Julia Josephina heeft een ingewikkelde relatie met haar eigen verlegenheid. In een driedelig essay onderzoekt ze de weg naar een succesvol verlegen leven. Vorige week schreef ze een brief aan de schrijver van een zelfhulpboek over verlegenheid. Deze week doet ze verslag van een ontmoeting met een provocatief coach.
Ik zit aan de keukentafel met een kop koffie voor mijn neus. Na het lezen van twee weekendkranten ben ik in een discussie met mezelf verzeild geraakt. Ik had het idee dat mijn gedachten interessant waren, in mijn fantasie knikte de wereld instemmend mee. Net vulde ik online een test in waaruit bleek dat ik medium social anxiety heb.
Eerder moedigde Bernardo Carducci me aan uit mijn comfortzone te treden (dat is kort de strekking van zijn 300 pagina’s tellende betoog). Misschien ben ik niet verlegen genoeg om de noodzaak van zijn verhaal te voelen. Waarschijnlijker nog voel ik afkeer bij het idee te moeten ‘genezen’. Terwijl de assertiviteit en schaamteloosheid hun hoogtijdagen vieren, raakt verlegenheid in de vergetelheid. Het is nu eenmaal geen begerenswaardige eigenschap. Volgens Rachel Cooke in The Guardian is verlegenheid a word to be whispered these days, iets waar geen ruimte voor is in het openbare leven. Ik ben verknocht aan mijn verlegenheid, moeten genezen klinkt in mijn oren als het afstaan van mijn rode haar of de moedervlekken op mijn hand. Dan mist er iets.
Dus je vindt het vervelend dat je een grijze muis bent?
Vandaag sleur ik mezelf de comfortzone uit, de trein in, richting Hoogeveen. Er staat een gesprek met een provocatief coach op de planning. Hopelijk vind ik het juiste moment om naar de wc te vragen. Op internet lees ik, zoals de naam al doet vermoeden, dat de provocatief coach er een andere benadering op na houdt dan traditionele therapeuten. De provocatief coach verwerpt de gedachte dat de ik een broze ziel zou zijn die bescherming en bevestiging nodig heeft, en omarmt de helende werking van humor. Het gesprek zou een nauwkeurige afspiegeling kunnen zijn van hoe ik me in dagelijkse situaties gedraag.
We zitten op een terras. Ellis van Schaik, provocatief coach, heeft me net opgehaald van het station. Zo op het eerste gezicht lijken de problemen ver weg. Dit is de eerste terrasdag na een grijze winter. Toch wil Ellis tot irritatie toe weten wat mijn probleem nu eigenlijk is. Ik stamel iets over verlegenheid, over assertiviteit, het gevoel hebben achter te lopen in sociale vaardigheid, niet kunnen netwerken, het tegenovergestelde zijn van bold and authentic. Ze vergroot mijn zwakke punten uit: ‘Dus je vindt het vervelend dat je een grijze muis bent?’, en geeft absurde verklaringen: ‘Ben je niet gewoon stil omdat je eigenlijk niets te zeggen hebt?’ Ergens in de chaos probeer ik een weg te vinden naar wat mijn probleem nu eigenlijk is, maar die krijg ik niet meer helder geformuleerd. ‘Vind je het niet verschrikkelijk vermoeiend zo sociaal onhandig te zijn?’
Ellis’ open, assertieve houding werkt aanstekelijk, maar is ook intimiderend. Ze drijft me in de hoek. Dat gevoel herken ik uit mijn dagelijkse sociale leven, en is misschien de reden dat ik aversie voel tegen assertiviteit. Vanwege mijn verlegenheid ben ik vaak volgend (in plaats van leidend) in een gesprek. Hoe groter het verschil in volgen en leiden tussen gesprekspartners, hoe groter de disbalans in machtsverhouding. Ellis laat mij niet met rust. Sterker nog, ze doet er nog een schep bovenop: ‘Ben jij eigenlijk niet algemeen onderontwikkeld?’ Nu sta ik echt in de hoek. In een vlaag van zwak zelfvertrouwen stamel ik dat ik het met haar eens ben.
Gesprekken voeren is moeilijk voor de verlegen mens.
‘Echt?’ vraagt Ellis. Een verontwaardigde blik. Ze slaat een andere toon aan dan daarnet, serieuzer. ‘Je bent het met me eens als ik zeg dat je een onderontwikkeld mens bent?’ De stilte maakt zich zwaar in mijn lichaam. ‘Het valt me op dat je geen grens aangeeft. Op geen enkel moment in het gesprek zeg je dat je het niet eens bent met wat ik over jou zeg. En ik ken je pas een uur! Hoe zou ik nou iets kunnen zeggen over wie jij bent?’
Op lichtvoetige maar indringende wijze heeft Ellis me laten ervaren waar het al die tijd al mis ging: ik laat mijn zelfbeeld afhangen van wat anderen over mij zeggen. Dit gesprek illustreert hoe ik me opstel in dagelijkse gesprekken, zij het minder subtiel, waarin ik die ander dien in zijn of haar mening. Met de signalen die ik opvang, probeer ik een beeld te schetsen van hoe diegene over mij denkt. Die observerende houding is er altijd, en is in zekere zin de voedingsbodem van mijn schrijverschap, maar kan, zo weet ik nu, ook mijn zelfbeeld aantasten. Mijn gesprekspartner is namelijk helemaal niet met mij bezig, laat staan dat hij of zij actief signalen mijn kant op stuurt die iets weggeven over hoe leuk ik ben.
Gesprekken voeren is moeilijk voor de verlegen mens. Volgens Joe Moran komt dat door de waarde die een verlegene aan menselijk contact hecht. We zouden te veel twijfelen in onze pogingen tot contact. Maar de moeilijkheid en het ongemak van een ‘echt’ gesprek dragen ook een enorme aantrekkingskracht in zich. We hunkeren naar wat voor ons niet vanzelfsprekend is.
Het probleem is niet mijn verlegenheid, maar mijn onzekere houding ten opzichte van mijn verlegenheid. Waarom kan ik mijn verlegenheid niet zelfverzekerd dragen? Wil ik, net zoals de stemmen op het internet, bold and authentic zijn? Waarom niet bold, authentic and shy?