Asset 14

Dagboek van een proefkonijn (deel 2)

Dagboek van een proefkonijn

In de zoektocht naar een COVID-19-vaccin wordt er mogelijk deze zomer al op proefpersonen getest – de onvermijdelijke laatste stap in medicijnonderzoek. Hoelang houden mensen het vol in een kliniek en bloeit er weleens liefde op tussen proefpersonen? Oscar Spaans deed eind vorig jaar mee aan medicijnonderzoek en verwerkte zijn notities tot een driedelige serie. Deze week deel 2: Dagboek van een proefkonijn.

Reserve

Het is vreemd om hier als gezond mens te liggen. De deuren en tussenwanden van de slaapkamers zijn van glas, alleen het gordijn rond mijn bed geeft een idee van privacy. Ik ben net wakker geworden van het gewicht van de holter, een apparaatje dat mijn hartritme registreert. Het kastje gleed van de rand van het matras en bleef daar boven de vloer bungelen aan de snoeren die met stickers op mijn borst zitten geplakt.

Achter het gordijn klinkt de diepe ademhaling van Lammert, mijn kamergenoot, een grote man met kleine pretoogjes. Hij is een gepensioneerde waterbouwer uit Groningen. Gisteravond zijn we binnengekomen. Hij en ik zijn de reserveproefpersonen: als er morgen om 12.00 niemand van onze groep is uitgevallen, worden we met een vergoeding naar huis gestuurd.

Voor mij is het de derde keer dat ik in deze kliniek kom, het CHDR (Centre for Human Drug Research) in Leiden. Lammert komt hier voor het eerst maar is al in veel andere klinieken geweest, zelfs in België en Duitsland. Hij is een veteraan die zich als aanvulling op zijn pensioen om de zoveel maanden aanmeldt als proefpersoon. ‘Antwerpen blijft ’t mooist. ’t Is allemaal ouwe zooi, maar ik heb iets met die Belgen, ik weet niet wat dat is. Zo’n studie daar is echt een uitje voor me.’

Neem hem maar

Ochtend. Gedoucht en aangekleed zit ik op bed. Naast me, op zijn eigen bed, zit Lammert met zijn laptop op schoot. Hij heeft er weinig vertrouwen in dat wij nog worden ingezet en speurt op internet naar vliegtickets om te ontsnappen aan dit herfstige weer. Zijn trolley staat al ingepakt naast de deur. ‘Waarom zou ik meteen teruggaan naar Groningen? Ik heb alles bij me, de trein komt toch langs Schiphol.’

Als ze me voor ieder buisje opnieuw moesten prikken, zou ik er aan het eind van de dag bijlopen als een personage uit Requiem for a dream.

Om half twaalf begin ik mijn tas ook maar in te pakken. Ik stuur een berichtje naar een vriendin, maak plannen om iets te gaan drinken; het is tenslotte dinsdag.

Net als ik mijn tas dichtrits, snelt een verpleegster de kamer binnen en richt zich tot Lammert. ‘Ik kom u meenemen, er is iemand uitgevallen.’

Kennelijk ben ik tweede keuze. Maar de vrijgezelle pensionado zit al met zijn hoofd in Zuid-Europa en gebaart naar mij. ‘Neem hem maar, ik heb het wel gezien hier.’

Scrubben

Even later bevind ik me een verdieping hoger in een kleine kamer met een bed, een bureau en een paar computerschermen. In het systeemplafond brandt een tl-lamp, het daglicht wordt geblokkeerd door een rolgordijn. Op mijn hoofd zit een cap, een soort stoffen badmuts met éénentwintig elektroden die mijn hersenactiviteit registreren. In het midden van de contactpunten zit een klein gaatje waar de meetassistente - een studente klinische psychiatrie - een spuit gevuld met geleidingsgel doorheen prikt. Ik voel de koude substantie door mijn haar kruipen. Met de bot gemaakte punt van de spuit schraapt het meisje over mijn schedel om dooie huidcellen te verwijderen en zodoende de weerstand te minimaliseren. Op het computerscherm zie ik een bovenaanzicht van mijn hoofd met de éénentwintig elektroden. Terwijl ze scrubt, verspringen de contactpunten van rood naar geel naar groen.

Als de cap goed zit komt er een verpleegster binnen. Ze heeft een bakje in haar hand met daarin een canule en een aantal reageerbuisjes. ‘Welke arm?’

Ik steek mijn armen naar voren. ‘Kies maar.’

Ze brengt een stuwband aan rond de biceps van mijn rechterarm, vraagt me om een vuist te maken. Met haar vinger wrijft ze over een opzwellende ader. De naald glijdt door mijn huid, bloed kringelt door een slangetje, het reageerbuisje loopt vol. Als alle buisjes gevuld zijn wordt de canule op mijn arm vast getapet en afgedekt met een dot watten en een gaasje. Gedurende de dag zullen er tientallen buisjes worden afgetapt met behulp van een kraantje bovenop de canule; als ze me voor ieder buisje opnieuw moesten prikken, zou ik er aan het eind van de dag bijlopen als een personage uit Requiem for a dream.

Heftige vragen

De arts die het onderzoek leidt komt binnen, een vrouw met een sympathiek gezicht, ik schat haar achter in de dertig. Ze stelt zich voor.

‘Vind je het vervelend als ik je een paar persoonlijke vragen stel?’

‘Nee.’ 

‘Ben je ooit weleens naar bed gegaan met de gedachte: werd ik maar nooit meer wakker?’

‘Nee.’ (Stiekem is het weleens voorgekomen, maar dan had het met liefdesverdriet te maken en dan telt het niet.)

‘Heb je ooit weleens over zelfmoord nagedacht, een poging ondernomen of voorbereidingen getroffen?’

‘Soms probeer ik me voor te stellen hoe het zou zijn. Maar dat is meer bij wijze van gedachtenexperiment, niet als serieuze overweging.’

Ze knikt en vinkt een hokje aan.

Testjes

Ik onderga dit allemaal zittend in een wat grote, lompe stoel. Het ding staat op wielen en is rondom bekleed met blauw imitatieleer. De zitting is te hoog en te diep, zodat mijn voeten zo’n beetje boven de grond bungelen. De meetassistente sluit me aan op de apparatuur en komt dan achter me staan om de stoel te positioneren, waardoor ik me nog hulpbehoevender voel.

Bij de eerste CNS-test (CNS staat voor Central Nervous System) moet ik tien minuten naar de deur kijken zonder mijn blik te fixeren, en me ondertussen niet verroeren.

‘Ogen open. Open sluiten,’ zegt de meetassistente om de minuut. Haar stem is zacht en bezwerend, de kamer karig verlicht.

Ik probeer de test te benaderen als een soort meditatieoefening en concentreer me op mijn ademhaling. Maar telkens ruik ik de lijmachtige geur van de geleidingsgel die het meisje in mijn haar heeft gespoten en voel ik de stickers en snoeren en elektroden en naalden op en om en in mijn lichaam. In gedachten zie ik Lammert met zijn trolley door de vertrekhal van Schiphol banjeren.

De ergste proef is er één waarbij ik negen minuten lang met een koptelefoon op naar een zwart scherm zit te staren. Elke seconde hoor ik een toon, zoals wanneer je een cijfer intoetst op een vaste telefoonlijn. Soms klinkt er ineens een hoge toon tussendoor, dan moet ik op een knop drukken. De ruim vijfhonderd piepjes hebben een hypnotiserend effect op me - en niet op een aangename manier. Negen minuten is net vol te houden, maar ik kan me voorstellen dat je een mens hier op den duur mee tot waanzin kan drijven.

Honger

Ik wil eten maar dat mag pas om 17.54 – vier uur nadat ik mijn eerste dosis medicatie heb gekregen.  Ontbijten mocht ook niet, het middel – of een placebo - moet op een nuchtere maag worden ingenomen. Drie kleine, witte pilletjes zijn het, één van 10 milligram en twee van 2,5 milligram, die ik onder het toeziend oog van twee verpleegsters doorslik.

De CNS-testen worden tot ’s avonds laat herhaald. Meetassistentes komen en gaan, de proefpersoon blijft. Tussen de sessies door komt er vrijwel ieder uur een paar verpleegsters langs voor bloedafname, bloeddrukmeting, ECG’s (hartfilmpjes) en EEG’s (om de hersenactiviteit te meten). Ze zijn allemaal erg aardig voor me en vragen de hele tijd hoe ik me voel en of ik klachten heb, maar het gaat eigenlijk wel, ik heb alleen flinke trek.

‘Dat snap ik,’ zeggen ze meelevend. ‘Nog héél even volhouden.’ 

Beweegredenen

Mijn collega-proefpersonen en ik zijn allemaal erg verschillende personen. Behalve ik - de aanmodderende schrijver - en Shaquille - die van zijn moeder moet gaan studeren maar daar zelf nog niet helemaal over uit is – bestaat ons groepje uit de Curaçaose studente geneeskunde Tisainy, die in haar vrije tijd weergaloos mooie kleding naait, de klassiek geschoolde gitarist Bart, die een minimalistisch leven voorstaat en met enige trots vertelt dat hij en zijn vriendin de afgelopen twee jaar een inkomen van precies nul konden doorgeven aan de belastingdienst, en tenslotte de 18-jarige Yasmine uit het oosten van het land, die net haar vwo-diploma heeft behaald.

Wat we gemeen hebben is de reden dat we hier zitten: de financiële vergoeding, die een stuk hoger is dan wat wij anders in tweeënhalve week zouden kunnen verdienen.

Ze vertelt dat de groep voor ons na een week zo ongeveer in opstand kwam omdat ze niet naar buiten mochten.

Flirten

Verpleegster Tessa zit op een krukje naast mijn bed, haar benen over elkaar geslagen, de handen rustend in haar schoot. Ik kijk naar haar ranke, witte vingers, zij naar de digitale klok aan de muur boven mijn bed. ‘Een minuutje nog,’ zegt ze.

Het wachten is op het moment dat ze de bloeddrukband rond mijn bovenarm mag opblazen; de metingen moeten allemaal op de minuut nauwkeurig plaatsvinden.

‘Ik heb geen haast,’ zeg ik.

‘Nee?’ Haar gezicht heeft iets strengs, maar nu krullen haar mondhoeken op, en in haar priemende ogen zie ik een fonkeling. ‘Geen spannende afspraken vandaag?’

‘Alleen met jou. Hierna ben ik vrij.’

Ze komt overeind en drukt op de knop van het bloeddrukapparaat dat naast mijn bed staat. De compressor begint te zoemen, een tintelende sensatie zwelt op in mijn afgeknelde bovenarm. Het apparaat piept, de bloeddrukband loopt leeg, Tessa noteert de waardes: bovendruk, onderdruk, hartslag. Dan scheurt ze een zakje open en haalt er een naald uit.

‘Sorry, ik heb koude handen,’ zegt ze als ze haar vingers op mijn arm legt om een ader te zoeken.

‘Is dit niet vreemd om te doen, vooral de eerste keer?’ vraag ik.

‘Prikken?’

‘Ja.’

‘Het hangt een beetje van de persoon af. Als iemand bang is voor naalden, dan ben ik bang om ze pijn te doen.’

‘Vermaak je je wel een beetje hier?’ vraagt ze terwijl ze de naald door mijn huid prikt.

Ik antwoord dat de tijd verbazingwekkend snel voorbij gaat en dat het eigenlijk best gezellig is; er is altijd wel iemand in de huiskamer die zin heeft in een praatje of om een spelletje te doen.

‘Het scheelt wel als je het een beetje met elkaar kunt vinden hier,’ zegt ze. Je zit toch tweeënhalve week samen op een afdeling.’

‘Bloeit er weleens iets moois op?’

‘Tussen proefpersonen?’

‘Bijvoorbeeld.’

‘Dát heb ik nog niet meegemaakt.’ Ze onderdrukt een glimlach. 

‘Maar?’

‘Maar ik maak het weleens mee dat een proefpersoon iets bij mij probeert.’

‘Niet waar!’

‘Laatst vroeg iemand mijn nummer.’

‘En toen?’

Ze kijkt me even aan voordat ze de naald uit mijn arm trekt. ‘Toen zei ik dat dat ongepast was.’

Snel drukt ze een watje op de plek op mijn arm. ‘Goed afdrukken.’

‘Ongepast is het woord.’

Ze houdt het buisje met mijn bloed tussen duim en wijsvinger en draait het een paar keer ondersteboven.

‘Waarom doe je dat?’

‘Voor de mensen in het lab beneden. In het buisje zit een stofje dat reageert met je bloed. Zo vermengt het beter.’ Ze pakt een thermometer. ‘Alleen nog even je temperatuur.’ Ze duwt het apparaatje in mijn oor totdat het piept. ’Zesendertig en een half. Dat was het weer voor vandaag. Zal ik je gordijn dichtdoen?’

Modelgroep

Pas de laatste dag sluipt er een gevoel van rusteloosheid in de groep. Met zijn vijven zitten we te wachten aan de lange tafel waaraan we de afgelopen zestien dagen zo vaak samen zaten te eten, te praten, te rummikuppen, te kaarten. Onze tassen staan ingepakt naast de balie. Voor het eerst in ruim twee weken zien we elkaar in kleren waarmee we over straat durven; onze dagen hier sleten we in slonzige huiskloffies.

De laatste bloed- en urinemonsters zijn vanochtend met het liftje naar het lab gestuurd. Het verlossende woord, voordat we eindelijk de buitenlucht weer in mogen, moet komen van de arts die momenteel de resultaten controleert op afwijkende waardes.

Een van de verpleegsters complimenteert ons dat we zo’n rustige en ontspannen groep zijn geweest; ze vertelt dat de groep voor ons na een week zo ongeveer in opstand kwam omdat ze niet naar buiten mochten.

‘Ach, je weet van tevoren toch waarvoor je je opgeeft,’ zegt Bart, en ik ben het met hem eens. In de woorden van een andere verpleegkundige: ‘Je verkoopt hier misschien niet je ziel, maar wel je lichaam.’

Lees Overwegingen van een proefkonijn (deel 3) hier.

Mail

Oscar Spaans schrijft verhalen en doet verder het liefst zo min mogelijk.

Nik Heemskerk is een illustrator en stripmaker uit Utrecht.

Hard//hoofd is gratis en
heeft geen advertenties

Steun Hard//hoofd

Ontvang persoonlijke brieven
van redacteuren

Inschrijven
Lees meer
test
het laatste
Een cactus in een zompig moeras

Een cactus in een zompig moeras

Een cactus kan toch niet groeien in een zompig moeras? In dit essay schetst Jam een realistisch beeld van de autistische ervaring in een kapitalistisch systeem dat productiviteit als het hoogste goed beschouwt. Lees meer

Lieve buren

Lieve buren

Ze hebben dezelfde brievenbus en dezelfde supermarkt, maar Nienke Blanc vraagt zich in deze nooit verzonden brief af of dat het enige is dat ze met haar buren deelt. Lees meer

Best Friend (For The Forseeable Future)

Best Friend (For The Forseeable Future)

Lotte Krakers’ vriendschap met Karlien eindigde mét blauwe vinkjes, maar zonder antwoorden. Het laat Lotte reflecteren op het afdwingen van gelijkenissen in een vriendschap, en het plaatsen van vrienden op voetstukken: ‘Karlien hield me een spiegel voor, waarin ik vooral zag wat ik niet was.’ Lees meer

Je hebt mij getekend voor het leven

Je hebt mij getekend voor het leven

Hoe sluit je een hoofdstuk af? Jop Koopman schreef een brief aan zijn oude baas, in wiens tulpenbedrijf hij als invalkracht een bedrijfsongeval meemaakte. Lees meer

De dooddoener van het kwaad

De dooddoener van het kwaad

Bas Keemink bespreekt de film 'The Zone of Interest', waarin Jonathan Glazer 'Big Brother' naar de Holocaust brengt. Lovende kritieken schrijven dat hij Hannah Arendts theorie, de banaliteit van het kwaad, goed in beeld brengt, maar is dat wel zo? Lees meer

Exteriors, Annie Ernaux and Photography

Exteriors, Annie Ernaux and Photography

Jorne Vriens bezocht een tentoonstelling in Parijs en dit leidde tot een prachtige uiteenzetting over tekst, smartphones, connectie en fotografie. Lees meer

De eerste leugen

De eerste leugen

De eerste keer dat Job van Ballegoijen de Jong loog, was het bijna onschuldig. Een leugentje om bestwil, dacht hij toen, om zijn moeder gerust te stellen. Maar die eerste leugen groeide uit tot een web waarin hij langzaam verstrikte. In zijn debuut 'Morgen vertel ik alles' vertelt hij waarom iedereen een tweede (of derde) kans verdient. Lees meer

Leven in laagjes

Leven in laagjes

In dit essay geeft Dani Bouwman een intieme reflectie op identiteit, familie en het verlangen naar een plek waar hij volledig zichzelf kan zijn. Lees meer

De overkokende theatraliteit van Pierre Bokma maakt van Zomergasten weer een feestje

De overkokende theatraliteit van Pierre Bokma maakt van Zomergasten weer een feestje

Reinout Bongers schreef een nabeschouwing van de Zomergasten-aflevering met Pierre Bokma als gast of, moeten we zeggen, hoofdrol? "Therapie heeft hij wel geprobeerd, maar dat leverde hem - naar eigen zeggen - vooral een lege bankrekening op." Lees meer

Eerherstel voor mijn stiefmoeder

Eerherstel voor mijn stiefmoeder

Toen zijn stiefmoeder Pieta stierf, voelde het voor Jelle Havermans alsof hij werd bevrijd van een van zijn grootste onderdrukkers. Voor ons Sorry-magazine schreef hij dit essay waarin hij jaren later toegeeft dat de vrouw die hem en zijn zusje het leven zuur maakte, ook slachtoffer was van haar eigen tijdsgeest en omgeving. Lees meer

:Aan een dun touwtje: Over onbegrip, offers en intergenerationele solidariteit

Aan een dun touwtje: Over onbegrip, offers en intergenerationele solidariteit

In dit persoonlijke essay ontrafelt Laura Korvinus de draden die haar met haar oma verbinden. Langs welke verhalen of assen kan verbondenheid tussen verschillende generaties ontstaan en worden vastgehouden? Deel 1. 
 Onderweg naar mijn grootouders glipt een herinnering mijn gedachten binnen. Op een oude video ben ik aan het spelen aan de rand van... Lees meer

Op studiobezoek bij Koen van den Broek

Op studiobezoek bij Koen van den Broek

Aucke Paulusma ging op studiobezoek bij kunstschilder Koen van den Broek. In de hoop inspiratie op te doen voor zijn eigen kunstenaarscarrière, bespreken ze de kunst. Lees meer

:Sōsaku hanga: Modernistische kippenvelkunst volgens het boekje? 7

Sōsaku hanga: Modernistische kippenvelkunst volgens het boekje?

Waarom blijft prachtige kunst soms onbekend? Janke Boskma kreeg kippenvel van Sōsaku hanga en dook in de Japanse kunstgeschiedenis. Lees meer

Ook boze mensen kunnen kwetsbaar zijn

Ook boze mensen kunnen kwetsbaar zijn

Ettie reageert voor een laatste keer op een brief van Jochum, door te schrijven over verdriet, kwetsbaarheid, woede en het belang van actief luisteren. Lees meer

:'Hoop is het laatste dat sterft, maar op dit moment is de situatie tamelijk hopeloos': Sana Valiulina te gast in Zomergasten

'Hoop is het laatste dat sterft, maar op dit moment is de situatie tamelijk hopeloos': Sana Valiulina te gast in Zomergasten

Juul Kruse bekijkt de Zomergasten-aflevering van Sana Valiulina, waarin zij bovenal probeert hoop te houden en overeind te blijven tegen de achtergrond van immer grimmig Rusland. Lees meer

Een excuus in een klein restaurant

Een excuus in een klein restaurant

Ettie schreef een brief aan Jochum, die hem ontroerde. Hij besloot een brief terug te sturen over excuses, ouders en wat het betekent om zowel een cis-man én queer te zijn. Lees meer

Een goed passend hokje is nog steeds een hokje

Een goed passend hokje is nog steeds een hokje

Vorige week schreef Jochum een brief aan Ettie over zijn ervaring met queer-zijn, biseksualiteit en identiteit tijdens zijn jeugd. In deze brief reageert Ettie met haar eigen ervaring en vraagt ze zich af of iedereen queer zou kunnen zijn. Lees meer

De schipperende kameleon: zomergast Van der Burg is sociaal voor de mensen, maar liberaal in het beleid

De schipperende kameleon: Zomergast Van der Burg is sociaal voor de mensen, maar liberaal in het beleid

Eric van der Burg was op bezoek bij Zomergasten. Marthe van Bronkhorst geeft in dit artikel haar scherpe analyse op de aflevering. Lees meer

Briefwisseling Ettie en Jochum - Brief 2

Wie wil nou een slachtoffer zijn?

Jochum ontving een brief van Ettie over zijn nooit-verstuurde brief aan zijn jeugdliefde. Ettie vindt dat Jochum de vrijheid van de queeridenteit niet goed beschrijft. Hij besluit Ettie een brief terug te sturen en op haar kritiek in te gaan. Lees meer

Briefwisseling Ettie en Jochum - brief 1

Het privilege van lesbisch-zijn

Een nooit verstuurde brief die door Jochum Veenstra op Hard//Hoofd gepubliceerd werd, begon een eigen leven te krijgen in het hoofd van Ettie, die niet zo goed wist wat ze ervan moest vinden en er toen maar over besloot te schrijven. Het resultaat is een niet-verstuurde brief die ze toch besloot op te sturen. Lees meer

Lees Hard//hoofd op papier!

Hard//hoofd verschijnt vanaf nu twee keer per jaar op papier! Dankzij de hulp van onze lezers kunnen we nog vaker een podium bieden aan aanstormend talent. Schrijf je nu in voor slechts €2,50 per maand en ontvang in maart je eerste papieren tijdschrift. Veel leesplezier!

Word trouwe lezer