Een baan: misschien heb je er één, misschien niet. Die van anderen lijkt vaak leuker. Vroeger dacht je dat het heel wat was, als je ouders naar kantoor gingen. Nu zit je er zelf en realiseer je je dat iedereen maar wat doet. Hard//hoofd gaat op zoek naar wat dat nu precies is, een carrière.
Deel II: Anne Wijn maakte een carrièreswitch: van journalist naar verpleegkundige. De verantwoording die ze daarvoor moest afleggen aan haar omgeving en aan zichzelf verbaasde haar niets en dat verbaast haar. Hoe vrijdenkend zijn we als het op onze carrière aankomt?
‘Ik ben aan het kijken naar een studie verpleegkunde. Ik weet niet, het trekt me wel of zo.’ De afgelopen tien maanden hebben voor mij in het teken gestaan van deze zin. Ik ben afgestudeerd op de moderne geschiedenis van de islamofobie in Nederland. Meerdere journalistieke stages en projecten sieren mijn cv. Mijn vrienden zijn al jaren in de vaste overtuiging dat ze de nieuwe hoofdredacteur van de The New York Times voor zich hebben. En dan dit.
‘Ik ben aan het kijken naar een studie verpleegkunde. Ik weet niet, het trekt me wel of zo.’
Tijdens mijn toelatingsproces voor de selectieve master Journalistiek en Media aan de UvA begon de twijfel. Mijn liefde voor het geschreven woord, voor de verbindende kracht die goede media kunnen hebben, voor intellectuele uitdaging en hard werken stonden en staan buiten kijf. Maar de competitieve sfeer die de journalistiek eigen is geworden, de grote ego’s, het ellebogenwerk en de druk om altijd de vlotste en scherpste mening zo snel en hip mogelijk te formuleren joegen mij diep van binnen angst aan en ik begon het idee dat ook ik zo hard zou moeten gaan schreeuwen steeds oncharmanter te vinden.
Ik zette een klein deurtje open voor een uitvlucht: de zorg. Naast mijn studie heb ik jaren in de thuiszorg gewerkt. Ik heb schoongemaakt en uiteindelijk ook gewassen, gevoed en verzorgd. Met heel veel plezier, maar altijd met het idee: ‘dit is niks voor mij, ik ga een flitsender toekomst tegemoet.’ Werk in de zorg kenmerkt zich door zaken die tegenovergesteld zijn aan werk in de journalistiek. Het is veel samenwerking, gericht op de ander. Ego is van weinig waarde en je hoeft niet over lijken te gaan om iets voor te stellen.
‘Oh nee joh’, zei ze, ‘dat is niks voor jou. Jij bent veel te slim en je hebt veel te veel ambitie.’
Stiekem begon ik erover te fantaseren hoe het zou zijn om verpleegkundige te worden. Stiekem, want ermee naar buiten treden vond ik doodeng. De eerste keer dat ik er voorzichtig iets over zei was tijdens een etentje met vriendinnen. Ik was alleen met een van hen aan het afwassen en ik vertelde over mijn twijfels. ‘Ik ben aan het kijken naar een studie verpleegkunde. Ik weet niet, het trekt me wel of zo.’ ‘Oh nee joh’, zei ze, ‘dat is niks voor jou. Jij bent veel te slim en je hebt veel te veel ambitie.’
De maanden die volgden bleken zowel interessant en leerzaam, als frustrerend en ingewikkeld. Hoe zekerder ik gevoelsmatig werd van mijn switch, hoe lastiger het werd me te presenteren naar mijn omgeving. Want die buitenwereld, hoe lief en bezorgd ook, bleek niet zo open te staan voor mijn verandering van identiteit.
Ik had geregeld het gevoel me te moeten verantwoorden. Ik was toch ambitieus, intelligent en noem maar op? Ik had toch jaren geroepen de journalistiek in te willen en niets anders? Ik had er toch al mijn pijlen op gericht? Waarom overwoog ik dan in godsnaam plotseling een hondenbaan in de zorg, waar mijn talenten sowieso niet ten volste benut zouden gaan worden? Deze vragen stelde ik ook constant aan mezelf. Ik vond het eng om iets te doen dat niet begrepen werd. Oncomfortabel en onveilig. Maakte ik nu echt zo’n vreemde stap?
In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw ontwikkelde de Canadese socioloog Erving Goffman een simpele theorie over sociaal wenselijk gedrag. Hij stelde dat mensen in een sociale context gebonden zijn aan allerlei onzichtbare gedragsregels, waarvan de belangrijkste is dat men zich als individu te allen tijde aan de sociale norm moet aanpassen. Een individu dat die regel schendt door iets ‘vreemds’ te doen wordt gestraft: hij of zij wordt gezien als ‘gek’, als niet helemaal honderd. Het onaangepaste gedrag wordt verklaard vanuit het individu: hij of zij doet vreemd, de sociale norm valt niet te betwisten.
Mijn breaching experiment bracht een berg aan sociale normen aan het licht
De Amerikaanse socioloog Harold Garfinkel zette dit idee om in een sociaal experiment, dat bekend is komen te staan als breaching experiment: een individu doet iets wat gevoelsmatig tegen de sociale norm is, om zo die sociale norm expliciet te maken. Garfinkel gaf zijn studenten allerlei opdrachten mee: ‘hallo’ zeggen aan het einde van een gesprek, onderhandelen over een vaststaande prijs in de supermarkt, veel te dicht bij iemand gaan staan tijdens een conversatie. De manier waarop mensen zouden reageren op het breken van de sociale normen zou veel zeggen over de regels waar mensen elkaar elke dag impliciet mee benaderen en waar je je dus aan dient te houden.
Mijn breaching experiment bracht een berg aan sociale normen aan het licht, de een nog opmerkelijker dan de ander, maar allemaal even dwingend.
Je moet het pad volgen dat je bent ingeslagen, anders is het zonde. Switchen van carrière moet je heel goed overdenken, anders handel je impulsief. Impulsief handelen is slecht.
Als je slim bent, moet je academisch onderwijs volgen. Academisch onderwijs heeft een hogere status dan beroepsonderwijs. Creatief werk heeft een hogere status dan niet creatief werk. Verpleegkunde is niet creatief. Je moet gaan voor de hoogst mogelijke status.
Verpleegkunde is werk met je handen. Werk met je handen is geen intelligent werk. Je moet ambitieus zijn. Verpleegkunde is geen ambitieuze studie. Journalistiek bedrijven is heel ambitieus. Als je niet je ambitie volgt, volg je je angst. Als je je angsten volgt, kies je voor veiligheid. Kiezen voor veiligheid is een zwaktebod. Verpleegkunde is niet moeilijk. Je moet het jezelf moeilijk maken, anders is het zonde.
Mijn vriendje begon me liefkozend een cursist te noemen
Mijn vriendje begon me liefkozend een cursist te noemen. En ik kon er om lachen, want ja, het was allemaal ook wel heel grappig, deze rare paardensprong van mij. Zie hier: het individu doet iets wat tegen de sociale norm is, en iedereen, inclusief het individu zelf, verklaart dat vanuit de gekkigheid van het individu, niet vanuit de misschien ook wel heel vreemde sociale normen.
Ik heb altijd in de naïeve veronderstelling geleefd dat links-intellectuelen zich niet zo makkelijk laten leiden door opgelegde normen en waarden. Dat er een duidelijke scheiding bestaat tussen mensen die graag voor zich laten denken, of die niet anders kunnen dan regels volgen die voor ze bedacht zijn enerzijds en mensen die kritisch zijn op die regels anderzijds. De links-intellectuele omgeving waarin ik ben opgegroeid ziet zichzelf in het algemeen graag als van het vrij denkende, zelf-reflectieve soort dat open staat voor alles wat anders is, wat afwijkt van het zelf. Maar ook mijn hoogopgeleide, grootstedelijke vrienden en familie bleken vol te zitten met vanzelfsprekende regels, waar ik blijkbaar als een olifant in een porseleinkast doorheen banjerde.
Ik bleef me verantwoorden, tegenover met name mensen die dichtbij me stonden
Maanden hield ik mijn keuze in het midden. Ik deed toelating voor de master Journalistiek en tegelijk voor een leerwerk-opleiding Verpleegkunde in een ziekenhuis in Amsterdam. Ik werd bij beide aangenomen. Ik bleef mijn keuze uitstellen. Ik bleef me verantwoorden, tegenover met name mensen die dichtbij me stonden. Hun beeld van mij moest honderdtachtig graden gekanteld worden en ook al bleef iedereen vriendelijk en invoelend en probeerden ze het te begrijpen, ik voelde dat ik mezelf buiten de norm plaatste.
Ik begon me te verzetten, ik begon me te ergeren. Ik begon in te zien dat ook ik leefde in een kader van regels waar ik moeilijk uit kon komen. Ik had altijd geleerd dat mijn hart volgen het belangrijkste was in het leven, maar nu ik een keuze vanuit mijn hart wilde maken, botste ik tegen de grenzen van de vrijdenkendheid aan. Hoe slim je ook bent, hoezeer je ook wil openstaan voor alles en iedereen, ook voor jezelf, iedereen leeft volgens opgelegde sociale regels en wie daar uit wil breken, moet sterk in zijn of haar schoenen staan. Dat is niet erg, maar het is wel zo.
Uiteindelijk koos ik voor verpleegkunde. Uit overtuiging, maar ook uit rebelsheid. En met allerlei voorwaarden natuurlijk. Ik word geen gewone verpleegkundige, ik word heel erg goed. Misschien word ik wel arts, of anders op zijn minst verpleegkundig specialist. Heel hard werken is dat, je komt er echt niet zomaar. Je moet ambitieus zijn en jezelf bewijzen. Je moet heel veel kennis hebben, maar ook een eigen stijl, je moet uitblinken. Je moet je enorm verdiepen en er zijn veel mensen die het willen, dus het is best wel ellebogenwerk.
Jee, ik hoor er weer bij.
Anne Wijn was Hard//hoofd-redactielid. Ze kon niet kiezen tussen journalistiek en verpleegkunde en probeert die twee nu maar te combineren.
Elzeline Kooy is een illustrator/striptekenaar, wonend en werkend in Rotterdam. Haar werk kenmerkt zich door een tikkeltje onhandige lijn en surrealistisch kleurgebruik. Elzeline wordt hierbij geïnspireerd door situaties die zij in haar dagelijks leven observeert.