíés het tegenovergestelde.
Karel negeerde zijn vriendin, zuchtte en wreef met zijn ene hand over zijn andere, begon toen weer aan zijn ring te draaien. ‘Ik ben al blij dat je bent gestopt met die pillen, dat je een inkomen hebt. Je weet dat het de laatste keer was… Wij hebben ook de afbetaling van ons huis en iemand moet zorgen voor moeder terwijl jij je spelletjes speelt.’ Zijn knokkels waren rood en zijn huid heel erg wit. Toen ze klein waren, konden mensen hen niet uit elkaar halen. Maar close waren ze nooit geweest, het dichtst bij een moment van connectie kwamen ze toen hun vader hun hoofden tegen elkaar had geslagen. Nu leek hij wel een andere diersoort, met die priemende ogen, dat kalende hoofd en die pafferige armpjes en beentjes. Het was een inkijk in hoe Sammy had kunnen zijn en het beviel hem niet. Deze gedachten brachten hem op gevaarlijk terrein, hij voelde het hele project trillen en kraken onder Karels verwijtende blik en Lauriens stilte en hij focuste weer op het plakband en zijn vingers.
Een kwartier later had Sammy geïnformeerd naar moeder (hoofdpijnen, nieuwe gordijnen), naar Karels werk (druk, nieuwe collega’s die er niets van bakten) en Lauriens aquarellessen. Het plakband was al enkele keren succesvol rond zijn vinger gewonden en weer opgerold. Toen zijn broer over het weer begon – ‘Lang niet zo’n droogte gehad’ – was het sterker dan hijzelf.
‘Lang niet zo’n droogte gehad,’ herhaalde Sammy.
‘Wat zeg je?’ zei zijn broer.
‘Wat zeg je?’ herhaalde Sammy.
‘Ik begrijp niet wat de bedoeling is.’
‘Ik begrijp niet wat de bedoeling is,’ zei Sammy bijna gelijktijdig met zijn broer. ‘Excuseer me een momentje,’ liet hij er snel op volgen en hij schoot de trap op. Net op tijd had de hoge nood zich aangekondigd, hij wist oprecht niet of hij anders zichzelf had kunnen stoppen. Sammy probeerde het gevoel van de droom terug op te wekken om zo veel mogelijk bevrediging uit zijn toiletbezoek te halen. De badkamer was nog zo’n plek waar hij voor het project veel tijd doorbracht. Het was er benauwd, net voldoende ruimte voor een douche, een wastafel en een toilet. Sammy liet zijn kledingstukken een voor een op de grond vallen. Hij kleedde zich helemaal uit, zoals hij dat altijd deed voor een grote boodschap. Het voelde puurder, natuurlijker. Voor hij op de bril kon gaan zitten, ging de deurklink naar beneden en daar stond Laurien. Bleek en tenger. Sammy deed een stap opzij en greep naar het washandje dat op de wastafel lag. Hij probeerde zichzelf te bedekken, maar Laurien leek niet echt te registreren dat hij naakt was. Ze deed een stap naar voren.
Ze maakte een weids gebaar, trok met haar ene arm een halve cirkel rondom zich. Het leek Sammy een mooi gebaar om eens over na te denken. Alles. Niets.
‘Sammy, het lukt niet meer,’ zei ze.
‘W… wat?’
Ze maakte een weids gebaar, trok met haar ene arm een halve cirkel rondom zich. Het leek Sammy een mooi gebaar om eens over na te denken. Alles. Niets. Sammy keek haar onderzoekend aan. Ze was een ander iemand dan de persoon die naast zijn broer had gezeten, kleurig, expressief, trillend van het leven. Abrupt liet ze zich op de toiletpot zakken, haar hoofd zakte in haar handen.
‘Heb jij dat ook? Het kan in de supermarkt gebeuren of op straat. Ineens ben je onbeweeglijk, de tijd staat stil. Ik heb geen idee welke gedachten er dan door me heen gaan. Misschien wel geen. Ik voel me leeg. Als ik zou bewegen, zou het moment voorbij zijn, zou mijn lichaam weer levend worden. En dat wil ik niet. Ik wil er niet zijn.’ Ze stootte een vreemde klank uit.
Sammy knikte, maar hij had geen idee waar ze het over had. Laurien zag hem niet, ze keek naar de vloer. ‘Soms kan je zo zeker zijn dat je voor altijd stil zal hangen, en dan, een paar minuten later, ben je, hopla, zo weer in beweging. Geen idee hoe, maar je ene voet bewoog, dus je andere ook.’ Ze keek hem verwachtingsvol aan, maar Sammy kon de inhoud van de verwachting niet peilen.
Zijn geest zocht naar iets betekenisvol. Iets. Een iets dat haar waardig was. ‘Soms plas ik in de wastafel. Uiteindelijk is een afvoer ook maar een afvoer,’ zei hij. Laurien lachte schel en hard. Ze stond op en nam zijn gezicht in haar handen, zijn rechteroor zat geplooid tussen haar handen en zijn hoofd, haar vingernagels duwden in zijn slapen.
‘Denk je dat ze hem ooit zullen vinden?’ Ze kuste zijn lippen. Zacht. Ze rook naar zeep en rozenwater, hij stelde zich voor dat ze op haar beurt zijn nestgeur rook. Het was interessant die geur te delen met iemand.
‘Wat?’ vroeg hij.
Ze knipperde met haar ogen. ‘De sofaconstante, natuurlijk.’
Even dreigde er iets doorboord te worden door haar weeïge geur, haar nabijheid, maar ze liet hem los. ‘Sam,’ zei ze, haar ogen schitterden ‘je weet dat dat project van je gedoemd is te mislukken, toch?’
Toen Sammy eindelijk op de bril kon gaan zitten, had alles zich weer diep in zijn lichaam teruggetrokken.
Aan tafel was Laurien opnieuw beige en vlak. Het gezicht van zijn broer stond nog steeds even chagrijnig, zijn nagels tikten ritmisch op tafel.
‘400 euro,’ zei zijn broer opnieuw, hij floot tussen zijn tanden en draaide aan zijn ring. ‘Vind jij dat je dat verdient?’
Sammy ademde diep in. ‘Geld is relatief. Vraag en aanbod, daar is volgens jou toch alles op gebaseerd?’
‘Juist, maar hoe gek moet iemand zijn om nét jou dat bedrag te geven. Weten ze ervan?’
Sammy keek zijn broer aan, elke seconde voelde aan als een minuut.
‘Van je probleem, bedoel ik.’ Karel maakte een drinkgebaar.
Met een klap legde Sammy beide handen op tafel. ‘Goed, deze brunch eindigt hier. Ofwel herhalen we deze farce volgende maand, ofwel sla ik je nu op je neus en ben je van al die vervelende verplichtingen af. Ik heb veel meer zin in dat laatste. Wat jij?’
Karels gezicht leek plots van was, hij keek naar Laurien, die voor zich uit staarde, en keek dan weer naar Sammy. ‘Is dit een van jouw onnozele grappen misschien?’
In één beweging gooide Sammy de tafel omver, eierdopjes, toast en lepels vlogen door de lucht. Woede, dacht Sammy, dit is duidelijk woede, en hij greep zijn broer bij zijn jasje en sleepte hem naar de voordeur. Sammy keek om naar Laurien. Een vrouw op een stoel zonder tafel, rondom haar de overblijfselen van een poging tot beschaafdheid. Een leeg moment inderdaad, maar toen nam Sammy de ringvinger van zijn broer, stak deze in zijn mond en zoog met behulp van zijn tanden de ring zijn mond in. Toen hij de arm van Karel losliet, verloor die zijn evenwicht. Hij struikelde over de drempel naar buiten, maar viel niet. Sammy slikte en hij voelde hoe het ronde, koude metaal zijn slokdarm ingleed. Ook Laurien was weer in beweging gekomen, hij zag haar opstaan van haar stoel, de kruimels van haar broek vegen. Plots vulden allerlei complexe gedachten Sammy’s hoofd, voelde hij zijn hele lichaam praten met stemmen die hij al jaren niet had gehoord. Het niets verdween buiten zijn bereik, zijn ik zwol aan. Toen Laurien langs hem heen door de voordeur naar buiten liep, dichtbij genoeg zodat hij haar geur weer kon opsnuiven, ontspande zijn sluitspier. Hij wist dat hij voortaan naar die 400 euro per week zou kunnen fluiten.
Uschi Cop (1988) is schrijver, literair curator en doctor in de taalpsychologie. Tien jaar geleden verhuisde ze naar Brussel en werd verliefd op de stad. In zintuiglijk en scherp proza belicht ze thema’s zoals rouw, feminisme, machtsrelaties in intimiteit en het creatieproces. Begin 2021 richtte ze Hyster-x op, een Belgisch makerscollectief voor vrouwen en non-binaire personen. Uschi zit in het talentontwikkeltraject van Wintertuin.
Rein Klomp is een illustrator en autonoom kunstenaar uit Utrecht. Zijn werk ontstaat altijd vanuit snel, los lijnwerk; schetsen zijn er nagenoeg niet. Het toegepaste werk bestaat uit een eclectische mix van vervreemding en speels ongemak. Hierdoor krijgt het eindwerk een organische flow. Zijn autonome werk richt zich meer op abstracte figuratie. Met een herkenbaar beeldelement als ingang, om het vervolgens voor de kijker open te laten voor vrije interpretatie. De maker plaatst zijn recente werken voornamelijk op sociale media (instagram).