Tjeerd Spanjer, de opa van Noor, was loods tijdens de Tweede Wereldoorlog. Veertien dagen voordat Nederland capituleerde trouwde hij met zijn geliefde Geertje. Tijdens de oorlog hadden ze twee keer contact. Een intiem verhaal over de de oorlog en de bevrijding.
Tijdens het opruimen vond mijn moeder een map met zelfgeschreven verslagen, briefjes en officiële documenten van en over de oorlogstijd van mijn grootvader. Tjeerd Spanjer was in dienst bij de Nederlandse marine toen de oorlog begon. Als loods navigeerde en adviseerde hij kapiteins over de te nemen vaarroutes. In mei 1940 was hij 26 jaar oud en sinds twee weken getrouwd met Geertje, mijn grootmoeder. Nederland capituleerde en hij vluchtte met een loodsboot naar Engeland. Een halfjaar later was hij in New York, waar hij langere tijd verbleef en een opleiding kon volgen aan de zeevaartschool. Vanaf ‘42 voer hij konvooi, wat betekent dat hij als stuurman van koopvaardijschepen over de wereldzeeën zwierf, waarbij hij voet aan wal zette in Suriname en de Nederlandse Antillen.
In 1943 begon hij aan de terugreis van New York naar Engeland en in november 1944 vertrok hij -wederom op een loodsboot- naar Zeeland, waar de bezetters al verslagen en zo goed als vertrokken waren. Op het Engelse schip de S.S. Empire Duke voer hij met een groot konvooi langs de haven van Vlissingen, waar zijn huis stond. Hij schreef:
“Toen we met ons konvooi de rede van Vlissingen bereikten keken we natuurlijk naar de stad, die we 17 mei 1940 hadden moeten verlaten. Het was een troosteloos beeld wat we te zien kregen. De huizen op de boulevard kapot geschoten. Hotel Brittania een puinhoop. Dit laatste was geen wonder want de bezetter had dit als hoofdkwartier gebruikt. De buitenhaven geblokkeerd door wrakken. En toch was de stad goed herkenbaar. De Jacobstoren, de Oranjemolen en Michiel de Ruyter stonden nog overeind. Voor de bewoners moet het een fantastisch gezicht zijn geweest om zo’n twintigtal grote zeeschepen de rivier op te zien varen.”
Illustratie: Marthe Roosenboom // Studio M
In een andere passage vertelde hij over de meegereisde journalisten:
“Op de Empire Duke waren verschillende oorlogscorrespondenten aan boord. Met éen van hen had ik een lang en interessant gesprek. Ik vertelde hem dat ik, toen we met de loodsboot uit Nederland waren gevlucht, nog maar veertien dagen getrouwd was. De journalist vermeldde dit in zijn radioverslag en diezelfde week kreeg mijn vrouw op Terschelling twee brieven met dit bericht.”
In de vijf jaar dat de oorlog duurde, is er slechts twee keer contact geweest tussen Geertje en Tjeerd, via een telegram van het Rode Kruis. De brieven die zij kreeg naar aanleiding van dit radiobericht vertelden haar dat haar man veilig in het bevrijde Zeeland was gearriveerd. Ik kan me nauwelijks voorstellen hoe waardevol die boodschap geweest moet zijn: twee weken getrouwd en dan voor vijf jaar uit elkaar, en continu in onzekerheid over of de ander überhaupt nog in leven is. In de map die mijn moeder vond zat een van de twee telegrammen. Op 20 oktober 1943 schreef Tjeerd (‘not more than 25 words’):
“BEN VOL GOEDEN MOED. HOOP JULLIE SPOEDIG TERUG TE ZIEN. WEES VOL VERTROUWEN. HOOP HET ZAL NIET LANG MEER DUREN. MIJN GEDACHTEN LIEFDE EN KUSSEN VOOR JOU.”
Geertje ontving dit bericht twee maanden later, en op de achterkant staat haar antwoord geschreven, waarvan ik niet weet of ze het daadwerkelijk heeft kunnen versturen:
“Wij trachten moedig te blijven. Verwacht je elke dag liefste! Alle familieleden zenden groeten. Wees innig gekust en omhelsd door je Vrouw.”
Pas in mei 1945, na de bevrijding van de rest van Nederland, zagen ze elkaar en konden ze beginnen aan hun uitgestelde leven samen. Mijn moeder werd nog geen jaar later geboren in hun huis in Vlissingen, waar granaatscherven littekens op de muren hadden achtergelaten.