‘Misschien ben je depressief’ zegt mijn moeder.
Ik hoor hoe ze drie slokken water drinkt. Kloek, kloek, kloek. Vroeger kreeg ik daar kippenvel van.
Het licht van mijn wekker schijnt de kamer in. Ongeveer twee uur slaap achter de rug, nog drie te gaan voordat het alarm afgaat. Ik stap uit bed met de telefoon tegen mijn oor gedrukt, knip het schemerlampje naast mijn bureau aan en pak de droppot. Al dagen eet ik niks anders dan dubbeldropjes.
‘Hallo?’
Mijn moeder klinkt altijd streng, ook als ze gefeliciteerd zegt of een toost uitbrengt omdat ze zo trots is op haar dochter.
‘Saar? Het is maar een theorie’
‘Ben je er nog?’
Ik plak een dubbeldropje tegen mijn gehemelte en knik.
‘Hm, hm’
Ik heb mijn moeders theorie al eens eerder gehoord. Een tijd geleden verbleef ik een paar maanden in een landhuis, waar ik zorgde voor de geiten van een Engelse dame die altijd tijgerprintjeans droeg. Ik had binnen twee weken mijn studie, studentenkamer en een paar vriendschappen opgezegd omdat ik een oud verhaal had gelezen over een meisje dat eropuit trekt.
Het meisje, Vasalisa, wordt door haar stiefmoeder en stiefzusters het bos in gestuurd om vuur te halen. Ze belandt bij Baba Yaga, een heks die woont in een huis op kippenpootjes. Daar leert het meisje de heilzame van de giftige medicijnen te scheiden en net zo kippig te dansen als de oude heks en haar meubilair. Als Vasalisa al haar taken heeft voltooid stuurt Baba Yaga haar terug naar huis met een vuurschedel, die haar de weg wijst. Bij thuiskomst verbrandt ze haar stiefzusters en stiefmoeder tot as.
Het verhaal staat in mijn kast, in een dik boek vol met mythen en verhalen over ontembare vrouwen. Ik kreeg het van mijn eerste grote liefde, die zelf een boek over wilde mannen heeft. We konden avonden lang naast elkaar in bed lezen, zijn zoutlampje tussen ons in gezet. Bij het ontbijt vertelde we elkaar over onze nieuwe inzichten, opgewonden roerend in onze kommen havermout. Om je vrouwelijke intuïtie te herstellen en jezelf te bevrijden van je innerlijke stiefzusters en stiefmoeder, zei het boek mij, moet je eropuit trekken. Mijn ex kon zich daar helemaal vinden, in zijn boek moest de man het veilige dorp verlaten.
‘Soms heb je een bos nodig’ zei hij.
‘En een heks!’ zei ik met een mond vol havermout.
Het waren wonderlijke ochtenden, al snel gingen we beiden niet meer naar college. Ik pakte een rugzak in met genoeg truien voor twee, maar hij bleef uiteindelijk thuis.
Mijn moeder schraapt haar keel, alsof ze weet waar ik aan denk.
‘Drastische keuzes zijn niet altijd de oplossing, Saar.’
Het landhuis waar ik naartoe ging stond niet op kippenpootjes en de Engelse dame deed niet aan dansen. Ze deed ook niet aan ontbijt, lunch of avondeten, maar wel aan paardrijden met rijke vrienden. Overdag wist ik vaak niet wat ik moest doen, de geiten waren niet erg sociaal. Eén keer kwam de ex van de dame langs, hij vroeg hoe mijn verblijf was en lijmde daarna de deuren van haar dure auto dicht.
Ik mocht een paar keer mee paardrijden. Van het zadel kreeg ik blauwe plekken aan de binnenkant van mijn benen, grote vlekken die paars en rood kleurden.
‘I do like horse-riding, but-’
Ik trok mijn broek naar beneden, en de vrouw schrok, wat leuk was. Ik voelde me een klein meisje dat haar billen nog niet heeft afgeveegd na het poepen. Eén vlek, die van mijn dij tot aan mijn knie liep, had de vorm van een laars met naaldhak. De vrouw probeerde niet naar mijn onderbroek te kijken maar legde haar schriele handen op mijn schouders en zei:
‘Sweetheart, you’re depressed.’
Mijn eerste – mijn enige – grote liefde was depressief. Toen ik naar Engeland vertrok werd hij vuilnisman. Op mijn telefoon staat nog de selfie die hij me stuurde op zijn eerste dag. Hij kijkt als een kind dat zich verkleed heeft maar op het laatste moment beseft dat het toch liever brandweerman wil zijn. De foto bleef lang ongeopend, ik had geen internet in het landhuis.
Laatst sms’te ik hem of hij al over mij heen is.
‘Lieverd, het is al een jaar uit.’
Ja, een jaar en acht dagen precies. Toen het net zes maanden uit was zei hij het nog een keer te willen proberen maar eerst moest hij van zijn depressie afkomen.
Ik verschuif het dubbeldropje van mijn ene wang naar de andere.
‘Ik weet dat drastische keuzes niet de oplossing zijn, maar soms- ’
Het verhaal van Vasalisa begint met het sterven van haar lieve moeder. Het sterven van haar moeder was nodig om bij de heks te komen en de heks maakte van Vasalisa een vrouw.
‘soms is het fijn om in ieder geval een keuze te maken.’
Ik plet het dropje. Mijn moeder zucht.
‘Niet smakken!’
Ze vertelt me dat zij op mijn leeftijd ook wel eens weemoedig was.
‘Vanaf mijn drieëntwintigste werd het allemaal beter.’
Dan heb ik nog twee jaar. Nog twee jaar om helemaal te stoppen met roken en met te veel rode wijn en mango sap drinken. Nog twee jaar om de stad te reinigen van mijn ex, sneller in slaap te vallen en niet meer ’s nachts wakker te schrikken, rond te dwalen en overdag naast de collegezaal in mijn lunchtrommel te kotsen van vermoeidheid.
Met de telefoon tegen mijn oor loop ik naar mijn boekenkast, kniel neer en pak het boek over de ontembare vrouwen. Het ruikt naar zolders, naar heksenkamers. Ik blader naar het verhaal van Vasalisa. De ik van twee jaar geleden heeft met een potlood haar favoriete zinnen onderstreept.
Om je intuïtie te herstellen en jezelf te bevrijden moet je de te goede moeder laten sterven, zegt het boek.
Aan de andere kant van de lijn klinkt een klik van de stereo en dan de stem van Leonard Cohen. Mijn moeder houdt de telefoon tegen de box aan. Zo is het net alsof Cohen in mijn oor fluistert.
‘Suzanne takes you down to her place near the river
You can hear the boats go by, you can spend the night forever’
Zijn meanderende stem voert me terug naar de kamer waarin ik ben opgegroeid. Een groene kamer naast die van mijn ouders, met uitzicht op de tuin. Mijn moeder draaide Leonard Cohen als ik niet kon slapen. Ze wachtte bij mijn deur tot ze mijn ademhaling dieper en langzamer hoorde worden en zette dan pas de stereo uit.
‘And you know that she's half-crazy but that's why you want to be there
And she feeds you tea and oranges that come all the way from China’
Mijn hart voelt beurs aan, als een stuk fruit dat langzaam onder mijn huid in pulp veranderd. Soms lig ik een hele dag in bed en stel me voor dat ik een peer ben. Het zonlicht maakt me waterig en bruin.
‘And she shows you where to look among the garbage and the flowers
There are heroes in the seaweed, there are children in the morning’
Op dat soort dagen zou ik zo graag willen dat ik gewoon een sudoku kon maken en gedag zeggen tegen mijn buurvrouw. Maar ik ben mijn moeder niet en ik zal haar waarschijnlijk ook nooit worden.
‘They are leaning out for love and they will lean that way forever
While Suzanne holds her mirror.’
Mijn moeder heet Suzanne. Ik noem haar nooit bij haar voornaam, dat doet Leonard Cohen voor me. Hij onthult een leven waar ik geen onderdeel van ben geweest. Een jonge vrouw die haar dagen en nachten op orde kreeg vanaf haar drieëntwintigste, misschien door naar Leonard Cohen te luisteren in het donker.
Hij stopt met zingen.
De cd-speler kraakt.
Ik klap het boek dicht, leg het in de volle lade van mijn bureau. Soms is het net alsof alle dingen die ik moet doen als kleine kinderen om mijn benen hangen. Krijsend, met het snot over hun kin druipend. Dan wil ik graag een sigaret. Maar mijn moeder heeft me nooit iets verboden, behalve kanker krijgen.
Aan de andere kant van de lijn vult ze haar fluitketel. Ze neuriet een deuntje, trommelt met haar vingers op de achterkant van de telefoon.
‘Misschien ben jij wel Baba Yaga’ zeg ik.
‘Hé?’ roept mijn moeder boven het kletterende water uit.
‘Dat jij Baba Yaga bent!’
Toen ze jong was wou ze kunstenares worden. Ze hakte de hoofden van haar barbies af en maakte er vogelhuisjes van. Mijn opa vond de kunstacademie een slecht idee, hij stuurde mijn moeder langs bij een bevriende kunstenaar die in een kelder in Amsterdam woonde. Het stonk daar naar sterke drank en rotte bananen. De kunstenaar zei tegen mijn moeder dat alle docenten op de academie viezerikken zijn en vroeg haar of ze banaan lustte.
Mijn moeder lacht.
‘Nou, dan moeten we dansen en pompoentaart bakken!’
We lachen samen onze beste heksenlach, het galmt door mijn kamer.
‘Zal ik je op komen halen?’
Mijn moeder blaast in haar thee.
Ik graai nog een dubbeldropje uit de pot.
‘Saar?’
Vasalisa koos er niet voor dat haar lieve moeder stierf.
Wie weet wat er was gebeurd als ze was blijven leven.
‘Lieverd, wil je dat?’
Ik plak het dubbeldropje tegen mijn gehemelte en knik.
‘Niet smakken!’
Lena Plantinga (1999) schrijft al van kinds af aan elke week een notitieboekje vol met verhalen, gedichten en gedachtespinsels. Ze studeert Writing For Performance aan de HKU, maar is daar voor een jaartje mee gestopt om bergen te beklimmen en te zorgen voor geiten.
Micky Dirkzwager (1998) is tekenaar, amateur-(alt)violist en een geverseerd piekeraar. Ze tekent het liefst in rumoerige ruimtes, en ziet graag dynamiek en humor in beelden. Haar guilty pleasures zijn schilderijen uit het eind van de 19e eeuw, en the Scissor Sisters, haar grootste vijand de naaktslak.